vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 504165 / KG ZA 11-1821 HB/MRSB
Vonnis in kort geding van 10 januari 2012
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser in conventie bij dagvaarding op verkorte termijn van 23 november 2011,
verweerder in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. H.M. Hielkema te Amsterdam en mr. L. Gonzales te Curaçao,
met als voegende partijen aan de zijde van eiser
de naamloze vennootschap
RENOVEMA N.V.,
gevestigd in Curaçao,
advocaat mr. H.M. Hielkema,
de stichting
DE STICHTING PARTICULIER FONDS NAAR CURACAO’S RECHT HIGH SEAS PRIVATE FOUNDATION,
gevestigd in Curaçao,
advocaat mr. H.M. Hielkema,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DUTCH ANTILLES EXPRESS B.V.,
gevestigd in Curaçao,
gedaagde in conventie,
eiseres in voorwaardelijke reconventie,
advocaat mr. P. Holthuis te Amsterdam,
met als voegende partij aan de zijde van gedaagde
de stichting
STICHTING FUNDASHON KORPORASHON PA DESAROYO DI KORSOU,
gevestigd in Curaçao,
advocaat mr. J.H. van der Weide.
Partijen zullen hierna [eiser], Renovema, High Seas, DAE en Korpodeko worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Voorafgaand aan de mondelinge behandeling op 19 december 2011 hebben Korpodeko bij faxbrief van 16 december 2011 en Renovema en High Seas tezamen bij brief van 18 december 2011 een incidentele vordering tot voeging aan de zijde van respectievelijk DAE (Korpodeko) en [eiser] (Renovema en High Seas) ingediend onder vermelding van de gronden. Beide vorderingen zijn ter terechtzitting van 19 december 2011 behandeld. [eiser] en DAE hebben geen verweer gevoerd tegen de incidentele vorderingen tot voeging. De voorzieningenrechter heeft, overwegende dat de in kort geding vereiste spoed en de goede procesorde niet onder toewijzing van de vordering lijden en ook overigens aan de in het Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie bepaalde vereisten voor het instellen van een incidentele vordering tot voeging in kort geding is voldaan, Korpodeko, Renovema en High Seas toegelaten als voegende partijen.
1.2. [eiser] heeft ter terechtzitting van 19 december 2011 voorts gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding op verkorte termijn. DAE heeft verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorziening, en vervolgens in voorwaardelijke reconventie gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte akte. [eiser] heeft de vordering in voorwaardelijke reconventie bestreden. Renovema en High Seas hebben gepleit tot toewijzing van de vordering van [eiser], en Korpodeko tot afwijzing daarvan. [eiser], DAE en Korpodeko hebben producties en pleitnota’s overgelegd. [eiser] heeft bezwaar gemaakt tegen de door DAE overgelegde producties 10 tot en met 12. Dit bezwaar is gehonoreerd aangezien deze producties niet binnen de in het Procesreglement kort gedingen rechtbanken sector civiel/familie bepaalde termijn van 24 uur voor aanvang van de zitting zijn overgelegd en [eiser] alsmede de voorzieningenrechter zich daarop derhalve onvoldoende hebben kunnen voorbereiden. Na verder debat hebben partijen verzocht vonnis te wijzen.
Ter zitting waren - voor zover van belang - aanwezig [eiser] in persoon, mr. Hielkema, namens [eiser], Renovema en High Seas, mr. Gonzales namens [eiser], mr. Van der Weide namens Korpodeko en mr. Holthuis namens DAE.
2. De feiten
2.1. DAE is een luchtvaartmaatschappij in Curaçao die met name vluchten uitvoert in de regio. Bon Air Beleggings & participatiemaatschappij N.V. (hierna: BBPM) houdt zich bezig met het beheren van en het beleggen in aandelen, obligaties en andere participatie- en/of winstbewijzen in luchtvaartondernemingen en aanverwante bedrijven. BBPM is enig aandeelhouder en bestuurder van DAE. [eiser] is tot 9 december 2010 enig aandeelhouder en bestuurder van BBPM geweest.
2.2. Renovema is een vennootschap die thans in eigendom is en wordt bestuurd door de kinderen van [eiser]. [eiser] is in het verleden bestuurder geweest van Renovema. Renovema is eigenaresse van twee panden gelegen aan de Pietermaai 33-35 en de Breedestraat 3, 3a en 3b, te Willemstad, Curaçao (hierna: de panden van Renovema). DAE heeft de panden aan de Pietermaai 33-35 in het verleden van Renovema gehuurd.
