ECLI:NL:RBAMS:2012:BV3118

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 februari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-676022-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling van vader voor mishandeling van pasgeboren dochter met zware gevolgen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 7 februari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een vader die zijn pasgeboren dochter ernstig heeft mishandeld. De verdachte werd veroordeeld tot drie jaar gevangenisstraf en terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden. De rechtbank achtte bewezen dat de vader zijn dochter vanaf haar geboorte tot aan het moment dat zij acht weken oud was, krachtig heeft geschud en daarnaast regelmatig heeft geknepen en gebeten. Dit leidde tot zwaar lichamelijk letsel en het risico op overlijden voor het kind. De rechtbank benadrukte dat de vader op grove wijze inbreuk heeft gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochter, die afhankelijk was van hem voor zorg en bescherming. Bovendien had de vader al eerder een veroordeling voor zware mishandeling van een ander kind, wat zijn bewustzijn van het gevaar dat hij voor kleine kinderen vormde, onderstreepte.

De rechtbank oordeelde dat de dagvaarding geldig was en dat er geen redenen waren voor schorsing van de vervolging. De bewijsvoering was overtuigend, met getuigenverklaringen en medische rapporten die de mishandeling bevestigden. De rechtbank nam de conclusies van deskundigen over, die aangaven dat de verdachte lijdt aan een persoonlijkheidsstoornis, wat zijn impulsieve gedrag verklaarde. De rechtbank oordeelde dat een TBS met voorwaarden noodzakelijk was om herhaling van delict gedrag te voorkomen.

De rechtbank legde de verdachte een onvoorwaardelijke gevangenisstraf op van drie jaar, met aftrek van de tijd die hij in voorarrest had doorgebracht. Daarnaast werd de Reclassering Nederland belast met de begeleiding van de verdachte bij de naleving van de voorwaarden van de TBS. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, evenals met de persoonlijke situatie van de verdachte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/676022-11
Datum uitspraak: 7 februari 2012
op tegenspraak
VERKORT VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [1972],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats], gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting Amsterdam Over-Amstel, Huis van Bewaring “Demersluis”.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 24 januari 2012.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 oktober 2010 tot en met 9 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk [slachtoffer] (geboren op 12 oktober 2010) van het leven te beroven, met dat opzet met één of meer van zijn mededader(s), althans alleen naar voornoemde [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij verdachte en/of zijn mededader(s) die [slachtoffer] heeft/hebben opgetild en/of vastgehouden en/of (vervolgens) die [slachtoffer] (gedurende enige tijd) krachtig heen en weer heeft/hebben geschud en/of éénmaal of meermalen die [slachtoffer] heeft/hebben gestompt en/of geslagen tegen het lichaam en/of voornoemde [slachtoffer] éénmaal of meermalen op/tegen de grond heeft/hebben gegooid;
Subsidiair:
hij op één of meer tijdsip(pen) in of omstreeks de periode van 12 oktober 2010 tot en met 9 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, (telkens) aan zijn kind genaamd [slachtoffer] (geboren op 12 oktober 2010), opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer zwelling(en) op de rug en/of blauwe verkleuringen op de rug en/of wangen en/of billen en/of huidbeschadigingen op de voetzolen en/of één of meer vochtophoping(en) onder het buitenste harde hersenvlies en/of één of meer netvliesbloeding(en) in één of meer o(o)g(en) en/of één of meer ribbreuk(en) en/of één of meer scheenbeenbreuk(en) en/of één of meer vingerbreuk(en) en/of één of meer bloedophoping(en) onder het harde buitenste hersenvlies heeft/hebben toegebracht, door voornoemde [slachtoffer] opzettelijk op te tillen en/of vast te houden en/of (vervolgens (gedurende enige tijd) met kracht heen en weer te schudden en/of voornoemde [slachtoffer] éénmaal of meermalen te stompen en/of te slaan tegen het lichaam en/of voornoemde [slachtoffer] op/tegen de grond te gooien en/of voornoemde [slachtoffer] met een brandend voorwerp te bewerken;
meer subsidiair:
hij op één op meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 oktober 2010 tot en met 9 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) opzettelijk zijn kind genaamd [slachtoffer] (geboren op 12 oktober 2010) heeft/hebben mishandeld, bestaande die mishandeling uit het opzettelijk optillen en/of vasthouden en/of (vervolgens (gedurende enige tijd) met kracht
