ECLI:NL:RBAMS:2012:BU9982

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
3 januari 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/651138-11 (PROMIS)
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor openlijk geweld in vereniging tegen meerdere personen tijdens buurtbarbecue in Amstelveen

Op 3 januari 2012 heeft de Rechtbank Amsterdam uitspraak gedaan in de zaak tegen een verdachte die betrokken was bij openlijk geweld tijdens een buurtbarbecue op 2 juli 2011 in Amstelveen. De verdachte, samen met anderen, heeft zich schuldig gemaakt aan geweld tegen meerdere personen, waaronder [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte en zijn mededaders zich provocerend opstelden en een discussie aangingen met buurtbewoners, wat leidde tot een handgemeen. Na een korte periode van rust escaleerde de situatie opnieuw, waarbij de verdachte een klap uitdeelde aan een onbekend gebleven persoon en betrokken was bij de geweldsdaad tegen de slachtoffers. De rechtbank oordeelde dat de verdachte zich schuldig had gemaakt aan openlijk geweld in vereniging en veroordeelde hem tot een voorwaardelijke gevangenisstraf van drie maanden, met een proeftijd van twee jaar, en een werkstraf van 120 uren. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld tot het betalen van schadevergoeding aan de benadeelde partijen, waaronder [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3]. De rechtbank benadrukte de ernst van de feiten en de impact op de slachtoffers en de gemeenschap.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/651138-11 (PROMIS)
Datum uitspraak: 3 januari 2012
op tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren op [1992] te [geboorteplaats] (Iran),
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van en 20 december 2011.
Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Wijffels, officier van justitie. Verdachte liet zich bijstaan door mr. M.C. Jonge Vos, advocaat te Amsterdam.
Alle hierna te bespreken verweren zijn zakelijk en kort samengevat weergegeven.
1. Tenlastelegging
Aan verdachte is, na de wijziging ter terechtzitting van 20 december 2011, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht heeft/hebben gestompt/geslagen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben getrapt/geschopt (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);
(artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten bij
- [slachtoffer 1]: één of meerdere breuk(en) van de oogkas en/of het jukbeen en/of zenuwletsel in het gezicht en/of een gescheurd ooglid en/of een gevoelloze linkerzijde van het gezicht en/of linker bovenzijde van het gebit en/of de
voortanden en/of
- [slachtoffer 2]: (een) bloeding(en) in de hersenen en/of een hersenkneuzing en/of vier, in ieder geval één breuk(en) in de oogkas en/of kaak, heeft toegebracht, door opzettelijk
- die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of;
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht te slaan/stompen (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht te slaan/stompen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] schoppen/trappen en/of;
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan/stompen (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan/stompen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag) en/of door te schreeuwen en/of een onbekend gebleven persoon te slaan;
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((een) wond(en) en/of kneuzing(en) in het gezicht en/of (een) afgebroken/beschadigde tand(en) en/of een (licht)stijve pupil van het (rechter)oog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd te slaan/stompen;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 3] meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid en/of door te schreeuwen en/of een onbekend gebleven persoon te slaan;
(artikel 302/45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] slaan/stompen;
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] slaan/stompen en/of door te schreeuwen en/of een onbekend gebleven persoon te slaan;
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4])
- meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
2. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
3.1 De feiten
De rechtbank gaat van de volgende feiten en omstandigheden uiti.
Buurtbarbecue
3.1.1 Op 2 juli 2011 houden de bewoners van [A-straat] te Amstelveen in hun straat een buurtbarbecueii. Daartoe hebben zij de straat door middel van schragen afgezetiii, is er een tent opgesteld met een tapinstallatie, zijn vlaggetjes opgehangen en is een springkussen geplaatstiv.
3.1.2 Tijdens het feest, later op de avond, komt er een groep jongens aangelopen uit de richting van de [B-straat]. Deze groep, waarin zich op dat moment onder anderen [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [verdachte] (hierna respectievelijk: [medeverdachte 2], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [verdachte]) bevinden, komt van het huis van [medeverdachte 4] aan de [B-straat] vandaanv.