2.3. Maduro & Curiel’s Bank (hierna: MCB), gevestigd te Curaçao, heeft in 2008 aan DAE een geldlening verstrekt. [eiser] heeft, als toenmalig bestuurder van Renovema, als zekerheid voor deze lening op de panden van Renovema ten behoeve van MCB een recht van hypotheek gevestigd tot een bedrag van USD 1.500.000,00 (circa EUR 1.168.955,00) in hoofdsom, vermeerderd met 50% rente en kosten.
2.4. High Seas heeft in 2008 twee overeenkomsten van geldlening gesloten met BBPM van in totaal USD 1.500.000,00. BBPM heeft kort na ontvangst van de beide leningen bedragen van dezelfde omvang geleend aan DAE.
2.5. Korpodeko is een semi-overheidsinstelling die zich - onder meer - ten doel heeft gesteld de bevordering van het bedrijfsleven ten behoeve van de sociale en economische vooruitgang van Curaçao, met focus op het midden- en kleinbedrijf. Korpodeko heeft bij overeenkomst van 7 september 2010 aan DAE een geldlening verstrekt van 9.911.820,00 Antilliaanse guldens (circa EUR 1.972.000,00). In deze overeenkomst staat voor zover voor deze procedure van belang het volgende.
“Het door de vennootschap (DAE, vzr) aangaan van nieuwe leningen, doen van (interim) dividend uitkering, het uitbreiden der activiteiten anders dan in de statuten staat, of het aanvragen van nieuwe commerciële activiteiten, anders dan in de statuten staat, zullen slechts mogen geschieden na voorafgaande schriftelijke goedkeuring van Korpodeko. Voorts zal de vennootschap en haar aandeelhouders zowel individueel als gezamenlijk zich niet ten behoeve van derden als borg verbinden, zich garant stellen of zich anderszins sterk maken, zonder voorafgaande schriftelijke toestemming van Korpodeko. (…).”
2.6. Bij overeenkomst van 7 september 2010, waarbij partij zijn geweest Korpodeko, [eiser], BBPM en DAE, zijn Korpodeko, [eiser] en BBPM onder meer het volgende overeengekomen:
“2. DAE verklaart dat zij ter leen heeft ontvangen van [eiser] ([eiser], vzr) en BBPM (…) middels diverse geldleen overeenkomsten en deswege schuldig is aan [eiser] en BBPM in hoofdsom een totaal bedrag van USD 13.864.235 en EUR 180.000 te vermeerderen met rente, kosten en eventuele boeten, van welke overeenkomsten diverse schriftelijke contracten zijn opgemaakt, die aan deze akte zijn gehecht.
3. Voorts verklaren ondergetekenden (…) dat met betrekking tot alle bestaande vorderingen uit de bovenstaande tussen enerzijds DAE en anderzijds [eiser] en BBPM aangegane geldleningsovereenkomst, zoals gespecificeerd in de kredietbrief van 07 september 2010, is overeengekomen dat deze zullen zijn achtergesteld bij alle bestaande en toekomstige vorderingen die KORPODEKO heeft op DAE uit hoofde van de tussen DAE en KORPODEKO aangegane geldlening, waarvan blijkt uit voormelde kredietbrief d.d. 7 september 2010 dat aan deze akte is gehecht.”
2.7. Op 9 december 2010 heeft [eiser] alle aandelen in BBPM verkocht en geleverd aan Antilles Aero Holdings B.V. (hierna: AAH) voor de prijs van EUR 1,00. De koop is vastgelegd in een koopovereenkomst van 9 december 2010, getiteld “Share Purchase Agreement regarding the issued share capital of Bon Air Beleggings- en Participatie Maatschappij” (hierna: de SPA). Bij de SPA zijn drie partijen betrokken: [eiser], aangeduid als ‘seller’, AAH, aangeduid als ‘purchaser’, en de heer [directeur], ten tijde van de totstandkoming van de SPA directeur van AHH, aangeduid als ‘guarantor’ (garant).