heen en weer schudden van voornoemde [slachtoffer] en/of uit het éénmaal of meermalen stompen en/of slaan tegen het lichaam van voornoemde [slachtoffer] en/of uit het op/tegen de grond gooien van voornoemde [slachtoffer] en/of uit het met een brandend voorwerp bewerken van de voetzolen, althans het lichaam van voornoemde [slachtoffer], tengevolge waarvan voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer zwelling(en) op de rug en/of blauwe verkleuringen op de rug en/of wangen en/of billen en/of huidbeschadigingen op de voetzolen en/of één of meer vochtophoping(en) onder het buitenste harde hersenvlies en/of één of meer netvliesbloeding(en) in één of meer o(o)g(en) en/of één of meer ribbreuk(en) en/of één of meer scheenbeenbreuk(en) en/of één of meer vingerbreuk(en) en/of één of meer bloedophoping(en) onder het harde buitenste hersenvlies althans enig lichamelijk letsel, heeft bekomen en/of pijn heeft ondervonden;
meest subsidiair:
hij op één of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 12 oktober 2010 tot en met 9 december 2010 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, (telkens) grovelijk, althans aanmerkelijk onvoorzichtig en/of onachtzaam en/of nalatig [slachtoffer] (geboren op 10 oktober 2010) heeft/hebben opgetild en/of vastgehouden en/of (vervolgens (gedurende enige tijd) met kracht heen en weer geschud en/of voornoemde [slachtoffer] éénmaal of meermalen gestompt en/of geslagen tegen het lichaam en/of voornoemde [slachtoffer] op/tegen de grond gegooid en/of op de grond laten vallen en/of voornoemde [slachtoffer] met een brandend voorwerp heeft/hebben bewerkt, waardoor het aan zijn schuld te wijten is geweest dat voornoemde [slachtoffer] zwaar lichamelijk letsel, te weten één of meer zwelling(en) op de rug en/of blauwe verkleuringen op de rug en/of wangen en/of billen en/of huidbeschadigingen op de voetzolen en/of één of meer vochtophoping(en) onder het buitenste harde hersenvlies en/of één of meer netvliesbloeding(en) in één of meer o(o)g(en) en/of één of meer ribbreuk(en) en/of één of meer scheenbeenbreuk(en) en/of één of meer vingerbreuk(en) en/of één of meer bloedophoping(en) onder het harde buitenste hersenvlies, heeft bekomen, althans zodanig lichamelijk letsel dat daaruit tijdelijke ziekte van
voornoemde [slachtoffer] is ontstaan;
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte,
in de periode van 12 oktober 2010 tot en met 9 december 2010 te Amsterdam, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk [slachtoffer], geboren op 12 oktober 2010, van het leven te beroven, met dat opzet naar voornoemde [slachtoffer] is toegegaan, waarna hij, verdachte, die [slachtoffer] heeft opgetild en vastgehouden en vervolgens die [slachtoffer] gedurende enige tijd krachtig heen en weer heeft geschud.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
4. Het bewijs
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. Nadere bewijsoverwegingen
5.1. opzet op de dood
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij het slachtoffer op 9 december 2010 met kracht heeft geschud. Uit verklaringen van de medeverdachte, afgelegd bij de politie, blijkt dat zij meermalen heeft gezien dat verdachte het slachtoffer schudde. Hierbij zag zij dat de voeten en de handen van het slachtoffer heen en weer gingen en ook het hoofdje. Uit het rapport van 4 januari 2011 van de forensisch arts De Lint blijkt van letsel dat goed kan passen bij het krachtig heen en weer schudden van het kind, te weten meerdere kleine netvliesbloedingen en één grotere netvliesbloeding. Verder zijn geconstateerd een ophoping van bloed onder het harde, buitenste hersenvlies, een cysteuze verandering in de voorste hersenkwab, een bloedige kneuzing onder de hersenschors en licht verwijde hersenruimten.
De rechtbank overweegt dat het een feit van algemene bekendheid is dat het met kracht door elkaar schudden van een baby de dood van de baby tot gevolg kan hebben. Dit geldt temeer indien, zoals in dit geval, het schudden plaatsvindt in de periode vanaf de geboorte van het slachtoffer tot aan het moment dat het slachtoffer acht weken oud is. Een babylichaam, en in het bijzonder het in die fase relatief grote en zware hoofd, moet worden ondersteund. Ook bij [slachtoffer] had het schudden fataal kunnen zijn. Immers, dr. mr. Das verklaart dat de bij [slachtoffer] geconstateerde verwondingen tot haar dood hadden kunnen leiden. Nu Das geen van de geconstateerde letsels van zijn conclusie uitsluit, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat Das in ieder geval ook op de hiervoor genoemde letsels doelt.