Eerste geweldsfase
3.1.3 Twee leden uit de groep, onder wie [medeverdachte 2], lopen richting het door de buurtbewoners afgezette gedeelte van de [A-straat]vi. [medeverdachte 2] vraagt dan aan [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) of hij de jarige mag feliciterenvii en raakt met [slachtoffer 2] in discussieviii. Een ander lid van de groep vraagt om bier en etenix. Hierna ontstaat een handgemeen tussen meerdere personen. Na dit handgemeen keert gedurende enige tijd de rust terugx.
Tweede geweldsfase
3.1.4 Vervolgens komt een jongen op [slachtoffer 2] afrennen en slaat hem kracht met zijn vuist in diens gezichtxi, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] ten val komt. Als [slachtoffer 2] op wil staan volgt nog een slag in zijn gezicht. [slachtoffer 2] verliest hierbij het bewustzijnxii. Dan trappen en slaan meerdere jongens tegen het hoofd en lichaam van de op de grond liggende [slachtoffer 2]xiii. Hij komt later weer bij in de badkamer van zijn huisxiv.
3.1.5 Direct na de hiervoor onder 3.1.4 aan [slachtoffer 2] toegebrachte klappen komen er meerdere jongens aangerendxv en ontstaat er een grote vechtpartijxvi.
3.1.6 Nadat aan [slachtoffer 2] de tweede hiervoor onder 3.1.4 genoemde slag wordt uitgedeeld schiet [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) [slachtoffer 2] te hulp en krijgt een forse klap op zijn kaak. Door de klap voelt [slachtoffer 4] een stekende pijn en duizelt het hemxvii.
3.1.7 Nadat aan [slachtoffer 2] de eerste hiervoor onder 3.1.4 bedoelde slag wordt uitgedeeld pakt [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) een jongen vast. Hij houdt de jongen vervolgens in bedwang door hem in een houdgreep te nemen, waarbij hij met zijn arm om de nek van de jongen diens hoofd tegen zijn lichaam gedrukt houdt. Daarbij staat [slachtoffer 1] enigszins vooroverxviii.
3.1.8 Terwijl [slachtoffer 1] de jongen vasthoudt, rent [medeverdachte 4] op hen af. [medeverdachte 4] trapt met kracht tegen [slachtoffer 1]. De trap raakt [slachtoffer 1] tegen het gezichtxix, die hierdoor een hevige pijnscheut voelt in zijn hoofd, in het bijzonder bij zijn oog en tanden. [slachtoffer 1] blijft de jongen die hij onder zijn arm houdt vasthoudenxx.
3.1.9 Hierna rent een andere jongen op [slachtoffer 1] af. Ook deze jongen trapt [slachtoffer 1] met kracht tegen het gezicht. Opnieuw voelt [slachtoffer 1] hierdoor een flinke pijnxxi.
3.1.10 [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) ziet dat [slachtoffer 1] een jongen in bedwang houdt. Als hij ziet dat [slachtoffer 1] geschopt wordt, gaat hij tussen [slachtoffer 1] en de schoppende jongeren in staan om te voorkomen dat [slachtoffer 1] nog langer wordt geraakt. [slachtoffer 3] maant de jongeren tot kalmte. Op dat moment krijgt [slachtoffer 3] van rechts met meer dan geringe kracht een klap in zijn gezicht. Hij voelt daardoor een stekende pijnxxii. Door de klap vliegt de bril van [slachtoffer 3] van zijn gezicht en komt [slachtoffer 3] ten valxxiii.
Letsel [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3]
3.1.11 Aan de slagen en trappen houdt [slachtoffer 2] het volgende letsel over: de linkeroogkas is op drie plaatsenxxiv gebroken en er is sprake van bloeduitstortingen onder het linkeroog, rechts op het voorhoofd, links op de kaak, op de rechteronderarm, op een drietal plekken op de linkeronderarm, in de linkerknieholte en op het rechterbovenbeenxxv. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] een hersenkneuzing met bloeding opgelopen, een kneuzing aan de rechterhand, een gebroken rechterrib en een slijmbeursontstekingxxvi.