2.8. In de SPA staat - voor zover voor deze procedure van belang - het volgende:
“6. Representation and Warrenties
6.3 The Purchaser represents and warrants that the financial situation of DAE at the Signing Date is such that DAE is on the verge of bankruptcy, and that the financial administration of the Company is not up to date, and that the financial audit of DAE by PWC Aruba might show at present unknown liabilities and might result in material adverse changes to the DAE Balance and the DAE Profit&Loss as per November 28, 2010.
7. Specific, Guarantees and Indemnities
7.1. The Purchaser and the Guarantor shall jointly and severally guarantee, indemnify, defend and hold harmless the Seller, to the amount of USD. 1,500,000 (…) in relation to the purchase by BBPM or DAE from Renovema (Holding) N.V., and the notarial delivery from Renovema (Holding) N.V. tot BBPM of DAE, of the office buildings, locally known as Pietermaai no 33-35 and Breedestraat no. 3, 3a and 3b, both buildings at present mortgaged by Renovema to Maduro & Curiel’s bank in favour of DAE. The Guarantor irrevocably agrees, as a personal obligation, to ensure full and final settlement of this payable to the Seller within 12 months after the Closing Date, on penalty of personal liability for the principal amount increased with legal interest and 15% collection costs. The Guarantor must replace the aforementioned personal obligation and personal liability with a bank guarantee from a Curacao banking institution before March 2011.
7.2. The Purchaser and the Guarantor shall jointly and severally guarantee, indemnify, defend and hold harmless the Seller, to the amount of USD. 1,500,000 (…) in relation to the debt to the same amount of BBPM to Stichting High Seas Private Foundation. The Guarantor irrevocably agrees to ensure full and final settlement of this payable to the Seller within 12 months after Closing Date, on penalty of personal liability for the principal amount increased with legal interest and 15% collection costs. The Guarantor must replace the aforementioned personal obligation and personal liability with a bank guarantee from a Curacao banking institution before 31 March 2011.
7.5. The notarial delivery date by deed of transfer from Renovema (Holding) N.V. to BBPM or DAE, of the office buildings, locally known as Pietermaai no. 33-35 and Breedestraat no. 3, 3a and 3b, both buildings presently mortgaged by Renovema to Maduro & Curiel’s bank in favour of DAE, is due within 30 days after the Closing Date. For the avoidance of doubt, with the clear understanding that the payment of the purchase price of USD 1.500.000,- is payable within twelve (12) months of the Closing Date of the Sale Purchase Agreement.(…)”
2.9. Bij notariële akte van 10 december 2010 is een overeenkomst van borgtocht tot stand gekomen. Partij bij deze overeenkomst zijn [directeur], aangeduid als guarantor no. 1, BBPM, aangeduid als Guarantor no. 2, DAE aangeduid als Guarantor no. 3, AAH, aangeduid als Borrower, en ten slotte [eiser], aangeduid als Lender. In de overeenkomst van borgtocht staat voor zover van belang het volgende:
“ The appearers, acting as aforementioned, declared that:
- This Guarantee Agreement/Borgstellingsovereenkomst (the “Agreement”) forms an integral part of the Share Purchase Agreement dated the ninth day of December two thousand ten (“SPA”) on the BBPM Shares (…)
- Lender under the SPA has made available, two non-interest bearing loans, each for the amount of USD. 1,500,000 (…) to Borrower, for a maximum period of 12 months after the Closing Date of the SPA;
- Guarantor # 1 under the SPA agrees to personally guarantee the obligations of the Borrower under the SPA or provide in lue of the personal guarantee a written guarantee issued by a Curacao resident financial institution (…) in favour of the Lender, to the principal of two equal amounts of USD 1,500,000 for the full and timely repayment of the Loan Amounts to Lender within 12 months after the Closing Date of the SPA.
- BBPM and DAE as interested third parties are willing to act as co-guarantors next to Guarantor # 1 toward the Lender, as extra guarantee for the rightful and timely fulfilment of the obligations of the Borrower.
2.1. Object of Guarantee
The guarantors bind and oblige themselves jointly and severally, absolutely and unconditionally with the Borrower for the due and punctual repayment of the Loan Amount to Lender.
The Guarantors undertake to perform such obligations, undertakings and convenants upon the occurrence of a Default by Borrower, without notice or demand.
