ECLI:NL:RBAMS:2012:BV2312

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
27 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-651618-11 (Promis)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bedreiging en belediging van een Officier van Justitie door middel van een dreigbrief

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 januari 2012 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van bedreiging en belediging van een officier van justitie. De tenlastelegging betrof het verzenden van een dreigbrief aan de officier van justitie, waarin de verdachte haar bedreigde met de woorden dat hij niet zou rusten voordat er een bom was ontploft aan haar. De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig was en dat de rechtbank bevoegd was om de zaak te behandelen. Tijdens de zitting op 13 januari 2012 zijn de feiten en omstandigheden besproken, waarbij de rechtbank het bewijs heeft gewogen. Het Openbaar Ministerie heeft bewijs gepresenteerd, waaronder DNA-onderzoek en handschriftonderzoek, waaruit bleek dat de verdachte de brief had verzonden. De rechtbank heeft de verklaringen van de aangeefster, de officier van justitie, en de resultaten van het forensisch onderzoek in overweging genomen. De rechtbank oordeelde dat de verdachte de dreigbrief had verzonden en dat hij de officier van justitie had beledigd door haar te beschuldigen met kwetsende termen. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden, waarbij rekening is gehouden met zijn eerdere veroordelingen en de ernst van de feiten. De rechtbank benadrukte dat bedreigingen aan het adres van ambtenaren, zoals officieren van justitie, niet lichtvaardig moeten worden opgevat, aangezien zij een belangrijke rol spelen in de handhaving van de rechtsorde. De rechtbank heeft de op te leggen straf gegrond op de artikelen 285 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/651618-11 (Promis)
Datum uitspraak: 27 januari 2012
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres], [woonplaats], gedetineerd in de PI Noord Holland Noord, unit Zuyder Bos te Heerhugowaard (in het kader van het penitentiaire programma feitelijk verblijvende in de instelling De Woenselse Poort te Eindhoven)
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 13 januari 2012.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie
mr. W.J. Nijkerk en van wat verdachte en zijn raadsman, mr. R.J. Mesland, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij in of omstreeks de periode van 24 september 2010 tot en met 27 september
2010 te Haarlem, in elk geval in Nederland, een persoon, te weten (Officier
van Justitie) [aangeefster], schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf
tegen het leven gericht, althans met zware mishandeling, immers heeft
verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [aangeefster] een anonieme brief
verzonden met daarin de tekst "Ik zal niet rusten voor er een bom is ontploft
aan jou persoonlijk gericht" en/of "Sterf", althans woorden van gelijke
dreigende aard en/of strekking
(Artikel 285 Wetboek van Strafrecht);
2.
hij in of omstreeks de periode van 24 september 2010 tot en met 27 september
2010 te Haarlem, in elk geval in Nederland, opzettelijk beledigend een
ambtenaar, te weten (Officier van Justitie) [aangeefster], gedurende en/of ter
zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, bij geschrift of
afbeelding de woorden "Natiehoer" en/of "Kankerslet", althans woorden van
gelijke beledigende aard en/of strekking, heeft toegezonden en/of aangeboden
(Artikel 267 Wetboek van Strafrecht).
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1. Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat de ten laste gelegde bedreiging en belediging bewezen kunnen worden op grond van de aangifte, de conclusies uit het DNA-onderzoek, de conclusies van het Nederlands Forensisch Instituut (hierna: NFI) met betrekking tot de lijmsporen op de envelop en de brief, de aanwezigheid in de cel van verdachte van het strafdossier in de strafzaak tegen verdachte inzake een overval op een benzinepomp in december 2009, de in de agenda van de verdachte voorkomende aantekeningen, de door verdachte op de muur van zijn cel opgeschreven woorden welke overeenkomen met woorden in de dreigbrief, de verklaring van verdachte tijdens het verhoor op 18 januari 2011 dat hij moeite heeft met autoriteit van vrouwen en de resultaten van het NFI-onderzoek naar het handschrift op de envelop en het gebruikte papier, een en ander in onderling verband en nauwe samenhang te bezien.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsman van verdachte heeft de rechtbank verzocht verdachte van feit 1 en 2 vrij te spreken. Hij stelt zich op het standpunt dat slechts sprake is van vermoedens, aanwijzingen en hypotheses die niet tot een bewezenverklaring kunnen leiden.