Het voorgaande leidt ertoe dat verdachte door de baby te schudden de aanmerkelijke kans op het intreden van de dood willens en wetens heeft aanvaard.
Door de raadsman is nog aangevoerd dat niet kan worden vastgesteld dat het door schudden toegebrachte letsel is veroorzaakt door verdachte nu de medeverdachte heeft bekend deze baby ook een keer te hebben geschud. Aan dit verweer gaat de rechtbank voorbij nu de rechtbank niet bewezen acht dat medeverdachte de baby heeft geschud.
Uit het voorgaande volgt dat het primair ten laste gelegde – met inachtneming van het hiernavolgende - bewezen kan worden.
Verdachte heeft ter terechtzitting bekend het slachtoffer gestompt te hebben op de scheenbeentjes. Nu niet is gebleken dat het stompen van het slachtoffer op zichzelf genomen gericht is op de dood van het slachtoffer zal verdachte van dit onderdeel van het onder primair ten laste gelegde worden vrijgesproken.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf en maatregel
8.1 De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door haar onder primair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren met aftrek van de tijd die verdachte in voorarrest heeft gezeten. Daarnaast heeft de officier van justitie gevorderd dat aan verdachte de maatregel van terbeschikkingstelling (TBS) met voorwaarden wordt opgelegd.
8.2. Het strafmaatverweer van de verdediging
De verdediging vindt dat in het requisitoir van de officier van justitie onvoldoende naar voren komt dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. Kort samengevat komt de verminderd toerekeningsvatbaarheid erop neer dat de gedragingen voor de helft aan verdachte kunnen worden aangerekend en voor de andere helft niet. De verdediging verzoekt de rechtbank een en ander sterker door te laten klinken in de straftoemeting.
Daarnaast voert de verdediging aan dat tijdens de eerste pro forma zitting op 20 april 2011 is gebleken dat verdachte ruim drie maanden in beperkingen heeft doorgebracht.
De officier van justitie was daar destijds niet van op de hoogte, maar op de pro forma zitting is wel duidelijk geworden dat het niet de bedoeling was dat verdachte zich nog steeds in beperkingen bevond. De verdediging verzoekt de rechtbank hier rekening mee te houden bij de oplegging van een eventuele straf.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
Uit de triplerapportage van 8 september 2011, opgemaakt door drs. A.A.R. de Kom, psychiater, en drs. G.M. Jansen, GZ-psycholoog, volgt dat bij verdachte sprake is van een persoonlijkheidsstoornis. Deze komt tot uiting in emotionele geremdheid, vermijdingsgedrag en het afsplitsen uit het bewustzijn van zijn woede. Onder de stress zoals die optreedt in de weken na de geboorte van een vaak huilend kind kan betrokkene impulsief en geprikkeld reageren. Hij onderschat daarbij zijn eigen kracht wanneer hij gegeven zijn beperkte vaardigheden door het kind wordt teleurgesteld omdat het niet kalm en rustig op hem reageert. Ten tijde van het ten laste gelegde was dit het geval. Er wordt geadviseerd verdachte als verminderd toerekeningsvatbaar te beschouwen. De kans op herhaling van een delict zoals thans aan verdachte ten laste is gelegd is al met al groot te noemen en doet zich naar verwachting op middellange termijn voor. Dit risico kan door begeleiding, training en behandeling worden beperkt tot een aanvaardbaar niveau. Hiervoor is geen klinische opname vereist en is ambulante behandeling beschikbaar. Klinische opname verhoogt de veiligheid, maar is niet proportioneel. Een TBS met verpleging zal betrokkene bovendien demotiveren omdat de daaraan verbonden langdurige vrijheidsbeperking niet noodzakelijk is. Gezien de ernst van het risico ligt de maatregel van TBS met voorwaarden meer voor de hand dan een toezicht in het kader van bijzondere voorwaarden dat weinig mogelijkheden tot het uitoefenen van motiverende druk biedt. Bovendien is een in aanleg jarenlange looptijd gewenst omdat verdachte tot een ingrijpende persoonlijkheidsverandering zal moeten worden bewogen.