Furthermore, as a replacement to the personal guarantees of Guarantor # 1 to Lender in the SPA under 7.1 and 7.2, the Guarantors are to deliver to the Lender before March 31, 2011, two written guarantees for equal amount of USD 1,500,000 issued by a Curacao resident financial institution (…) (the “Bank”) in favour of the Lender, to the principal amount of USD 3,000,000 increased with 18% for interest and cost, payable by the Bank to the Lender in the event that the Borrower will not have paid back the Loan Amounts in full to the Lender within (12) months after the Closing Date of the SPA ( the “Bank Guarentee”)
(…)
3. General Provisions
3.1. Governing Law – competent court
This agreement is governed by and construed in accordance with the laws of Curacao. Any and all disputes arising out of or in connection with the Agreement and/or any further agreements between the parties arising out of or in connection with this Agreement shall exclusively be submitted to the competent court in Amsterdam.”
2.10. Bij brief van 29 maart 2011 heeft mr. Gonzales aan [directeur] en de directies van AAH, DAE en BBPM het volgende geschreven:
“Namens cliënten heb ik reeds uitgebreid op uw email van 25 maart jl. gereageerd bij email van eveneens 25 maart jl. (…). Ik heb daarin bevestigd hetgeen ik u ook reeds tijdens onze bespreking van 24 maart jl. heb voorgehouden, namelijk dat DAE en BBPM krachtens artikel 7.1. en 7.2 van de SPA het totaalbedrag van USD. 3 miljoen niet verschuldigd zijn aan [eiser], doch aan Renovema N.V. en High Seas PF, en wel omdat deze 2 artikelen zogeheten ‘derden-bedingen’ bevatten ten behoeve van Renovema respectievelijk High Seas, ieder beding ten bedrage van USD. 1.5 miljoen, en dat deze 2 derdenbedingen door Renovema en High Seas zijn geaccepteerd en nu dus nagekomen moeten worden door AAH en uw persoon als de “Guarantors” onder de SPA.
2.11. Op 12 mei 2010 heeft het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao een vonnis uitgesproken tussen [eiser] en [directeur], waarbij Renovema en High Seas zich aan de zijde van [eiser] hebben gevoegd. In dat vonnis heeft het gerecht in r.o. 4.5. overwogen als volgt:
“(…).Ter zitting hebben beide partijen naar voren gebracht dat de levering van de panden genoemd in artikel 7.5 van de SPA-overeenkomst geen doorgang kan vinden nu een derde, te weten de bank die ten behoeve van de panden een hypotheek heeft verstrekt, niet akkoord gaat met de levering van de panden aan DAE of BBPM.(…)”
2.12. AAH heeft haar aandelen in BBPM (en derhalve ook DAE) op 19 juli 2011 verkocht aan de Stichting Blue Trust. Het economisch eigendom van DAE berust thans bij Korpodeko.
3. Het geschil in conventie
3.1. [eiser] vordert samengevat - DAE op straffe van verbeurte van een dwangsom te veroordelen binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan [eiser] af te geven twee bankgaranties op eerste afroep van elk USD 1.500.00,00, afkomstig van een onder de controle van de Centrale Bank van Curaçao en Sint Maarten staande financiële instelling te Curaçao, alsmede DAE te veroordelen in de proceskosten, de nakosten daaronder begrepen.
3.2. [eiser] legt aan zijn vordering samengevat het volgende ten grondslag. Op grond van de SPA, en het in de overeenkomst van borgtocht daarop toegevoegde, heeft DAE zich (mede) verbonden tot nakoming van de in de SPA genoemde betalingsverplichtingen van [directeur] aan [eiser] van in totaal USD 3.000.000,00 alsmede om daartoe per 31 maart 2011 twee bankgaranties te doen stellen van in totaal USD 3.000.000,00. DAE heeft nagelaten de bankgaranties te stellen terwijl de uiterlijke betalingstermijn op 9 december 2011 is afgelopen, zonder dat is betaald. DAE is met ingang van 31 maart 2011 in verzuim met het stellen van de bankgaranties. [eiser] heeft spoedeisend belang bij toewijzing van de vordering aangezien DAE op de rand van faillissement staat.
3.3. DAE voert verweer. Op dit verweer wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. Het geschil in voorwaardelijke reconventie
4.1. DAE vordert voor het geval de vorderingen van [eiser] in conventie worden toegewezen - samengevat - primair dat [eiser] wordt veroordeeld om op straffe van verbeurte van een dwangsom voorafgaand aan de executie van de in conventie te geven veroordelingen aan DAE een bankgarantie af te geven van USD 3.000.000,00, en subsidiair om deze bankgarantie - eveneens op straffe van verbeurte van een dwangsom - binnen zeven dagen na betekening van dit vonnis aan DAE af te geven.