3.1.12 Ten gevolge van de trappen loopt [slachtoffer 1] het volgende letsel op: een bloeduitstorting rond het linkeroog, een scheurwond op het bovenste ooglid van het linkeroog, een diepe schaafwond boven de bovenlip, een verdoofd gevoel van de linkerzijde van het aangezichtxxvii. De linkeroogkas/ het linkerjukbeen blijkt gebroken. Ook na meerdere maanden keert het gevoel in de linkerwang niet volledig terug en heeft [slachtoffer 1] nog regelmatig last van sensibiliteitsveranderingen ter hoogte van de linkerbovenlip en de tanden en het tandvlees aldaarxxviii.
3.1.13 Door de klap loopt [slachtoffer 3] het volgende letsel op: een bloeduitstorting rond het rechteroog, een scheurwond in de vorm van een halve maan bij het rechterjukbeen, een viertal tanden of kiezen zijn beschadigd. Daarnaast is zijn rechterpupil licht stijfxxix. De zenuw van een van beschadigde tanden is dermate beschadigd dat dit in de toekomst tot problemen kan leiden. De wond op het gezicht laat een klein litteken achterxxx.
3.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op basis van de in haar requisitoir aangehaalde bewijsmiddelen en gronden op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden veroordeeld voor het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (feit 1 onderdeel 3), [slachtoffer 3] (feit 2 meer subsidiair) en [slachtoffer 4] (feit 3 primair). Verdachte dient van feit 2 primair en subsidiair te worden vrijgesproken.
3.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken. Ten aanzien van feiten 1 en 2 blijkt niet van enig aandeel van verdachte noch van bewijs op basis waarvan verdachte als medepleger kan worden aangemerkt. Ook ontbreekt bewijs voor de stelling dat verdachte [slachtoffer 4] (feit 3 subsidiair) heeft geslagen.
Als bewijs voor een aandeel van verdachte aan openlijk geweld kan slechts de eigen verklaring van verdachte dat hij heeft geslagen worden aangemerkt. Nu dit bewijs geen steun vindt in overige bewijsmiddelen dient deze verklaring van het bewijs te worden uitgesloten. Het enkel zich niet distantiëren is onvoldoende voor bewezen verklaring van openlijk geweld. Indien de rechtbank de verklaring van verdachte wel bruikbaar zou achten voor het bewijs, kan dit nog niet dienen voor het bewijs van de openlijke geweldpleging tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Niet blijkt immers dat hij hen heeft geslagen. Evenmin kan worden vastgesteld, nu onduidelijk blijft wie verdachte op welk moment heeft geslagen, dat het slaan door verdachte een significante bijdrage heeft geleverd aan het geweld tegen de aangevers.
3.4 Oordeel van de rechtbank
3.4.1 Vrijspraak van medeplegen van (poging tot) zware mishandeling [slachtoffer 3] (feit 2 primair en subsidiair)
De rechtbank heeft geen bewijs gevonden voor het verwijt dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 3] de slag op het hoofd heeft toegebracht. Evenmin is er bewijs dat verdachte ten aanzien van deze geweldsdaad als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4.2 Slag tegen onbekend gebleven persoon
Omstandigheden aanleiding
De rechtbank stelt als omstandigheden die voorafgaan aan de discussie tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] het volgende vast.
De groep waar verdachte deel van uitmaakte heeft zich dicht in de buurt van de voor het feest afgezette straat opgesteld. Enkelen van de groep zijn naar de buurtbewoners gelopen. Tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] kwam het tot een discussie. Daarbij probeerden andere leden van de groep vlaggetjes in brand te steken en lieten zij ballonnen knappen. Ook werden karatetrappen tegen lantaarnpalen gemaakt en werden de afzettingen op straat weggetrokken.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 december 2011 verklaard dat hij niet heeft gevochten. Verdachte liep op een gegeven moment samen met een persoon, van wie hij de naam niet wil noemen, weg van het barbecueterrein. Deze persoon was echter boos en rende terug de groep in. Verdachte liep achter deze persoon aan, omdat hij zag dat [medeverdachte 1] stevig aangepakt werd, hetgeen verdachte verbaasde. Vervolgens kwam er een jongen schreeuwend op verdachte af. De jongen kwam agressief op verdachte over. Op het moment dat de jongen verdachte tot dichtbij had genaderd en verdachte bevreesd was dat hij door hem zou worden geslagen, heeft verdachte hem een vuistslag in het gezicht gegeven.