De rechtbank neemt de conclusies van de deskundigen over en maakt deze tot de hare.
Reclassering Nederland adviseert in het rapport van 21 december 2011, opgemaakt door
J. Eckhardt, reclasseringswerker, om een TBS met voorwaarden aan verdachte op te leggen. Het kader TBS met voorwaarden geldt als stevig drangkader voor verdachte met als doel ook op de lange termijn niet te recidiveren. Onderdeel hiervan is dat verdachte gaat communiceren over zijn irritaties/boosheid/woede en controle krijgt over zijn impulsiviteit.
Gelet op de inhoud van de genoemde rapporten, met gelijkluidende adviezen, en de ernst van het feit is de rechtbank van oordeel dat een TBS met voorwaarden noodzakelijk is. De rechtbank overweegt daarbij dat er sprake is van ernstige problematiek bij verdachte, waarvoor behandeling, met name gericht op het onder controle krijgen van zijn impulsiviteit, in een strak juridisch kader dringend geboden is. Zonder deze behandeling blijft het gevaar op herhaling hoog en wordt de kans dat verdachte wederom de fout ingaat alleen maar groter.
De rechtbank heeft in aanmerking genomen dat voldaan wordt aan de eisen die de wet aan het opleggen van een TBS met voorwaarden stelt, te weten dat het bewezen geachte een misdrijf is waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van vier jaren of meer is gesteld, en de veiligheid van anderen, dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel eist.
Oplegging van dwangverpleging is thans niet nodig. Met inachtneming van het maatregelenrapport van de Reclassering, kan naar het oordeel van de rechtbank worden volstaan met het opleggen van de volgende voorwaarden:
1. verdachte pleegt gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling met voorwaarden geen strafbare feiten;
2. verdachte geeft gevolg aan uitnodigingen voor een gesprek, wanneer hij daartoe door de reclassering wordt opgeroepen. Hij blijft zich melden gedurende door de reclassering bepaalde perioden in een frequentie die door de reclassering wordt vastgesteld;
3. verdachte begeeft zich tijdens de terbeschikkingstelling niet buiten de landsgrenzen van Nederland;
4. verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
5. verdachte stelt zich begeleidbaar en controleerbaar op en geeft toestemming aan de reclassering om met alle personen en instellingen die van belang zijn voor de controle op de naleving van de voorwaarden, contact te kunnen opnemen en informatie te mogen uitwisselen;
6. verdachte stelt zich behandelbaar op en werkt mee aan de behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Inforsa of een vergelijkbare instelling, zolang als zijn behandelaars en de reclassering dit nodig achten;
7. verdachte neemt de voorgeschreven medicatie in, zolang als zijn behandelaars nodig achten;
8. verdachte laat zich opnemen in een instelling voor begeleid wonen bij Exodus of een vergelijkbare instelling en houdt zich aan de voorwaarden die aan de opname daar gesteld worden en aan de persoonlijke afspraken die hij met begeleiders van de instelling maakt, zolang als zijn behandelaars en de reclassering dit nodig achten;
9. verdachte neemt geen contact op met één van zijn ex-partners, tenzij zij hiertoe zelf het initiatief nemen. Verdachte houdt de reclassering op de hoogte van het verloop van deze contacten
10. verdachte houdt zich aan de afspraken over de vorm en de frequentie van het contact met zijn uit huis geplaatste kinderen;
11. verdachte houdt zich aan de afspraken die hij maakt met het schuldhulpverleningsbureau Plangroep, ook als dat betekent dat zij het beheer over zijn inkomen overnemen en hij wekelijks een door Plangroep vastgesteld bedrag aan leefgeld ontvangt, ook volgt verdachte een budgetteringscursus indien Plangroep dit adviseert;
12. verdachte neemt deel aan Reclassering Werkt!.
De rechtbank zal Reclassering Nederland de opdracht geven om verdachte bij de naleving van de gestelde voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Verdachte heeft zich bereid verklaard tot naleving van die voorwaarden.
Daarnaast acht de rechtbank een onvoorwaardelijke gevangenisstraf passend. De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft ter terechtzitting verklaard dat hij zijn dochter vanaf haar geboorte tot aan het moment dat zij acht weken oud was, krachtig heeft geschud en haar daarnaast regelmatig heeft gestompt, heeft geknepen, haar hard heeft gemasseerd en heeft gebeten. Feitelijk heeft hij zijn dochter dus stelselmatig op brute wijze mishandeld. Door het handelen van verdachte heeft zijn dochter lichamelijk letsel bekomen en heeft zij het risico gelopen te komen te overlijden.