Volgens de raadsman valt uit de verklaringen van de verdachte niet een motief af te leiden voor hetgeen hem is ten laste gelegd. De verklaring van [getuige] biedt ook geen steun voor het door het OM geschetste scenario nu in de brieven van verdachte aan [getuige] woorden als 'Natie' en 'Oerman' niet voorkomen. Verdachte gebruikt in zijn agenda het woord 'Nazie' waaruit blijkt dat hij dit woord in een andere context gebruikt. In de cel van de verdachte zijn ook geen goederen in beslag genomen die tot belastend bewijs hebben geleid. Voorts is niet redengevend dat het papier van de dreigbrief uitsluitend in penitentiaire inrichtingen wordt gebruikt nu dit papier door duizenden gedetineerden wordt gebruikt. De raadsman acht ook van belang dat dreigbrieven in beginsel niet door de controle van de bewaking van Zuyder Bos komen terwijl iedere andere wijze waarop de brief de inrichting zou hebben verlaten op zuivere speculatie of vermoedens berust. Weliswaar zijn op de envelop en de brief DNA-sporen aangetroffen die in de richting van verdachte wijzen, echter voorafgaande aan het DNA-onderzoek aan de envelop en de brief is het geldende protocol niet gevolgd. Ook wijst de raadsman er op dat geen volledig DNA-profiel is verkregen. De raadsman schetst het alternatieve scenario dat - als de verdachte de postzegel al zou hebben aangeraakt aan welke zijde ook - dat is gebeurd in een niet-strafbare setting. Hij doelt hierbij op de ruilhandel in de penitentiaire inrichting tussen gedetineerden van onder meer postzegel(vellen) en enveloppen. Voorts vertoont het DNA-onderzoek volgens de raadsman het belangrijke gebrek dat in de rapportage een precisering ontbreekt van de vindplaats op de postzegel van het onderzochte celmateriaal. De conclusies uit het handschriftonderzoek kunnen evenmin tot bewijs dienen nu de onderzoeker zelf aangeeft dat het referentiemateriaal te weinig verbonden schrift bevatte terwijl het betwiste materiaal juist in verbonden schrift is geschreven.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De redengevende feiten en omstandigheden
4.3.1. De rechtbank gaat op grond van de in de voetnoten vermelde bewijsmiddelen uit van de volgende feiten en omstandighedeni.
4.3.2. [aangeefster], werkzaam als officier van justitie bij het arrondissementsparket in Haarlem, heeft aangifte gedaan van de bedreiging.ii Daarbij heeft zij verklaard dat zij op maandag 27 september 2010 door haar teamleider is ingelicht dat een dreigbrief aan haar gericht op het parket was binnengekomen. De brief is opgesteld met uitgeknipte letters. Volgens aangeefster staat in de brief onder andere vermeld dat degene zijn vrijheid niet laat afpakken en dat hij niet zal rusten voor er een bom is ontploft aan haar. De brief is eerst bij de rechtbank bezorgd waarna deze in een gesloten vorm naar het parket is doorgestuurd. Zij heeft de brief ook zelf gelezen. Zij was eerst erg verbaasd over de tekst. Daarna kreeg zij veel angst. Het komt heel dreigend over en maakt haar angstig. Toen de politie eenmaal haar huis ging bewaken voelde zij zich erg angstig worden.
4.3.3. De adressering van de envelop met daarin bovengenoemde brief luidt als volgt:
Officier van Justitie
Arrondissement Haarlem
Mevrouw mr [aangeefster]
Nauwe Appelaarsteeg 1,
2011 ha
Haarlem
De enveloppe is op 24 september 2010 in afgesloten toestand in ontvangst genomen bij de rechtbank te Haarlem en vervolgens op 27 september 2010 overgedragen aan het parket officier van justitie.
