Parketnummer: 13/670748-11 (Promis)
Datum uitspraak: 27 januari 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [1988],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring "De Weg" te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen op 22 november 2011 en 13 januari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. H. Vriezen-Buist en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. J.A. Huibers, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 22 maart 2011 te [woonplaats] en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, op een of meerdere openbare weg(en) tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en/of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s) die [slachtoffer 1] gevraagd in een (personen)auto te gaan zitten en/of (vervolgens) de deur(en) van voornoemde auto op slot gedaan en/of voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of voorgehouden en/of gedurende enige tijd met voornoemde auto gereden en/of die [slachtoffer 1] meegenomen naar een of meer pinautoma(a)t(en), in elk geval die [slachtoffer 1] belet te gaan waarheen hij wilde;
(artikel 282 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 22 maart 2011 te [woonplaats] en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, op een of meer openbare weg(en), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en/of een identiteitskaart en/of een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gevraagd in een auto (Volkswagen Golf) te stappen en/of (vervolgens) de deur(en) van voornoemde auto op slot heeft/hebben gedaan en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "heb je je portemonnee" en/of "je gaat zo dingen doen en als je speelt heb je een probleem", althans woorden van dergelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een of meerdere malen uit voornoemde auto heeft/hebben laten stappen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] (met zijn (bank)pas) een of meerdere malen een of meerdere geldbedrag(en) bij een of meerdere postkanto(o)r(en) en/of pinautoma(a)t(en) heeft/hebben laten opnemen en/of (vervolgens) voornoemde geldbedrag(en) van die [slachtoffer 1] heeft/hebben afgepakt;
(artikel 312 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
hij op of omstreeks 22 maart 2011 te [woonplaats] en/of Utrecht, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van een portemonnee en/of identiteitskaart en/of een of meerdere geldbedrag(en), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan voornoemde [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of bedreiging met geweld hierin bestond(en) dat hij verdachte, en/of zijn mededader(s),
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gevraagd in een auto (Volkswagen Golf) te laten stappen en/of (vervolgens) de deur(en) van voornoemde auto op slot heeft/hebben gedaan
en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "heb je je portemonnee" en/of "je gaat zo dingen doen en als je speelt heb je een probleem", althans woorden van dergelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 1] een of meerdere malen uit voornoemde auto heeft/hebben laten stappen en/of (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 1] (met zijn (bank)pas) een of meerdere malen een of meerdere geldbedrag(en) bij een of meerdere postkanto(o)r(en) en/of pinautoma(a)t(en) heeft/hebben laten opnemen en/of (vervolgens) voornoemde geldbedrag(en) door voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben laten afgeven;
(artikel 317 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 24 maart 2011 te [woonplaats] en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 2] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en / of beroofd gehouden, immers heeft (hebben) hij, verdachte, en/of (een of meer) van zijn mededader(s) die [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen vastgepakt en/of vastgehouden en/of meegetrokken en/of eenmaal of meermalen in een auto geduwd en/of die [slachtoffer 2] in die auto meegenomen vanuit [woonplaats] naar Rotterdam en/of tegen die [slachtoffer 2] gezegd: "Ga mee, je kan nu pinnen", althans woorden van dergelijke aard of strekking en/of tegen die [slachtoffer 2] gezegd dat ze een postkantoor in moest gaan en/of die [slachtoffer 2] dat postkantoor ingeduwd en/of die [slachtoffer 2] dat postkantoor uitgetrokken, in elk geval die [slachtoffer 2] belet te gaan waarheen zij wilde;
(artikel 282 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
4.
hij op of omstreeks 24 maart 2011 te [woonplaats] en/of Rotterdam, in elk geval in Nederland, op een of meer openbare weg(en), tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een pinpas en/of een identiteitskaart en/of een geldbedrag, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij verdachte en/of zijn mededader(s),
- voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben meegetrokken en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] heeft/hebben opgedragen, althans gevraagd in een auto te stappen en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] eenmaal of meermalen in een auto heeft/hebben geduwd en/of getrokken en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] (dreigend) de woorden toegevoegd: "ik heb een manier gevonden om jou mijn geld terug te geven en je gaat ook meewerken", althans woorden van dergelijke (dreigende) aard of strekking en/of
- voornoemde [slachtoffer 2] uit voornoemde auto heeft/hebben laten stappen en/of
- (vervolgens) voornoemde [slachtoffer 2] (met haar (bank/pin)pas) 1000 euro bij een pinautomaat heeft/hebben laten opnemen en/of
-(vervolgens) voornoemde geldbedrag(en) van die [slachtoffer 2] heeft/hebben afgepakt;
(artikel 312 jo 47 Wetboek van Strafrecht)
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Feiten en omstandigheden
Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten
4.1.1. De rechtbank gaat op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
4.1.2. De heer [slachtoffer 3] heeft aangifte gedaan van oplichting. De oplichting bestond eruit dat hij op 21 maart 2011 een e-mail van de ING-bank binnen kreeg op zijn e-mailadres. In de e-mail stond dat zijn account van 'Mijn ING' zou verlopen als hij niet de nodige gegevens door zou geven. Hij heeft op de link gedrukt die in beeld stond en vervolgens de gegevens ingevuld die hem gevraagd werden, waaronder zijn gebruikersnaam en het wachtwoord van 'Mijn ING'.
