ECLI:NL:RBAMS:2012:BV0284
Rechtbank Amsterdam
- Raadkamer
- M.M. van der Nat
- J.H.J. Evers
- P. Peters
- Rechtspraak.nl
Beslissing op hoger beroep inzake rechtmatigheid inverzekeringstelling verdachte in zaak van openlijke geweldpleging tegen politieman
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 3 januari 2012 uitspraak gedaan in hoger beroep over de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling van de verdachte, die wordt verdacht van openlijke geweldpleging tegen een politieman op 4 augustus 2011 in Amsterdam. De verdachte was op 2 december 2011 voorgeleid aan de rechter-commissaris, die de inverzekeringstelling onrechtmatig oordeelde en de onmiddellijke invrijheidstelling beval. De officier van justitie heeft hiertegen op 6 december 2011 hoger beroep ingesteld.
Tijdens de zitting in raadkamer op 2 januari 2012 zijn zowel de raadsman van de verdachte als de officier van justitie gehoord. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wordt verdacht op basis van getuigenverklaringen en informatie van de criminele inlichtingeneenheid (CIE). De rechtbank heeft de rechtmatigheid van de inverzekeringstelling beoordeeld aan de hand van de informatie die op dat moment beschikbaar was.
De rechtbank concludeert dat er voldoende aanwijzingen zijn dat de verdachte betrokken is geweest bij de mishandeling van de politieman, onderbouwd door getuigenverklaringen en informatie van de CIE. De rechtbank oordeelt dat de hulpofficier van justitie in redelijkheid heeft kunnen besluiten dat het belang van het onderzoek de inverzekeringstelling eist. De rechtbank verklaart het hoger beroep gegrond, vernietigt de beschikking van de rechter-commissaris en oordeelt dat de inverzekeringstelling niet onrechtmatig is. De rechtbank bepaalt dat de inverzekeringstelling onverwijld verder ten uitvoer zal worden gelegd.