In de envelop zat een brief op gelinieerd A4 papier met daarop knipsels van letters en woorden welke een tekstueel geheel vormden. iii
4.3.4. De inhoud van de brief luidt als volgt:
'Jou grote fout wordt nu je grootste misverstand je denkt toch niet dat ik me door zo een natie hoer mijn vrijheid laat afpakken ik zal niet rusten voor er een bom is ontploft aan jou persoonlijk gericht sterf kanker slet wannabee rechter helemaal niet zo mans achter de schermen ben je X Oerman'. iv
4.3.5. Op 11 januari 2010 werd verdachte opgehouden in het cellencomplex van de rechtbank Haarlem. Even daarna zou verdachte voor de rechtbank moeten verschijnen in verband met een gepleegde overval. Verdachte heeft toen zijn celruimte met pen beklad waarbij verdachte de woorden heeft geschreven 'Kanker natie centrale'. Het verkeerd gespelde woord 'natie' komt ook voor in de dreigbrief aan mevrouw [aangeefster].v Tijdens een verhoor op 19 januari 2011 heeft de verdachte erkend dat hij de woorden 'Kanker natie centrale' heeft geschrevenvi.
4.3.6. Van de vernieling van de cel is aangifte gedaan. Bij de aangifte van de vernieling is als benadeelde partij vermeld Rechtbank Haarlem, Nauwe Appelaarsteeg 1, 2011 HA Haarlem.vii Dit adres is ook op de envelop vermeld. Dit adres is niet gebruikelijk voor correspondentie met de rechtbank of het parket. Het correspondentieadres daarvan is Simon de Vrieshof 1 Haarlem. De Nauwe Appelaarsteeg is de achteruitgang van het gebouw waar het cellencomplex van de rechtbank haar ingang heeft. Bij raadpleging van het adres van justitie Haarlem op het internet verschijnt bij telefoonboek.nl, OM.nl, infopolitie.nl, rechtspraak.nl en detelefoongids.nl het adres Simon de Vrieshof 1 Haarlem. De verbalisant die bedoeld onderzoek heeft verricht meldt nergens het adres Nauwe Appelaarsteeg 1 te zijn tegengekomen als het adres van rechtbank of parket. viii
4.3.7. De postzegel op de envelop was voorzien van een postsorteerstempel 'Amsterdam'.ix
Alle verstuurde post met postcodes in Heerhugowaard (verdachte verbleef in september 2010 in de penitentiaire inrichting Noord Holland Noord te Heerhugowaard) wordt voorzien van een stempel 'Amsterdam'.x
4.3.8. In de cel van de verdachte is het dossier aangetroffen van de strafzaak tegen hem met betrekking tot de overval in december 2009 en de vernieling van de cel in januari 2011. In dat dossier zit de aangifte van de vernieling met het adres Nauwe Appelaarsteeg 1, 2011 HA Haarlem. Ook de naam van de officier van justitie, mr. [aangeefster], komt geregeld in het dossier voor.xi Mevrouw [aangeefster] heeft in de zaak van de overval bij de rechter tegen verdachte 30 maanden gevangenisstraf geëist. Omdat zij zich met jeugdrecht bezighoudt, komt het niet vaak voor dat zij een dergelijke celstraf eist.xii Verdachte is uiteindelijk in die zaak veroordeeld.