Op 22 maart 2011 omstreeks 13.15 uur had de heer [slachtoffer 3] geen bereik meer met zijn BlackBerry. Een medewerker van een T-mobile winkel vertelde hem dat de simkaart uit zijn telefoon niet bij zijn BlackBerry hoorde. Op 22 maart 2011 omstreeks 13:18:29 uur bleek een telefonische "sim swap" te hebben plaatsgevonden. Er was een telefoontje binnengekomen uit naam van de heer [slachtoffer 3] dat zijn telefoon niet meer werkte en dat de informatie die hij op zijn simkaart binnen moest krijgen, overgeboekt moest worden naar een ander simkaartnummer. Als klant van de ING-bank, krijgt de heer [slachtoffer 3] zijn tancodes via zijn telefoon opgestuurd voor een overboeking. Thuis aangekomen bleek hij niet meer te kunnen inloggen op 'Mijn ING'.ii
4.1.3. De ING-bank heeft onderzoek verricht, waaruit gebleken is dat de heer [slachtoffer 3] een phishing e-mail heeft ontvangen. Controle van de bankrekening van de heer [slachtoffer 3] heeft uitgewezen dat een aantal frauduleuze transacties was verricht ten laste van diens bankrekening. In totaal is ten laste van de rekening van benadeelde [slachtoffer 3] een bedrag van € 35.100,- overgeboekt naar de rekeningen van vijf verschillende begunstigden, onder wie de heer [slachtoffer 1]. Op 22 maart 2011 zijn een bedrag van € 4.000,- en een bedrag van
€ 6.000,- bijgeschreven op rekening [rek.nr.] van de heer [slachtoffer 1]. Voorts zijn op 22 maart 2011 een bedrag van € 1.000,-, een bedrag van € 5.000,- en een bedrag van € 4.000,- van de rekening van [slachtoffer 1] opgenomen. Blijkens een rekeningafschrift betreft eerstbedoeld bedrag een opname in 'Utrecht Neude' en betreffen laatstgenoemde bedragen geldopnamen bij een 'postkantoor' onderscheidenlijk 'PKT UT-NEU'.iii
4.1.4. Aangever [slachtoffer 1] heeft op 22 maart 2011 aan de politie telefonisch een kenteken doorgegeven van de Mazda waarover hij heeft verklaard.iv Dit betrof het kenteken [kenteken 1]. Deze Mazda is op 22 maart 2011 in beslag genomen door de politie.v vi
Op 22 maart 2011, omstreeks 21.00 uur, heeft medeverdachte [medeverdachte] zich bij het politiebureau Ganzenhoef gemeld en verklaard dat hij zijn auto kwam ophalen. Het bleek te gaan om de in beslag genomen auto van het merk Mazda.vii
4.1.5. Aangever [slachtoffer 1] heeft op 22 maart 2011 telefonisch aan de politie een kenteken doorgegeven van de zwarte Volkswagen Golf waarover hij heeft verklaard.viii Het kenteken was [kenteken 2].ix De zwarte Volkswagen Golf met kenteken [kenteken 2] bleek op naam te staan van verdachte.x
4.1.6. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] staan op hetzelfde adres ingeschreven: [adres] te [woonplaats]. xi
4.1.7 Op 24 maart 2011 heeft een doorzoeking plaatsgevonden op het perceel [adres] te [woonplaats]. De slaapkamer van verdachte is doorzocht. Onder het matras van het bed van verdachte werd een sok aangetroffen. Hierin zat een strak opgerold pakketje van bankbiljetten.xii Het bleek om een bedrag van in totaal € 1.900,- te gaan, bestaande uit 2 keer € 200,- en 15 keer € 100,-. xiii
4.1.8. [slachtoffer 1] heeft tijdens een meervoudige fotobewijsconfrontatie op 2 augustus 2011 de foto van verdachte aangewezen en daarbij verklaard dat dit de persoon betrof die de auto bestuurde, degene die de pasjes en ID in handen kreeg en daarover ging bellen en die door de anderen [naam] genoemd werd.xiv
4.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bewezenverklaring gevorderd van de onder 1 tot en met 4 ten laste gelegde feiten.