Bij de politie heeft verdachte (pag. 175 e.v.) verklaard dat hij heeft waargenomen dat [medeverdachte 2] aan het praten was met buurtbewoners en dat [medeverdachte 2] vervolgens werd geslagen. Verdachte is vervolgens naderbij gelopen. Aldaar werd hem door een meisje toegeschreeuwd om weg te gaan, waaraan verdachte gehoor gaf door weer terug te lopen. Op dat moment komt één van zijn vrienden die aanvankelijk met [medeverdachte 2] voorop had gelopen teruggelopen. Deze vriend is nog zo boos dat hij zich omdraait en weer terug de groep inrent. Verdachte loopt een beetje achter deze vriend aan. Dan komt er een voor verdachte onbekende jongen op verdachte aflopen, die hem eveneens zegt weg te gaan. Als deze jongen verdachte dichtbij genaderd is geeft verdachte hem een klap, om hem voor te zijn.
Geen bewijsuitsluiting van verklaring van verdachte
De rechtbank volgt de raadsman niet in zijn stelling dat deze verklaring van verdachte ingevolge art 341 lid 4 Sv niet voor het bewijs mag worden gebezigd. Dat artikel schrijft immers voor dat het bewijs dat verdachte het tenlastegelegde feit heeft begaan niet uitsluitend mag worden aangenomen op de opgaven van verdachte. Die situatie doet zich, gelet op de tenlastelegging van onder meer openlijk geweld in vereniging, naar het oordeel van de rechtbank niet voor, nu naast de verklaring van verdachte uit meerdere verklaringen, die zijn aangehaald in rubriek 3.1, volgt dat verdachte ter plaatse aanwezig was en dat tijdens de tweede geweldsfase over en weer door personen klappen werden uitgedeeld. In zoverre vindt de verklaring van verdachte steun in het dossier en staat deze niet op zichzelf.
Conclusie rechtbank
De rechtbank acht gelet op het voorgaande bewezen dat verdachte een klap heeft uitgedeeld aan een onbekend gebleven persoon tijdens de tweede geweldsfase.
Geen beroep op noodweer
De klap van verdachte betreft evident een geweldshandeling. De rechtbank begrijpt de verklaring van verdachte dat hij heeft geslagen uit de vrees dat hij zelf zou worden geslagen aldus, dat hij zich heeft verdedigd tegen de dreiging van een ogenblikkelijke wederrechtelijke aanranding van zijn lijf en dat hij zich derhalve beroept op noodweer. De rechtbank verwerpt dit verweer reeds omdat, zoals tevens duidelijk wordt, verdachte zelf naar de buurtbewoners is teruggelopen. Op dat moment kwam een buurtbewoner op verdachte af en heeft hij ervoor gekozen, terwijl hij daartoe wel in de gelegenheid was, om niet weg te lopen maar om te blijven staan. Toen de buurtbewoner verdachte dicht was genaderd heeft verdachte een klap uitgedeeld. Onder die omstandigheden komt verdachte reeds geen beroep op noodweer toe, daar niet wordt voldaan aan het vereiste van subsidiariteit.
3.4.3 Geweld tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Het geweld tegen [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 3] (feit 2) en [slachtoffer 4] (feit 3) leent zich voor gezamenlijke bespreking, nu al dat geweld zich, zoals de rechtbank hiervoor in rubriek 3.1 heeft vastgesteld, nagenoeg gelijktijdig in de tweede geweldsfase heeft voorgedaan op hetzelfde straatdeel.