4.3.9. Uit onderzoek naar biologische sporen en DNA-sporen op de postzegel op de envelop is een onvolledig DNA-profiel verkregen van een man. De berekende frequentie van het onvolledige DNA-profiel van het celmateriaal in de bemonstering op de postzegel is ongeveer één op de 600 duizend. De kans dat DNA-profiel van een willekeurige persoon matcht met het onvolledige DNA-profiel is ongeveer 1 op de 600.000. Het DNA-profiel is vergeleken met in de Nederlandse DNA-databank voor strafzaken voorkomende DNA-profielen. Hierbij is een match gevonden met het DNA-profiel van de verdachte.xiii
4.3.10. Er is onderzoek gedaan naar het handschrift op de envelop. De conclusie uit dat onderzoek is dat de bevindingen van het onderzoek veel waarschijnlijker zijn wanneer juist is de hypothese dat het handschrift van de verdachte is dan wanneer juist is de hypothese dat het handschrift van een ander persoon is.xiv
4.3.11. Uit onderzoek naar het papier van de dreigbrief werd de conclusie getrokken dat veel waarschijnlijker is wanneer juist is de hypothese dat de brief van hetzelfde merk en type is als het referentiepapier zoals dat wordt verstrekt in de betreffende penitentiaire inrichting dan wanneer juist is de hypothese dat de brief is opgesteld op papier van een willekeurig ander merk en type dan het referentiepapier.xv
De overwegingen van de rechtbank.
4.3.12. De feiten en omstandigheden, hiervoor vermeld onder 4.3.2. tot en met 4.3.8. en de onderzoeksresultaten genoemd onder 4.3.9. tot en met 4.3.11., in hun onderlinge verband en samenhang bezien, leveren voldoende wettig en overtuigend bewijs op voor het oordeel dat de verdachte bedoelde brief heeft gefabriceerd en verzonden.
De rechtbank heeft hierbij ook betrokken de omstandigheid dat de verdachte heeft verklaard dat waar het om autoriteit gaat hij meer moeite heeft met vrouwen dan met mannen.xvi
4.3.13. De rechtbank ziet geen grond, anders dan de raadsman kennelijk beoogt te betogen, het resultaat van het handschriftonderzoek van het bewijs uit te sluiten. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden aan de hand van het aangetroffen verbonden geschreven referentiemateriaal van de verdachte. Dat volgens onderzoekers een optimaler onderzoek had kunnen plaatsvinden als er meer verbonden geschreven referentiemateriaal van de verdachte voorhanden zou zijn, maakt het huidige onderzoek evenwel niet onbruikbaar.
4.3.14. Het door de raadsman gepresenteerde alternatieve scenario begrijpt de rechtbank aldus dat een ander dan de verdachte de brief vanuit de penitentiaire inrichting kan hebben verzonden. Door de ruilhandel van de postzegel zou de zegel door de verdachte zijn aangeraakt hetgeen een verklaring oplevert voor de match van het daarop aangetroffen celmateriaal met het DNA-profiel van de verdachte. De rechtbank gaat aan dit betoog voorbij, reeds omdat zij de kans slechts van theoretische aard acht dat de resultaten van het handschrift- en papieronderzoek evenzeer van toepassing kunnen zijn op een andere persoon die (i) op enigerlei wijze in relatie staat tot (een zaak van) officier van justitie [aangeefster], (ii) de beschikking heeft over papier dat in een penitentiaire inrichting wordt gebruikt en - kennelijk via ruilhandel vanuit de penitentiaire inrichting alwaar verdachte verbleef - over een postzegel waarop een DNA-spoor dat matcht met dat van verdachte, en (iii) bekend is met het ongebruikelijke adres Nauwe Appelaarsteeg 1 te Haarlem, en (iv) de brief heeft gepost op een plek vanuit waar brieven plegen te worden gestempeld in Amsterdam.
5. Bewezenverklaring
De rechtbank acht op grond van de onder 4.3.1 vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte
ten aanzien van feit 1
in of omstreeks de periode van 24 september 2010 tot en met 27 september
2010 te Haarlem een persoon, te weten Officier van Justitie [aangeefster], schriftelijk heeft bedreigd met enig misdrijf tegen het leven gericht immers heeft verdachte opzettelijk dreigend voornoemde [aangeefster] een anonieme brief verzonden met daarin de tekst "Ik zal niet rusten voor er een bom is ontploft aan jou persoonlijk gericht" en "Sterf";
ten aanzien van feit 2
hij in of omstreeks de periode van 24 september 2010 tot en met 27 september 2010 te Nederland opzettelijk beledigend een ambtenaar, te weten Officier van Justitie [aangeefster], ter zake van de rechtmatige uitoefening van haar bediening, bij geschrift de woorden "Natiehoer" en "Kankerslet" heeft toegezonden.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten staan, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van het feit
Het bewezen geachte feit is volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straffen en maatregelen
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van vier maanden met aftrek van voorarrest.