De bewezenverklaring voor de feiten 1 en 2 kan volgens de officier van justitie onder meer gestoeld worden op de verklaring van [slachtoffer 1]. De verklaring van [slachtoffer 1] als aangever is niet precies hetzelfde als zijn verklaring als getuige ter terechtzitting. De 'body' van de verklaring blijft echter overeind. [slachtoffer 1] kan goed uitleggen wat er is gebeurd en waarom hij op sommige punten anders heeft verklaard. De verschillen maken de verklaring van [slachtoffer 1] niet onbetrouwbaar. Andere bewijsmiddelen in het dossier ondersteunen zijn verklaring. Dit betreffen de ING-afschriften, de herkenning van verdachte en zijn medeverdachte op de foto's en het aantreffen van het geld bij verdachte. Ook de gegevens die naar voren kwamen naar aanleiding van de door [slachtoffer 1] doorgegeven kentekengegevens van de Volkswagen Golf en de Mazda, leiden tot de betrokkenheid van de verdachten en vormen steun voor de verklaring van [slachtoffer 1]. Voor een bewezenverklaring hoeven geen twee of meer verklaringen in het dossier aanwezig te zijn. Eén verklaring kan voldoende zijn, mits sprake is van voldoende steunbewijs.
De officier van justitie heeft voorts gewezen op de omstandigheid dat [slachtoffer 1] werd gedwongen om geld te pinnen en niet kan worden aangemerkt als katvanger. Een katvanger wordt vantevoren geronseld. In het onderhavige geval werden de zaken pas in de auto geregeld. Toen het geld eenmaal op de rekening van [slachtoffer 1] stond, werd het er onmiddellijk weer afgehaald.
De officier van justitie heeft de bewezenverklaring van de feiten 3 en 4 onder meer gegrond op het volgende. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verklaard dat de persoon op foto nummer 3, [verdachte], haar bekend voorkomt. Daarnaast is voor deze feiten dezelfde modus operandi gebezigd en noemt [slachtoffer 2] hetzelfde kenteken als bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten naar voren is gekomen.
De verklaring die verdachte ter terechtzitting ten aanzien van de herkomst van het aangetroffen geld heeft gegeven is zonder enige onderbouwing en niet geloofwaardig.
4.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft vrijspraak bepleit.
Het bewijs dat verdachte zich heeft schuldig gemaakt aan een strafbaar feit mag volgens artikel 342 van het Wetboek van Strafvordering niet worden gebaseerd op de verklaring van één getuige. Ten aanzien van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft [slachtoffer 1] als aangever en als getuige een verklaring afgelegd. De betrokkenheid van verdachte wordt niet ondersteund door andere bewijsmiddelen. Het gaat niet om de subjectieve betrouwbaarheid van de getuige. Het gaat erom dat uit het dossier, anders dan uit de verklaring van [slachtoffer 1], blijkt dat verdachte op enigerlei wijze is betrokken bij het ten laste gelegde feit. Er zijn twee aanknopingspunten te noemen; de op zijn naam staande auto en het aangetroffen geld. Dit zijn omstandigheden die in een te ver verwijderd verband staan van de beschuldiging. Zij voegen niets van enige betekenis toe. Uit een proces-verbaal van bevindingen blijkt dat de auto met regelmaat door anderen wordt gebruikt. Verdachte heeft de auto voor € 500,- op zijn naam laten zetten. Ook heeft verdachte een uitleg gegeven voor het aangetroffen geldbedrag.
De verklaringen van [slachtoffer 1] zijn niet eenduidig. Dit geldt zowel ten aanzien van de 'body' van zijn verklaringen, als ten aanzien van zijn verklaringen over de omstandigheden die zich rondom het incident hebben afgespeeld. Verder is niet gebleken dat [slachtoffer 1] geen wetenschap van het incident heeft gehad. Hij had de medewerker van het postkantoor kunnen waarschuwen, maar heeft dat niet gedaan. Er is, aldus de raadsman, onvoldoende objectief bewijs om vast te stellen dat verdachte bij de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten aanwezig is geweest.Dit laatste geldt ook voor de onder 3 en 4 ten laste gelegde feiten. Bij de fotobewijsconfrontatie heeft [slachtoffer 2] verdachte niet aangewezen als één van de betrokken personen. Er is ook geen sprake van een overeenkomstige modus operandi.
Verdachte dient, zo concludeert de raadsman, van alle ten laste gelegde feiten te worden vrijgesproken.