Verdachte heeft met zijn stelselmatig handelen gedurende die periode op grove wijze inbreuk gemaakt op de lichamelijke integriteit van zijn dochter, terwijl nu juist dat kind van de ouders afhankelijk was voor zorg en bescherming. Daarnaast kan een en ander verdachte ernstig aangerekend worden gezien het feit dat verdachte in het verleden ook reeds veroordeeld is voor zware mishandeling van zijn kind. Hij had zich hierdoor bewust moeten zijn van het gevaar dat hij kan vormen voor kleine kinderen in zijn omgeving en stappen moeten ondernemen dat gevaar op zijn minst te verminderen. Dit heeft hij evenwel nagelaten. De rechtbank heeft acht geslagen op een op naam staand Uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister waaruit blijkt dat verdachte niet recent is veroordeeld.
De rechtbank is – net als de raadsman van verdachte – van oordeel dat het onwenselijk is dat de beperkingen van verdachte tijdens de voorlopige hechtenis langer hebben voortgeduurd dan was toegestaan en zal hier rekening mee houden bij de strafoplegging. Mede gelet op voorgaande en het feit dat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is, zal de rechtbank niet boven de eis van de officier van justitie uitgaan. De rechtbank acht derhalve een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren passend.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 38, 38a, 45 en 287 van het Wetboek van Strafrecht.
10. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart bewezen dat verdachte het ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
poging doodslag
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 (drie) jaren.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast dat verdachte ter beschikking zal worden gesteld en stelt daarbij de volgende voorwaarden:
1. verdachte pleegt gedurende de looptijd van de terbeschikkingstelling met voorwaarden geen strafbare feiten;
2. verdachte geeft gevolg aan uitnodigingen voor een gesprek, wanneer hij daartoe door de reclassering wordt opgeroepen. Hij blijft zich melden gedurende door de reclassering bepaalde perioden in een frequentie die door de reclassering wordt vastgesteld;
3. verdachte begeeft zich tijdens de terbeschikkingstelling niet buiten de landsgrenzen van Nederland;
4. verdachte houdt zich aan de aanwijzingen van de reclassering;
5. verdachte stelt zich begeleidbaar en controleerbaar op en geeft toestemming aan de reclassering om met alle personen en instellingen die van belang zijn voor de controle op de naleving van de voorwaarden, contact te kunnen opnemen en informatie te mogen uitwisselen;
6. verdachte stelt zich behandelbaar op en werkt mee aan de behandeling bij de Forensisch Psychiatrische Polikliniek Inforsa of een vergelijkbare instelling, zolang als zijn behandelaars en de reclassering dit nodig achten;
7. verdachte neemt de voorgeschreven medicatie in, zolang als zijn behandelaars nodig achten;
8. verdachte laat zich opnemen in een instelling voor begeleid wonen bij Exodus of een vergelijkbare instelling en houdt zich aan de voorwaarden die aan de opname daar gesteld worden en aan de persoonlijke afspraken die hij met begeleiders van de instelling maakt, zolang als zijn behandelaars en de reclassering dit nodig achten;
9. verdachte neemt geen contact op met één van zijn ex-partners, tenzij zij hiertoe zelf het initiatief nemen. Verdachte houdt de reclassering op de hoogte van het verloop van deze contacten
10. verdachte houdt zich aan de afspraken over de vorm en de frequentie van het contact met zijn uit huis geplaatste kinderen;
11. verdachte houdt zich aan de afspraken die hij maakt met het schuldhulpverleningsbureau Plangroep, ook als dat betekent dat zij het beheer over zijn inkomen overnemen en hij wekelijks een door Plangroep vastgesteld bedrag aan leefgeld ontvangt, ook volgt verdachte een budgetteringscursus indien Plangroep dit adviseert;
12. verdachte neemt deel aan Reclassering Werkt!.
Geeft opdracht aan de Reclassering Nederland de ter beschikking gestelde bij de naleving van die voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. S. van Eunen, voorzitter,
mrs. B.T. Beuving en R.K. Pijpers, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. Y.R.S. Piekhaar, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 7 februari 2012.