8.2. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
Verdachte heeft een officier van justitie bedreigd en beledigd door toezending van een anonieme brief.De betrokken officier van justitie heeft zich, zo blijkt uit haar aangifte, ernstig bedreigd gevoeld door deze bewoordingen.
De bedreiging houdt direct verband met de werkzaamheden van betrokkene als officier van justitie. Officieren van justitie zijn in ons land, samen met politie, rechters en advocaten, verantwoordelijk voor de handhaving van de rechtsorde. Een aanval op één van deze beroepsbeoefenaren is aan te merken als een aanval op het rechtssysteem en mag en kan dus niet lichtvaardig worden opgevat. Ditzelfde geldt voor de belediging van een officier van justitie. Deze misdrijven rechtvaardigen op zichzelf genomen een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van een langere duur dan door de officier van justitie is gevorderd. Dit geldt temeer nu, uit het Uittreksel Justitiële Documentatie van 3 november 2011 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte eerder voor een bedreiging is veroordeeld, reeds verschillende misdrijven op zijn naam heeft staan en daarbij geweld niet heeft geschuwd. De rechtbank heeft echter bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het voordeel van verdachte laten meewegen dat tijdens de zitting is gebleken dat verdachte sinds september 2011 in de De Woenselse Poort te Eindhoven een klinische behandeling ondergaat met het oog op de beoogde vervroegde invrijheidsstelling in augustus 2012. Daarom is de rechtbank van oordeel dat kan worden volstaan met de oplegging van een straf als door de officier- van justitie is gevorderd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 285 en 267 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
10. Beslissing
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde
bedreiging met enig misdrijf tegen het leven gericht;
Ten aanzien van het onder 2 bewezen verklaarde
belediging, terwijl de belediging wordt aangedaan aan een ambtenaar gedurende of terzake de rechtmatige uitoefening van haar bediening.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 4 (vier) maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Dit vonnis is gewezen door
mr. C.W. Bianchi, voorzitter,
mrs. C.F. de Lemos Benvindo en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M. den Toom, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 27 januari 2012.
De griffier is buiten staat
dit vonnis mede te ondertekenen.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Pag. 45 - 49 (proces-verbaal van aangifte door [aangeefster] d.d. 1 oktober 2010)
iii Pag. 55 - 56 (proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2010); pag. 85, 86 (kopie enveloppe en brief)
iv Pag. 55 (proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2010)
v Pag. 68 - 69 (proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2011)
vi Pag. 149 (proces-verbaal van verhoor d.d. 19 januari 2011)
vii Pag. 70 - 73 (proces-verbaal van aangifte door [aangever vernieling] d.d. 12 januari 2010, lees: 2011)
viii Pag. 68 (proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2011)
ix Pag. 55 (proces-verbaal van bevindingen d.d. 29 september 2010)
x Pag. 67 (proces-verbaal van bevindingen d.d. 14 januari 2011)
xi Pag. 89 (proces-verbaal van bevindingen d.d. 20 januari 2011)
xii Pag. 140 - 141 (proces-verbaal verhoor benadeelde d.d. 17 januari 2011)
xiii Pag. 57 - 66 (Rapport NFI 10 december 2010)
xiv Pag. 165 - 186 (Rapport NFI 20 mei 2011, hoofdstuk 8)
xv Pag. 165 - 186 (Rapport NFI 20 mei 2011, hoofdstuk 7)
xvi Pag. 146 (proces-verbaal van verhoor van de verdachte d.d. 18 januari 2011)