4.4 Het oordeel van de rechtbank
Vrijspraak van het onder 3 en 4 ten laste gelegde
4.4.1. De rechtbank acht - anders dan de officier van justitie - niet bewezen wat onder 3 en 4 is ten laste gelegd. Aangeefster [slachtoffer 2] heeft verdachte bij de fotobewijsconfrontatie niet aangewezen als de persoon die de ten laste gelegde feiten heeft gepleegd. Er is onvoldoende bewijs dat verdachte degene is geweest die deze feiten heeft gepleegd. Verdachte zal daarom van deze feiten worden vrijgesproken.
De beoordeling van de bewijsmiddelen van het onder 1 en 2 ten laste gelegde
De verklaringen van [slachtoffer 1]
4.4.2 Getuige [slachtoffer 1] is ter zitting gehoord en heeft - zakelijk weergegeven - het volgende verklaard.
Op 22 maart 2011 ontmoette [slachtoffer 1] in de buurt van de moskee bij [A-straat] in [woonplaats] vier jongens. Hij raakte aan de praat met deze jongens en ze vroegen of hij bij hen in de auto kwam zitten. Dit was een zwarte Volkswagen Golf. Hij kende een aantal van die jongens uit de buurt van gezicht. De auto stond naast een paarse Mazda. Op verzoek van de jongens is [slachtoffer 1] achterin de Volkswagen Golf gaan zitten. Rechts van hem zat een kleine jongen en een van de andere jongens, van wie hij nu weet dat hij [medeverdachte] heet, zat links van hem. Voordat [medeverdachte] in de auto stapte was [medeverdachte] bij de paarse Mazda. Eenmaal in de auto was [medeverdachte] aan het pingen, hij was met zijn telefoon bezig. Een jongen die [naam] genoemd werd, was de bestuurder van de auto. [slachtoffer 1] kende hem niet. Een jongen in een trainingspak zat op de bijrijdersstoel. De kleine jongen, die naast [slachtoffer 1] zat pakte opeens een pistool en richtte die op de borst van [slachtoffer 1]. Hij zei: "Je moet je portemonnee pakken." [slachtoffer 1] was heel erg bang door het wapen. Hij zat in het midden en kon er niet uit. [slachtoffer 1] pakte zijn portemonnee uit zijn zak. De kleine jongen pakte de portemonnee van hem af. Uit de portemonnee pakte de kleine jongen het ING-pasje en zijn identiteitskaart. Het pasje en de identiteitskaart van [slachtoffer 1] gaf hij aan de bijrijder af. De bestuurder kreeg de pasjes vervolgens in handen van de bijrijder. De bestuurder is gaan bellen en heeft in het telefoongesprek informatie doorgegeven over de identiteit en de bankrekening van [slachtoffer 1]. Toen zijn ze in de zwarte Volkswagen naar Utrecht gereden. Het pistool is hierbij de hele tijd op de borst van [slachtoffer 1] gericht geweest.
In Utrecht moest [slachtoffer 1] met de bijrijder meelopen naar een pinautomaat en daar met zijn pinpas € 1.000,- pinnen. [slachtoffer 1] heeft met zijn pinpas gepind en de bijrijder heeft het geld uit de automaat gepakt. [slachtoffer 1] zag dat de bijrijder het vuurwapen bij zich had op het moment dat ze gingen pinnen. Vervolgens moest [slachtoffer 1] van de bijrijder naar het postkantoor om de hoek een bedrag opnemen van € 5.000, in coupures van € 100,-. Dit bedrag moest hij weer aan de bijrijder afgeven. Vervolgens moest [slachtoffer 1] weer in de auto stappen en zijn ze naar een ander postkantoor gereden. [slachtoffer 1] zat weer achterin in het midden. Bij dit postkantoor moest [slachtoffer 1] € 4.000,- opnemen. Dat moest op dezelfde manier gebeuren als daarvoor. De bijrijder liep weer met [slachtoffer 1] mee maar bleef buiten wachten. [slachtoffer 1] heeft het geld weer moeten afgeven aan de bijrijder. Een volgende poging om te pinnen mislukte en [slachtoffer 1] werd bij de pinautomaat achtergelaten.
