Parketnummer: 13/651140-11 (PROMIS)
Datum uitspraak: 3 januari 2012
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren op [1991] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres] [woonplaats], gedetineerd in het Huis van Bewaring 'Het Schouw' te Amsterdam.
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 25 oktober 2011 en 20 december 2011.
Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Wijffels, officier van justitie. Verdachte liet zich bijstaan door mr. G. Spong, advocaat te Amsterdam.
Alle hierna te bespreken verweren zijn zakelijk en kort samengevat weergegeven.
Aan verdachte is, na de wijziging ter terechtzitting van 20 december 2011, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht heeft/hebben gestompt/geslagen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben getrapt/geschopt (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);
(artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten bij
- [slachtoffer 1]: één of meerdere breuk(en) van de oogkas en/of het jukbeen en/of zenuwletsel in het gezicht en/of een gescheurd ooglid en/of een gevoelloze linkerzijde van het gezicht en/of linker bovenzijde van het gebit en/of de
voortanden en/of
- [slachtoffer 2]: (een) bloeding(en) in de hersenen en/of een hersenkneuzing en/of vier, in ieder geval één breuk(en) in de oogkas en/of kaak, heeft toegebracht, door opzettelijk
- die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of;
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht te slaan/stompen (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht te slaan/stompen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] schoppen/trappen en/of;
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan/stompen (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan/stompen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((een) wond(en) en/of kneuzing(en) in het gezicht en/of (een) afgebroken/beschadigde tand(en) en/of een (licht)stijve pupil van het (rechter)oog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd te slaan/stompen;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 3] meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302/45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] slaan/stompen;
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] slaan/stompen;
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4])
- meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank gaat van de volgende feiten en omstandigheden uiti.
3.1.1 Op 2 juli 2011 houden de bewoners van [A-straat] te Amstelveen in hun straat een buurtbarbecueii. Daartoe hebben zij de straat door middel van schragen afgezetiii, is er een tent opgesteld met een tapinstallatie, zijn vlaggetjes opgehangen en is een springkussen geplaatstiv.
3.1.2 Tijdens het feest, later op de avond, komt er een groep jongens aangelopen uit de richting van de [B-straat]. Deze groep, waarin zich op dat moment onder anderen [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] (hierna respectievelijk: [verdachte], [medeverdachte 1], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]) bevinden, komt van het huis van [medeverdachte 4] aan de [B-straat] vandaanv.
3.1.3 Twee leden uit de groep, onder wie [verdachte], lopen richting het door de buurtbewoners afgezette gedeelte van de [A-straat]vi. [verdachte] vraagt dan aan [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) of hij de jarige mag feliciterenvii en raakt met [slachtoffer 2] in discussieviii. Een ander lid van de groep vraagt om bier en etenix. Hierna ontstaat een handgemeen tussen meerdere personen. Na dit handgemeen keert gedurende enige tijd de rust terugx.
3.1.4 Vervolgens komt een jongen op [slachtoffer 2] afrennen en slaat hem kracht met zijn vuist in diens gezichtxi, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] ten val komt. Als [slachtoffer 2] op wil staan volgt nog een slag in zijn gezicht. [slachtoffer 2] verliest hierbij het bewustzijnxii. Dan trappen en slaan meerdere jongens tegen het hoofd en lichaam van de op de grond liggende [slachtoffer 2]xiii. Hij komt later weer bij in de badkamer van zijn huisxiv.
3.1.5 Direct na de hiervoor onder 3.1.4 aan [slachtoffer 2] toegebrachte klappen komen er meerdere jongens aangerendxv en ontstaat er een grote vechtpartijxvi.
3.1.6 Nadat aan [slachtoffer 2] de tweede hiervoor onder 3.1.4 genoemde slag wordt uitgedeeld schiet [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) [slachtoffer 2] te hulp en krijgt een forse klap op zijn kaak. Door de klap voelt [slachtoffer 4] een stekende pijn en duizelt het hemxvii.
3.1.7 Nadat aan [slachtoffer 2] de eerste hiervoor onder 3.1.4 bedoelde slag wordt uitgedeeld pakt [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) een jongen vast. Hij houdt de jongen vervolgens in bedwang door hem in een houdgreep te nemen, waarbij hij met zijn arm om de nek van de jongen diens hoofd tegen zijn lichaam gedrukt houdt. Daarbij staat [slachtoffer 1] enigszins vooroverxviii.
3.1.8 Terwijl [slachtoffer 1] de jongen vasthoudt, rent [medeverdachte 4] op hen af. [medeverdachte 4] trapt met kracht tegen [slachtoffer 1]. De trap raakt [slachtoffer 1] tegen het gezichtxix, die hierdoor een hevige pijnscheut voelt in zijn hoofd, in het bijzonder bij zijn oog en tanden. [slachtoffer 1] blijft de jongen die hij onder zijn arm houdt vasthoudenxx.
3.1.9 Hierna rent een andere jongen op [slachtoffer 1] af. Ook deze jongen trapt [slachtoffer 1] met kracht tegen het gezicht. Opnieuw voelt [slachtoffer 1] hierdoor een flinke pijnxxi.