Nu verdachte, zoals de rechtbank hiervoor in rubriek 3.4.2 is vastgesteld, een onbekend gebleven persoon heeft geslagen en deze geweldshandeling heeft plaatsgevonden in de tweede geweldsfase, is de rechtbank van oordeel dat deze geweldshandeling tevens een substantiële bijdrage is aan de algehele vechtpartij en daarmee aan het geweld tegen respectievelijk [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Daarom heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Feit 1 onderdeel 3, feit 2 meer subsidiair en feit 3 primair zijn daarmee bewezen.
4. Bewezenverklaring
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen, op de openbare weg, de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het meermalen met kracht in het gezicht van die [slachtoffer 1] trappen en,
- het meermalen in het gezicht van die [slachtoffer 2] stompen en tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2] schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag en een onbekend gebleven persoon te slaan;
2 meer subsidiair.
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen op de openbare weg de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het met kracht in het gezicht van die [slachtoffer 3] slaan en een onbekend gebleven persoon te slaan;
3 primair.
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen op de openbare weg de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit het in het gezicht van die [slachtoffer 4] slaan en een onbekend gebleven persoon te slaan;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten 1 onderdeel 3, 2 meer subsidiair, en 3 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren met als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en het ondergaan van een behandeling bij De Waag. Voorts kunnen de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] worden toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 11.653,- (232 dagen), € 700,- (14 dagen) en € 1.406,- (28 dagen) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank anders dan door hem bepleit aan het opleggen van een straf toe zou komen, aangevoerd dat, nu verdachte weer op de goede weg is, volstaan kan worden met een straf gelijk aan het voorarrest en dat de TUL dient te worden afgewezen, subsidiair dat de proeftijd van de TUL dient te worden verlengd dan wel de ten uitvoer te leggen gevangenisstraf wordt omgezet in een werkstraf.
De benadeelde partijen dienen, met verwijzing naar hetgeen de raadslieden van de medeverdachten hebben aangevoerd, niet-ontvankelijk in hun vorderingen te worden verklaard nu deze een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze van de straf en bij de vaststelling van de hoogte daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van openlijk geweld tegen meerdere personen. Hij is met een groep naar een buurtbarbecuefeest gegaan, waarbij de groep zich intimiderend en provocerend bij de feestlocatie heeft opgesteld en de confrontatie met de buurtbewoners heeft opgezocht. Leden van de groep zijn daarbij een discussie met een van de buurtbewoners aangegaan, waarna het tot een eerste handgemeen kwam tussen verschillende personen. Na een korte rustperiode is de situatie totaal geëscaleerd. In die tweede geweldsfase hebben leden van de aanvankelijke groep zich samen met meerdere anderen opnieuw op de buurtbewoners gestort. Verdachte is daarbij achter één van de leden van de groep aangerend. Toen één van de buurtbewoners op verdachte af kwam gelopen heeft verdachte deze eenmaal geslagen.
Mede op basis van hetgeen de slachtoffers als spreekgerechtigde naar voren hebben gebracht concludeert de rechtbank dat naar alle waarschijnlijkheid het feit nog tot ver in de toekomst fysieke en psychische gevolgen zal hebben voor de slachtoffers die ernstig letsel hebben opgelopen en voor hen die getuige zijn geweest van deze traumatiserende ervaring.
De openlijke geweldpleging heeft de openbare orde ernstig geschaad en de buurtbewoners en een ruime kring daarbuiten in hoge mate geschokt. Er is sprake geweest van een niet te tolereren ernstige vorm van straatterreur.
Omtrent de persoon van verdachte is een reclasseringsadvies d.d. 21 september 2011 opgemaakt dat zorgen baart. De reclassering concludeert daarin immers dat bij verdachte, een achttienjarige jongeman, sprake is van een delictpatroon en criminele diversiteit. Verdachte wordt begeleid door Bureau Jeugdzorg, er is sprake van een zorgwekkende thuissituatie. Verdachte heeft geen werk en inkomen en geen ondersteunend netwerk. Hij heeft vrienden die van negatieve invloed op hem zijn en er zijn aanwijzingen tot problematisch middelengebruik. Het recidiverisico wordt als hoog ingeschat. Ondanks dat verdachte nauwelijks openstaat voor reclasseringstoezicht, acht de reclassering een toezicht op bijzondere voorwaarden geïndiceerd. De rechtbank deelt de constateringen en conclusies van de reclassering en maakt deze tot de hare.