Hij is door een vriend teruggebracht naar [woonplaats]. Aangekomen in [woonplaats] zag hij dat de Mazda er nog stond. Bij de Mazda belde hij de politie. Toen hij daar stond zag hij de zwarte Volkswagen Golf aan komen rijden. Op dat moment had [slachtoffer 1] de politie nog aan de telefoon en hij heeft het kenteken van deze auto ook doorgegeven.xv
4.4.3. [slachtoffer 1] heeft ter terechtzitting verklaard dat tijdens het verhoor verschillende keren verwarring ontstond over de voor de verschillende betrokkenen gebezigde aanduidingen NN1, NN2, NN3 en NN4.xvi
4.4.4. Getuige [slachtoffer 1] heeft eerder bij de politie aangifte gedaan, waarin hij heeft verklaard dat de deuren van de zwarte Volkswagen Golf ineens allemaal op slot gingen. Voorts heeft [slachtoffer 1] in zijn aangifte verklaard dat, nadat ze in Utrecht aangekomen waren, degene die in zijn verklaring wordt aangeduid als NN3 (degene die rechts achterin zat) tegen hem zei: "Je gaat zo dingen voor ons doen en als je speelt dan heb je een probleem."xvii
De betrouwbaarheid van de verklaringen en het bewijsminimum
4.4.5. De rechtbank acht de verklaring van [slachtoffer 1] geloofwaardig. Zij licht dit als volgt toe.
Allereerst is de getuige in zijn verklaring ter terechtzitting geloofwaardig op de rechtbank overgekomen.
Voorts wordt zijn verklaring op onderdelen ondersteund door andere bewijsmiddelen, zoals de overboekingen en opnames van de door [slachtoffer 1] genoemde geldbedragen Dit blijkt uit het hiervoor onder 4.1.3. genoemde bewijsmiddel. Hieruit leidt de rechtbank in ieder geval af dat er een totaal bedrag van - voor zover voor deze zaak van belang - € 10.000 is weggenomen van de bankrekeningen van [slachtoffer 3] door wederrechtelijke overboeking op de rekening van [slachtoffer 1] waarna [slachtoffer 1] gedwongen is om van dit bedrag € 9.000 contant op te nemen op een postkantoor en af te geven en een bedrag van € 1.000 te pinnen. Dit laatste bedrag is uit de pinautomaat weggenomen door een van de jongens in de auto, te weten de bijrijder. Hieraan voorafgaand is [slachtoffer 1] door de daders van zijn vrijheid beroofd en enige tijd van zijn vrijheid beroofd gehouden.
4.4.6. Verdachte heeft zelf gesteld niet aanwezig te zijn geweest bij de door getuige [slachtoffer 1] geschetste feiten en elke betrokkenheid daarbij ontkend. Medeverdachte [medeverdachte] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] vrijwillig in een andere auto dan waarin [medeverdachte] zat, mee is gegaan naar Utrecht om het geld op te nemen. [medeverdachte] heeft verklaard dat hij wel aanwezig is geweest op de plaats waar de feiten zich afspeelden maar dat hij niet betrokken was. Voorts heeft [medeverdachte] verklaard dat de auto waarin hij zat niet een zwarte Volkswagen Golf was. Volgens [medeverdachte] zou [slachtoffer 1] een verhaal hebben verzonnen omdat hij was opgelicht. Verdachte is volgens [medeverdachte] bij dit alles niet aanwezig geweest.
De rechtbank acht deze verklaringen niet geloofwaardig. Allereerst acht zij in het door [medeverdachte] en verdachte geschetste scenario waarbij verdachte niet aanwezig was, niet verklaard en evenmin verklaarbaar waarom [slachtoffer 1] in een fotoconfrontatie verdachte met overtuiging herkent en aanwijst als één van de betrokken personen. Uit niets is immers gebleken dat [slachtoffer 1] en verdachte een conflict hadden, dan wel dat er anderszins een reden was voor [slachtoffer 1] om verdachte te beschuldigen. Daar komt bij dat verdachte zelf heeft verklaard dat hij [slachtoffer 1] niet kent.
Ook overigens acht de rechtbank de verklaring van [medeverdachte] niet geloofwaardig. De verklaring die [medeverdachte] heeft afgelegd is weinig specifiek en gedetailleerd. [medeverdachte] zou volgens zijn verklaring voornamelijk in de auto geslapen hebben. Bovendien geeft [medeverdachte] weinig aanknopingspunten waaraan zijn verklaring kan worden getoetst.
4.4.7. [slachtoffer 1] heeft daarentegen veel details genoemd. Verschillende onderdelen van de verklaring van [slachtoffer 1] zijn aantoonbaar juist en worden gesteund door de onder 4.1. genoemde bewijsmiddelen, zoals de opgenomen bedragen en de plaatsen waar de bedragen zijn opgenomen. Voorts heeft [slachtoffer 1] [medeverdachte] bij de politie op een getoonde foto van [medeverdachte] herkend als één van de betrokken personen. Hij heeft verklaard dat dit de persoon betreft die hij bij moskee bij de paarse Mazda heeft gezien en die naast hem achter in de auto zat.xviii De Mazda blijkt inderdaad in gebruik te zijn geweest bij [medeverdachte].