4.2. [eiser] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5. De beoordeling in conventie
5.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
5.2. DAE heeft aangevoerd dat de voorzieningenrechter op grond van de uitzonderingsclausule in artikel 8 Rv onbevoegd is van dit geschil kennis te nemen, aangezien het Gerecht in eerste aanleg te Curaçao reeds een aantal vonnissen tussen (een aantal van de) partijen in dit geding heeft gewezen en dat gerecht bovendien beter in staat is het op de verschillende overeenkomsten van toepassing verklaarde recht van Curaçao toe te passen.
Op grond van artikel 8 Rv is - kort gezegd - de Nederlandse rechter bevoegd kennis te nemen van geschillen indien partijen dat zijn overeengekomen, tenzij daarvoor geen redelijk belang aanwezig is. Artikel 3.1. van de borgstellingsovereenkomst bepaalt dat de Nederlandse rechter exclusief bevoegd is in geschillen handelend over of in verband staand met die overeenkomst. Het onderhavige geschil is een geschil als in artikel 3.1. van de borgstellingsovereenkomst bedoeld. Geoordeeld wordt dat de omstandigheid dat het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao reeds in een aantal met deze zaak verwante zaken heeft beslist, niet met zich brengt dat de Nederlandse rechter zich in dezen onbevoegd zou moeten verklaren. Voorshands wordt geen aanleiding gevonden van de door partijen overeengekomen forumkeuze af te wijken, zodat dit verweer van DAE wordt gepasseerd.
5.3. Ter beoordeling staat of DAE gehouden is ten behoeve van [eiser] twee bankgaranties te verstrekken van elk USD 1.500.000,00. Overwogen wordt als volgt.
5.4. Op 7 september 2010 heeft Korpodeko een omvangrijke geldlening aan de in financiële nood verkerende DAE verstrekt. In deze overeenkomst heeft Korpodeko in artikel 13 bedongen dat DAE zich zonder schriftelijke toestemming van Korpodeko niet ten behoeve van derden als borg mag verbinden of zich ten behoeve van derden garant mag stellen. [eiser], die op 7 september 2010 nog - via BBPM - bestuurder was van DAE, is geen partij bij deze overeenkomst. Op dezelfde dag heeft Korpodeko in het kader van zekerheidstelling voor de door haar aan DAE verstrekte lening, een achterstellingsovereenkomst gesloten, waarbij [eiser] en BBPM mede partij zijn. In deze overeenkomst hebben [eiser] en BBPM hun vorderingen op DAE uit hoofde van geldlening achtergesteld aan de vordering van Korpodeko op DAE. Deze leningen van [eiser] en/of BBPM zijn gespecificeerd in de overeenkomst van geldlening tussen Korpodeko en DAE, welke in zijn geheel aan de achterstellingsovereenkomst is gehecht. Daarmee is voldoende aannemelijk dat [eiser], die weliswaar bij de overeenkomst tussen Korpodeko en DAE geen partij was, maar daarbij als (indirect) bestuurder van DAE wel een groot belang had, volledig op de hoogte moet zijn geweest van het in die overeenkomst bedongen verbod voor DAE zich zonder toestemming van Korpodeko jegens derden als borg of garant te verbinden.
5.5. [eiser] heeft op 9 december 2010, circa drie maanden na de totstandkoming van de overeenkomst van geldlening en de achterstellings-overeenkomst als hiervoor bedoeld, zijn aandelen in BBPM - en daarmee ook in DAE - verkocht aan AAH. Deze verkoop is neergelegd in de bij de feiten genoemde Sale Purchase Agreement (SPA). In de SPA zijn in de artikelen 7.1 en 7.2 (zie bij de feiten onder 2.7 en 2.8) ten aanzien van [directeur], directeur van AAH, twee betalingsverplichtingen opgenomen. De betaling op grond van artikel 7.1 zag op de koop - voor een bedrag van USD 1.500.000,00 - van een aantal panden van Renovema door BBPM en/of DAE, waarop door [eiser] in 2008 als toenmalig bestuurder van Renovema ten behoeve van MCB een recht van hypotheek was verstrekt met een omvang van USD 1.500.000,00 tot zekerheid van een door MCB aan DAE verstrekte lening.
