Parketnummer: 13/670662-11
Datum uitspraak: 27 januari 2012
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] (Suriname) op [1950],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2012.
Aan verdachte is – na wijziging op de zitting van 13 januari 2012 – ten laste gelegd dat
hij op of omstreeks 27 juli 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om opzettelijk (en met voorbedachten rade) [aangever] van het leven te beroven, althans zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet (en na kalm beraad en rustig overleg), naar voornoemde [aangever] is toegegaan, waarna hij, verdachte, eenmaal of meermalen (op korte afstand) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen heeft gemaakt in de richting van de borst, in elk geval het lichaam van voornoemde [aangever];
artikel 289/287/303/302 Wetboek van Strafrecht
hij op of omstreeks 27 juli 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend eenmaal of meermalen (op korte afstand) met een mes, althans een scherp en/of puntig voorwerp, stekende bewegingen gemaakt in de richting van de borst, in elk geval het lichaam van voornoemde [aangever] en of een mes heeft getoond en/of opgeheven en/of gewezen in de richting van de borst, althans het bovenlichaam, van [aangever] en/of (daarbij) voornoemde [aangever] dreigend de woorden toegevoegd: "Ik maak je dood", althans woorden van gelijke dreigende aard of strekking;
artikel 285 Wetboek van Strafrecht
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van het ten laste gelegde feit en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank acht – met de officier van justitie en de raadsman – niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen primair is ten laste gelegd, zodat verdachte daarvan dient te worden vrijgesproken.
De rechtbank is met de officier van justitie en anders dan de raadsman van oordeel dat op grond van de verklaringen van aangever en de getuigen kan worden bewezen dat verdachte een mes heeft getoond en opgeheven in de richting van aangever [aangever]. Dat verdachte het mes op korte afstand van aangever heeft gehouden, leidt de rechtbank mede af uit de verklaring van verdachte ter zitting. De rechtbank acht de verklaring van verdachte dat hij het mes vervolgens heeft omgedraaid en met de punt naar zijn bovenarm heeft gericht, gelet op de getuigenverklaringen, niet aannemelijk.
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte zijn handen, en niet zozeer het mes, had opgeheven om te vragen of de bestuurder van de bobcat met het werk wilde stoppen. Het doel van verdachte was niet bedreiging van de bestuurder. Hierdoor kan niet worden bewezen dat verdachte opzet op de bedreiging heeft gehad.
De rechtbank wil aannemen dat verdachte het mes niet heeft meegenomen met de bedoeling de bestuurder van de bobcat te bedreigen. Echter, uit de verklaring van verdachte kan worden afgeleid dat hij op enig moment wel het besef heeft gehad dat hij het mes bij zich had. In plaats van het mes weg te leggen, heeft verdachte ervoor gekozen ermee door te lopen tot hij nog slechts één meter van de bobcat was verwijderd. De rechtbank is van oordeel dat verdachte, door aldus te handelen, bewust de aanmerkelijke kans heeft aanvaard dat het mes zou worden gezien door de bestuurder van de bobcat en dat het tonen en opheffen hiervan als bedreigend zou worden ervaren. Gelet op de omvang van het mes en de handelingen van verdachte, heeft bij aangever de redelijke vrees kunnen ontstaan dat hij het leven zou verliezen.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
ten aanzien van het subsidiair ten laste gelegde:
op 27 juli 2011 te Amsterdam, [aangever] heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht, immers heeft verdachte opzettelijk dreigend, op korte afstand, een mes getoond en opgeheven in de richting van [aangever].
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
5. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Geen straf of maatregel
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van het door hem subsidiair bewezen geachte feit zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 dagen, met aftrek van voorarrest.
De rechtbank overweegt het volgende.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan bedreiging met een mes. Dit is een ernstig feit. Aangever bevond zich op het moment van de bedreiging in een bobcat, waaruit hij niet snel weg zou kunnen komen. Dit heeft voor aangever een benarde situatie opgeleverd.
Op grond van de omstandigheden waaronder het bewezen geachte is begaan, zal aan verdachte evenwel, met toepassing van artikel 9a van het Wetboek van Strafrecht, geen straf of maatregel worden opgelegd. Deze omstandigheden zijn onder meer naar voren gebracht in het reclasseringsrapport d.d. 23 september 2011 en behelzen het volgende.
Gedurende langere tijd is sprake geweest van geluidsoverlast afkomstig vanaf de bouwplaats onder de woning van verdachte. Verdachte werkte regelmatig in nachtdiensten en kon door de geluidsoverlast niet slapen. Hij heeft geprobeerd een einde aan de overlast te maken door met de woningbouwvereniging, de politie en het sloopbedrijf in gesprek te gaan. Dit mocht niet baten. Op 27 juli 2011 stond verdachte te koken en had hij een mes in zijn handen. Hij heeft uit radeloosheid het huis verlaten om de werklieden op het bouwterrein aan te spreken op het overlastgevende geluid.
Vlak nadat het feit zich heeft afgespeeld, is verdachte gewond geraakt aan zijn voet, vermoedelijk doordat de bobcat over zijn voet is gereden. Ten gevolge van zijn verwonding heeft verdachte vijf maanden niet kunnen werken. Verdachte was al 22 jaar werkzaam bij hetzelfde bedrijf en is thans bezig met een reïntegratietraject. Ook ervaart verdachte, nadat hij met justitie in aanraking is gekomen, lijdensdruk en zegt hij spijt te hebben.
Naast deze gevolgen voor verdachte, neemt de rechtbank in aanmerking dat verdachte geen justitiële documentatie heeft en dat het recidiverisico door de reclassering als laag wordt ingeschat. Voorts heeft de rechtbank in aanmerking genomen dat een eventuele strafoplegging onherroepelijke gevolgen zou kunnen hebben voor het dienstverband van verdachte.
Hoewel voornoemde omstandigheden het handelen van verdachte niet rechtvaardigen, is de rechtbank, alles afwegende, van oordeel dat verdachte reeds voldoende is gestraft voor het bewezen geachte feit.
Verklaart het primair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het subsidiair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 3 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Bepaalt dat geen straf of maatregel wordt opgelegd.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Toom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2012.