Een belangrijke ondersteuning van de verklaring van [slachtoffer 1] ziet de rechtbank voorts in het gegeven dat [slachtoffer 1] het kenteken heeft doorgegeven van een zwarte Volkswagen Golf op het moment dat deze bij de moskee aan kwam rijden. Volgens de verklaring van [slachtoffer 1] reed de auto snel weg richting [buurt].xix Dit onderdeel komt min of meer overeen met de verklaring van [medeverdachte] bij de politie. [medeverdachte] heeft verklaard dat toen ze bij [A-straat] aan kwamen rijden de blanke jongen met een telefoon aan zijn oor op hen af kwam rennen en dat de auto waar [medeverdachte] in zat toen draaide.xx
Uit niets blijkt echter dat [slachtoffer 1] op het moment dat hij het kenteken aan de politie doorgaf, wist dat verdachte een zwarte Volkswagen Golf op zijn naam had staan, laat staan dat hij het kenteken van deze auto uit zijn hoofd kende. Nu het door hem doorgegeven kenteken, inderdaad blijkt te horen bij een zwarte Volkswagen Golf en [slachtoffer 1] in zijn verklaring ook heeft gesproken over de betrokkenheid van een dergelijke auto, acht de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] ook op dit punt geloofwaardig.
De verklaring van [medeverdachte] daarentegen dat hij niet in een zwarte Volkswagen Golf heeft gezeten kan gelet op deze omstandigheid niet kloppen en is dus ook op dit punt ongeloofwaardig.
In het licht van het voorgaande draagt aan de geloofwaardigheid van de verklaring van [slachtoffer 1] nog bij dat hij, op een, naar het oordeel van de rechtbank, overtuigende wijze bij de meervoudige fotoconfrontatie verdachte heeft aangewezen als de bestuurder van de zwarte Golf. Dit in combinatie met het gegeven dat, naar de verklaring van [medeverdachte], [medeverdachte] en verdachte zwagers van elkaar zijn, dat zij op hetzelfde adres wonen en dat onder het matras van verdachte een groot geldbedrag is aangetroffen dat grotendeels bestond uit coupures van 100 euro, maakt dat de rechtbank de verklaring van [slachtoffer 1] in z'n geheel geloofwaardig acht.
4.4.8. De door de verdediging gesignaleerde verschillen tussen de verklaringen van [slachtoffer 1] die de politie heeft opgetekend en de verklaring die hij ter terechtzitting heeft afgelegd zijn zo ondergeschikt en deels - zoals bij de verwisseling van NN2 met NN3 - verklaarbaar door verwarring bij de politie bij het opnemen van de verklaring van [slachtoffer 1], dat deze naar het oordeel van de rechtbank niet afdoen aan de geloofwaardigheid hiervan.
4.4.9. De rechtbank gaat derhalve uit van de verklaring van [slachtoffer 1]. De rechtbank acht deze verklaring betrouwbaar, gelet op voorgaande overwegingen en de genoemde bewijsmiddelen. Nu deze gegevens, naar het oordeel van de rechtbank, voldoende steun bieden aan de verklaring van [slachtoffer 1], wordt het verweer dat niet wordt voldaan aan het bewijsminimum verworpen.
4.4.10. De rechtbank is van oordeel dat tussen verdachte en zijn mededaders sprake is geweest van nauwe en bewuste samenwerking. Het is duidelijk dat ieder een eigen rol had. Daarbij had verdachte telefonisch contact met een handlanger die zorgde voor het overmaken van het geld naar de rekening van [slachtoffer 1]. Daarnaast bestuurde verdachte de auto terwijl een van de mededaders [slachtoffer 1] op de achterbank met een wapen bedreigde. Als bestuurder van de auto zal het ook verdachte zijn geweest die de portieren heeft afgesloten.
4.4.11. De rechtbank is voorts van oordeel dat de omstandigheden waaronder de feiten zijn gepleegd het aannemelijk maken dat [slachtoffer 1], eenmaal in het postkantoor, geen actie heeft durven ondernemen, door bijvoorbeeld een baliemedewerker te waarschuwen. De rechtbank wijst er in dit verband op dat de bedreiging is gepaard gegaan met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp en dat telkens als [slachtoffer 1] de auto moest verlaten om geld te pinnen of om geld op te nemen, de bijrijder met hem meeliep. Ook dient het aantal daders dat bij de feiten betrokken is geweest in ogenschouw te worden genomen. De rechtbank passeert hetgeen de raadsman hierover naar voren heeft gebracht.