De betaling op grond van artikel 7.2 zag op twee door High Seas in 2008 aan BBPM verstrekte leningen met een omvang van in totaal USD 1.500.000,00. [directeur] heeft zich in genoemde artikelen verplicht voor deze betalingen bankgaranties te doen stellen.
5.6. Een dag later, op 10 december 2010, is een borgstellingsovereenkomst tot stand gekomen, waarbij DAE zich, in weerwil van het in artikel 13 van de overeenkomst van geldlening met Korpodeko bepaalde, dus zonder instemming van de laatste, garant heeft gesteld voor de nakoming van de (betalings)verplichtingen van [directeur] onder de artikelen 7.1 en 7.2 van de SPA. De borgstellings-overeenkomst is ingevolge haar considerans integraal deel gaan uitmaken van de SPA. Voorshands is niet gebleken welk belang DAE bij deze borgstelling had, nu zij zelf in een bijzonder slechte financiële positie verkeerde en met de borgstelling in strijd handelde met hetgeen waartoe zij zich in artikel 13 van de overeenkomst van geldlening van 7 september 2010 jegens Korpodeko had verbonden. [eiser] had - zo moet de voorzieningenrechter aannemen - als vertegenwoordiger van Renovema en High Seas kennelijk wel belang bij aanvullende zekerheid voor de voldoening van de vorderingen van laatstgenoemde vennootschappen.
5.7. Door in de SPA door middel van de borgstellingsovereenkomst de voorwaarde op te nemen dat DAE zich garant zou stellen voor de nakoming door [directeur] van zijn (betalings)verplichtingen jegens Renovema en High Seas - terwijl [eiser] daarbij geweten moet hebben dan wel had kunnen weten dat DAE daarmee haar verplichtingen jegens Korpodeko schond - handelt [eiser] in strijd met de goede trouw, door thans DAE als borg aan te spreken op de nakoming van de verplichting tot het stellen van bankgaranties als in de artikelen 7.1 en 7.2 van de SPA bedoeld. Dit heeft reeds tot gevolg dat [eiser] op nakoming van de borgstelling door DAE in rechte geen beroep toekomt en de gevraagde voorzieningen reeds op deze grond moeten worden geweigerd. De buitengerechtelijke vernietiging door Korpodeko van de borgstellingsovereenkomst kan daarmee in het kader van deze kort geding procedure buiten beschouwing blijven.
5.8. Hierbij wordt nog buiten beschouwing gelaten dat het Gerecht in eerste aanleg van Curaçao in zijn vonnis van 12 mei 2011 heeft vastgesteld dat de verkoop van de panden van Renovema aan BBPM en/of DAE, welke de grondslag vormt van de verplichting van [directeur] om aan [eiser], dan wel Renovema, USD 1.500.000,00 te betalen en daarvoor een bankgarantie te doen stellen, in het geheel niet is doorgegaan. Daarmee is aan de vordering om DAE ten behoeve van [eiser] dan wel Renovema een bankgarantie te laten stellen een deugdelijke grondslag komen te ontvallen.
5.9. [eiser], Renovema en High Seas zullen als de in het ongelijk gestelde partijen hoofdelijk in de proceskosten in conventie worden veroordeeld van DAE en de aan haar zijde gevoegde partij Korpodeko. De kosten aan de zijde van DAE worden begroot op:
- griffierecht EUR 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.376,00
De kosten aan de zijde van Korpodeko worden begroot op:
- griffierecht EUR 560,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.376,00.
5.10. Nu de vordering in conventie niet toewijsbaar is, is aan de voorwaarde voor het instellen van de reconventionele vordering niet voldaan, zodat deze buiten behandeling kan worden gelaten.
6. De beslissing
De voorzieningenrechter
6.1. weigert de gevraagde voorzieningen,
6.2. veroordeelt [eiser], Renovema en High Seas hoofdelijk in de proceskosten, aan de zijde van DAE tot op heden begroot op EUR 1.376,00 en aan de zijde van Korpodeko tot op heden begroot op EUR 1.376,00,
6.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordelingen uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.N. Brouwer, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. M.R.S. Bacon, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 10 januari 2012.?