Gelet op al het voorgaande en het relatief beperkte aandeel van verdachte, ziet de rechtbank met de officier van justitie geen aanleiding voor een onvoorwaardelijke gevangenisstraf. Wel acht zij een voorwaardelijke gevangenisstraf, met bijzondere voorwaarden, van na te noemen duur op zijn plaats om de ernst van het bewezen verklaarde tot uiting te brengen en verdachte nadrukkelijk te motiveren niet opnieuw de fout in te gaan. Daarnaast acht de rechtbank een werkstraf passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade als volgt.
De materiële schade bedraagt in totaal € 771,19, namelijk 1) beschadigde goederen ad € 300,-, 2) ziekenhuisdaggeldvergoeding ad € 52,-, 3) medische kosten ad € 179,51, en 4) reis- en parkeerkosten ad € 239,68.
De beantwoording van de vraag of het overige deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] betrekking heeft op schade die rechtstreeks het gevolg is van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor de overige materiële kostenposten 3 (gedeeltelijk ad € 450,-) 5, 6 en 7 dan ook niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De immateriële schade waardeert de rechtbank op een bedrag van € 6.000,-, omdat deze schade ten minste tot dat bedrag kan worden vastgesteld en in zoverre toewijsbaar is binnen de begrenzing van de strafprocedure.
De som van de materiële en immateriële schade bedraagt € 6.771,19 (zesduizend en zevenhonderd één en zeventig euro en negentien cent). De vordering kan dan ook hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] wordt, als extra waarborg voor betaling van het bedrag van € 6.771,19 aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De kosten van rechtsbijstand zijn, anders dan de verdediging kennelijk heeft betoogd, geen rechtstreeks gevolg van het strafbare feit. De vordering voorzover die ziet op deze kosten kan wel op grond van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering worden toegewezen. De rechtbank bepaalt deze kosten op een bedrag van € 1.200,- en zal de vordering op dit punt in zoverre dan ook toewijzen en voor het overige afwijzen.
Verder is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Deze benadeelde partijen hebben als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade geleden. De rechtbank waardeert deze ten aanzien van [slachtoffer 1] op een bedrag van € 700,- (zevenhonderd euro) aan immateriële schade en ten aanzien van [slachtoffer 3] op een bedrag van € 750,- aan immateriële schade en € 656,84 aan materiële schade, totaal € 1.406,84 (veertienhonderd zes euro en vierentachtig cent). De vorderingen kunnen dan ook hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
In het belang van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
Tenuitvoerlegging voorwaardelijke veroordeling
Op 4 november 2010 is verdachte door het gerechtshof te Amsterdam in de zaak met parketnummer 23-002756 veroordeeld tot een jeugddetentie voor de duur van 76 dagen waarvan 60 dagen voorwaardelijk. Daarbij is de voorwaarde opgelegd dat hij voor het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren geen strafbaar feit pleegt.
Uit de stukken van het dossier blijkt dat de bewezen verklaarde feiten zijn begaan voor het einde van de proeftijd.
De rechtbank ziet hierin aanleiding de tenuitvoerlegging van dat voorwaardelijk strafdeel te gelasten, in dier voege dat zij, zoals de raadsman heeft betoogd, de gevangenisstraf om zal zetten in een werkstraf.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 57 en 141 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
9. Beslissing
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in onder 1 onderdeel 3, 2 meer subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 onderdeel 3, feit 2 meer subsidiair en 3 primair.
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 3 maanden.
Beveelt dat deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
De tenuitvoerlegging kan ook worden bevolen, als veroordeelde tijdens de proeftijd de volgende bijzondere voorwaarde niet naleeft.
Stelt als bijzondere voorwaarde:
Veroordeelde moet zich onmiddellijk onder toezicht en leiding van Reclassering Nederland stellen. Vervolgens moet hij gedurende de proeftijd onder toezicht en leiding van de Reclassering Nederland blijven en zich naar de door of namens die instelling te geven aanwijzingen gedragen, zolang deze instelling dat nodig vindt, ook indien dit inhoudt een behandeling bij De Waag of een andere door de Reclassering aan te wijzen instantie.