De rechtbank acht op grond van de onder 4 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
op 22 maart 2011 in Nederland, op een of meerdere openbare wegen tezamen en in vereniging met anderen opzettelijk [slachtoffer 1] wederrechtelijk van de vrijheid heeft beroofd en beroofd gehouden, immers hebben hij, verdachte, en/of een of meer van zijn mededaders die [slachtoffer 1] gevraagd in een personenauto te gaan zitten en vervolgens de deuren van voornoemde auto op slot gedaan en voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, getoond en/of voorgehouden en gedurende enige tijd met voornoemde auto gereden en die [slachtoffer 1] meegenomen naar pinautomaten;
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 22 maart 2011 te [woonplaats] en Utrecht, op een openbare weg, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een portemonnee en een identiteitskaart en een geldbedrag, toebehorende aan [slachtoffer 1], of aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, welke bedreiging met geweld hierin bestond, dat hij verdachte en/of zijn mededaders,
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gevraagd in een auto, Volkswagen Golf, te stappen en vervolgens de deuren van voornoemde auto op slot heeft/hebben gedaan en
- voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "je gaat zo dingen doen en als je speelt heb je een probleem";
op 22 maart 2011 te [woonplaats] en Utrecht, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk om zich en/of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met geweld [slachtoffer 1] te dwingen tot de afgifte van geldbedragen toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welke bedreiging met geweld hierin bestond dat verdachte en/of zijn mededaders,
- voornoemde [slachtoffer 1] heeft/hebben gevraagd in een auto, Volkswagen Golf, te stappen en vervolgens de deuren van voornoemde auto op slot heeft/hebben gedaan en
- voornoemde [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en
- voornoemde [slachtoffer 1] de woorden toegevoegd: "je gaat zo dingen doen en als je speelt heb je een probleem".
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1 tot en met 4 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden, met aftrek van voorarrest. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 1] hoofdelijk toe te wijzen, verhoogd met de wettelijke rente en met toepassing van de schadevergoedingsmaatregel. Ook de vordering van benadeelde partij [slachtoffer 2] dient volgens de officier van justitie te worden toegewezen, verhoogd met de wettelijke rente en met toepassing van schadevergoedingsmaatregel. Het in beslag genomen geld dient te worden verbeurd verklaard. Mocht de telefoon van verdachte nog onder beslag liggen dan dient deze teruggegeven te worden aan verdachte. Dit kan onderhands worden geregeld.
8.2. Het standpunt van de verdediging
De verdediging heeft, in aansluiting op het verzoek verdachte vrij te spreken, verzocht de vorderingen benadeelde partij niet-ontvankelijk te verklaren. Het in beslag genomen geldbedrag van € 1.900,- dient te worden teruggegeven aan verdachte.
8.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte en zijn mededaders hebben voorafgaand aan de ten laste gelegde feiten, een geraffineerd plan ten uitvoer gebracht. Op slinkse wijze is geld afhandig gemaakt van een rekeninghouder van de ING-bank en gestort op de rekening van [slachtoffer 1]. Vervolgens heeft verdachte zich - tezamen en in vereniging met anderen - schuldig gemaakt aan diefstal met geweld, afpersing en wederrechtelijke vrijheidsberoving van [slachtoffer 1]. Daarbij hebben zij niet geschuwd een vuurwapen, althans een daarop lijkend voorwerp, ter hand te nemen. Door aldus te handelen heeft verdachte de persoonlijke vrijheid en het vermogen van [slachtoffer 1] in ernstige mate aangetast en [slachtoffer 1], zo blijkt onder meer uit diens verklaring ter zitting en uit de vrees die klaarblijkelijk met het afleggen van die verklaring gepaard ging, grote angst aangejaagd. Ook in financiële zin hebben de gedragingen ingrijpende gevolgen voor [slachtoffer 1], die thans geen toegang (meer) heeft tot een bankrekening en kennelijk mogelijk geconfronteerd wordt met een vordering van de bank. Daarnaast hebben verdachte en zijn mededaders inbreuk gemaakt op het vertrouwen dat de maatschappij heeft in het betalingsverkeer waarbij zij slechts hun eigen financiële belangen voor ogen hebben gehad zonder zich te bekommeren om de gevolgen van hun handelen voor derden.
De rechtbank neemt bij de strafoplegging nog in aanmerking dat verdachte bij de uitvoering van de feiten een aansturende rol lijkt te hebben gespeeld.
Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volstaan met een andere of lichtere sanctie dan een straf die onvoorwaardelijke vrijheidsbeneming voor de hierna te vermelden duur met zich brengt. Daarbij is rekening gehouden met de ernst van het bewezen verklaarde in de verhouding tot andere strafbare feiten, zoals onder meer tot uitdrukking komt in het hierop gestelde wettelijk strafmaximum en in de straffen die voor soortgelijke feiten worden opgelegd. Nu de rechtbank, anders dan de officier van justitie, het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen acht, zal de rechtbank een lagere straf opleggen dan de officier van justitie heeft gevorderd.
Onder verdachte is een geldbedrag van € 1.900,- in beslag genomen.
Nu dit geldbedrag aan verdachte toebehoort en de rechtbank aannemelijk acht dat het geld door de onder 1 en 2 bewezen geachte feiten is verkregen, zal dit geldbedrag verbeurd worden verklaard.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 1] en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van [slachtoffer 1] niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feiten rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade op
€ 1.500,- (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening. De vordering kan dan ook tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts zal verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 1] voornoemd wordt als extra waarborg voor betaling de schadevergoedingsmaatregel (artikel 36f Sr) aan verdachte opgelegd.
Ten aanzien van de benadeelde partij [slachtoffer 2]
Nu verdachte ter zake van de feiten 3 en 4 wordt vrijgesproken is [slachtoffer 2] in de vordering niet-ontvankelijk.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a (oud), 36f, 47, 57, 282, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 3 en 4 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezen verklaarde:
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroven
medeplegen van opzettelijk iemand wederrechtelijk van de vrijheid beroofd houden;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde:
diefstal, voorafgegaan en vergezeld van bedreiging met geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd
afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen, meermalen gepleegd.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 (twintig) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Geld (4028744)
een geldbedrag van Euro 1900,- (2 x 200 en 15 x 100)
Wijst de vordering van [slachtoffer 1], wonende te [woonplaats], toe tot € 1.500,- (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte tot betaling van het toegewezen bedrag aan [slachtoffer 1] voornoemd, behalve voor zover deze vordering al door of namens een ander is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt verdachte de verplichting op ten behoeve van [slachtoffer 1], aan de Staat € 1.500,- (vijftienhonderd euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade tot aan de dag van de algehele voldoening te betalen, behalve voor zover dit bedrag al door of namens een ander is betaald. Bij gebreke van betaling en verhaal wordt de betalingsverplichting door hechtenis van 25 dagen vervangen. De toepassing van die hechtenis heft de hiervoor opgelegde verplichting niet op.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte aan een van de genoemde betalingsverplichtingen heeft voldaan, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart [slachtoffer 2] niet-ontvankelijk in haar vordering.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Toom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Pag. B16-B20 (proces-verbaal aangifte door [slachtoffer 3], d.d. 23 maart 2011)
iii Pag. B1-B30 (een proces verbaal van aangifte van [medewerker ING] namens ING bank d.d. 11 april 2011 met als bijlage een onderzoeksrapport met bijlagen)
iv Verklaring van getuige [slachtoffer 1] ter terechtzitting van 13 januari 2012.
v Pag. M3 (proces-verbaal van relaas, d.d. 24 maart 2011)
vi Pag. M51-M53 (kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 22 maart 2011)
vii Pag. M10, M11 (proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 maart 2011) alsmede pag. 39-41 (proces-verbaal van verhoor verdachte).
viii Verklaring van getuige [slachtoffer 1] ter terechtzitting van 13 januari 2012.
ix Pag. M7-M9 (proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 maart 2011)
x Pag. 28 (een geschrift, te weten een uitdraai van NL-RDW, d.d. 15 augustus 2011)
xi Pag. A1-A5 (proces-verbaal van relaas, d.d. 17 augustus 2011)
xii Pag. M47, M48 (proces-verbaal doorzoeking, d.d. 24 maart 2011)
xiii Pag. M61, M62 (kennisgeving van inbeslagneming, d.d. 24 maart 2011)
xiv Pag. 037-043 (processen-verbaal in verband met simultane fotobewijsconfrontatie, d.d. 2 augustus 2011)
xv Verklaring van getuige [slachtoffer 1] ter terechtzitting van 13 januari 2012.
xvi Verklaring van getuige [slachtoffer 1] ter terechtzitting van 13 januari 2012.
xvii Pag. M12 - M17 (proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], d.d. 22 maart 2011)
xviii Pag. M10 (proces-verbaal van bevindingen, d.d. 22 maart 2011).
xix Pag. M15 (proces-verbaal van aangifte [slachtoffer 1], d.d. 22 maart 2011)
xx Pag. M39 (proces-verbaal verhoor verdachte [medeverdachte] d.d. 23 maart 2011)