Een werkstraf voor de duur van 120 uren, met aftrek van de tijd die verdachte voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht naar de maatstaf van 2 uren per dag. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Gelast de tenuitvoerlegging van de straf, voorzover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 4 november 2010, zijnde jeugddetentie voor de duur van 60 dagen. De rechtbank zal gelasten dat verdachte in plaats van deze straf de volgende werkstraf zal moeten verrichten.
Een werkstraf voor de duur van 120 uren. Beveelt dat, als de verdachte de taakstraf niet naar behoren heeft verricht, vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de duur van 60 dagen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 771,19 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade, totaal
€ 6.771,19 (zesduizend zevenhonderd en één en zeventig euro en negentien cent)
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 68 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe tot een bedrag van € 1.200,- (twaalfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Wijst voorts de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 700,- (zevenhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst voorts de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 700,- aan immateriële schade en € 656,84 aan materiële schade, totaal € 1.406,84 (veertienhonderd zes euro en vierentachtig cent).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.C.N. van Gelderen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Verklaring [slachtoffer 1], pag. 103.
iii Verklaring [getuige 4], pag. 161.
iv Verklaring [getuige 4], pag. 162, verklaring [getuige 5] pag. 145 en verklaring. [getuige 6], pag. 122.
v Verklaring [getuige 7], pag. 147, verklaring [medeverdachte 2], pag. 166, verklaring [medeverdachte 1], pag. 172, verklaring [verdachte], pag. 177, verklaring bij de RC van [medeverdachte 4].
vi Verklaring [slachtoffer 2], pag. 112, verklaring [getuige 8], pag. 151 en verklaring [verdachte], pag. 177.
vii Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113 en verklaring [getuige 3], pag. 624.
viii Verklaring [medeverdachte 2], pag. 166, verklaring bij de RC van [medeverdachte 2] en verklaring [slachtoffer 2], pag. 113.
ix Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113, verklaring [getuige 9], pag. 117, verklaring [getuige 6], pag. 123, verklaring [getuige 10], pag. 135, en verklaring [getuige 8], pag. 151.
x Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96, verklaring. [getuige 1], pag. 135, verklaring [slachtoffer 3], pag. 575, verklaring [getuige 11] bij de RC, pag. 2.
xi Verklaring [getuige 2], pag. 296, verklaring [slachtoffer 4], pag. 96 en verklaring [getuige 1], pag. 135.
xii Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96.
xiii Verklaring, [getuige 12], pag. 368 en verklaring [getuige 3], pag. 626 en verklaring [getuige 11] bij de RC.
xiv Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113.
xv Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96, verklaring [getuige 9], pag. 117, en verklaring [getuige 5], pag 146.
xvi Verklaring [getuige 13], pag. 128, verklaring [getuige 1], pag. 136, verklaring [getuige 3], pag. 626.
xvii Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96 en verklaring bij de RC van [slachtoffer 4], pag. 2.
xviii Verklaring [getuige 4], pag. 162, verklaring [slachtoffer 3], pag. 109 en pag. 573, verklaring [getuige 4], pag. 595 en verklaring [slachtoffer 1], pag. 104.
xix Verklaring [slachtoffer 1], pag. 104 en verklaring bij de RC van [medeverdachte 4].
xx Verklaring [slachtoffer 1], pag. 105
xxi Verklaring [slachtoffer 1], pag. 105 en verklaring [slachtoffer 3], pag. 573.
xxii Verklaring [slachtoffer 3], pag 109.
xxiii Verklaring [slachtoffer 3], pag 109 en verklaring [getuige 14]. Pag. 358.
xxiv Letselverklaring, pag. 645.
xxv Letselverklaring, pag. 347.
xxvi Letselverklaring, pag. 645.
xxvii Letselverklaring, pag. 185.
xxviii Letselverklaring J.A.M. Mooij d.d. 15 november 2011.
xxix Letselverklaring, pag. 392.
xxx PV van bevindingen d.d. 14 december 2011.