3.1.10 [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) ziet dat [slachtoffer 1] een jongen in bedwang houdt. Als hij ziet dat [slachtoffer 1] geschopt wordt, gaat hij tussen [slachtoffer 1] en de schoppende jongeren in staan om te voorkomen dat [slachtoffer 1] nog langer wordt geraakt. [slachtoffer 3] maant de jongeren tot kalmte. Op dat moment krijgt [slachtoffer 3] van rechts met meer dan geringe kracht een klap in zijn gezicht. Hij voelt daardoor een stekende pijnxxii. Door de klap vliegt de bril van [slachtoffer 3] van zijn gezicht en komt [slachtoffer 3] ten valxxiii.
Letsel [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3]
3.1.11 Aan de slagen en trappen houdt [slachtoffer 2] het volgende letsel over: de linkeroogkas is op drie plaatsenxxiv gebroken en er is sprake van bloeduitstortingen onder het linkeroog, rechts op het voorhoofd, links op de kaak, op de rechteronderarm, op een drietal plekken op de linkeronderarm, in de linkerknieholte en op het rechterbovenbeenxxv. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] een hersenkneuzing met bloeding opgelopen, een kneuzing aan de rechterhand, een gebroken rechterrib en een slijmbeursontstekingxxvi.
3.1.12 Ten gevolge van de trappen loopt [slachtoffer 1] het volgende letsel op: een bloeduitstorting rond het linkeroog, een scheurwond op het bovenste ooglid van het linkeroog, een diepe schaafwond boven de bovenlip, een verdoofd gevoel van de linkerzijde van het aangezichtxxvii. De linkeroogkas/ het linkerjukbeen blijkt gebroken. Ook na meerdere maanden keert het gevoel in de linkerwang niet volledig terug en heeft [slachtoffer 1] nog regelmatig last van sensibiliteitsveranderingen ter hoogte van de linkerbovenlip en de tanden en het tandvlees aldaarxxviii.
3.1.13 Door de klap loopt [slachtoffer 3] het volgende letsel op: een bloeduitstorting rond het rechteroog, een scheurwond in de vorm van een halve maan bij het rechterjukbeen, een viertal tanden of kiezen zijn beschadigd. Daarnaast is zijn rechterpupil licht stijfxxix. De zenuw van een van beschadigde tanden is dermate beschadigd dat dit in de toekomst tot problemen kan leiden. De wond op het gezicht laat een klein litteken achterxxx.
3.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op basis van de in haar requisitoir aangehaalde bewijsmiddelen en gronden op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden veroordeeld voor het medeplegen van poging doodslag op [slachtoffer 2] (feit 1 onderdeel 1) en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 1] (feit 1 onderdeel 3), [slachtoffer 3] (feit 2 meer subsidiair) en [slachtoffer 4] (feit 3 primair). Verdachte dient van feit 2 primair en subsidiair te worden vrijgesproken.
3.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu hij in de eerste geweldsfase een duw aan [slachtoffer 2] heeft gegeven en daarna is weggegaan. Subsidiair heeft de raadsman aangevoerd, indien al aangenomen dat verdachte in de eerste fase een 'uppercut' aan [slachtoffer 2] heeft uitgedeeld, dit dient te worden gekwalificeerd als een - niet ten laste gelegde - eenvoudige mishandeling. Voorts levert het schoppen tegen het hoofd - door medeverdachten - geen poging doodslag op. Omdat verdachte in de tweede geweldsfase geen enkele uitvoeringshandeling heeft verricht en geen sprake is van compenserende feiten of omstandigheden, kan verdachte niet als medepleger van het in de tweede fase aangewende geweld worden aangemerkt.
Voorts heeft de raadsman van verdachte aangevoerd dat een aantal in de loop van het onderzoek afgelegde getuigenverklaringen evolueren; de verklaringen worden op essentiële punten bijgesteld en aangevuld. Nu het bij deze getuigen gaat om familieleden en naaste buren van de aangevers kan de raadsman zich niet aan de indruk onttrekken dat dit evolueren het gevolg is van 'collaborative storytelling', een fenomeen dat erop neerkomt dat getuigen een gebeurtenis gezamenlijk reconstrueren en op die wijze onwaarheden in hun collectieve geheugen integreren. De raadsman is daarom van mening dat als uitgangspunt heeft te gelden:
1) indien er relevante discrepanties zijn, dient aan de eerder afgelegde verklaring doorslaggevende betekenis te worden toegekend;
2) als een getuige met nieuwe informatie op de proppen komt, is het aannemelijk dat deze is verkregen door contact met anderen en moet deze informatie als onbetrouwbaar worden aangemerkt.
3.4 Oordeel van de rechtbank
3.4.1 Vrijspraak van medeplegen van (poging tot) zware mishandeling [slachtoffer 3] (feit 2 primair en subsidiair)
De rechtbank heeft geen bewijs gevonden voor het verwijt dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 3] de slag op het hoofd heeft toegebracht. Evenmin is er bewijs dat verdachte ten aanzien van deze geweldsdaad als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4.2 Collaborative storytelling
De rechtbank is bekend met het fenomeen 'collaborative storytelling' dat zich ook in het onderhavige geval zou kunnen voordoen. De rechtbank ziet daarin aanleiding om de bewijsmiddelen met grote behoedzaamheid te beoordelen.
3.4.3 Slaan en schoppen tegen [slachtoffer 2] (feit 1 onderdeel 1)
De rechtbank heeft hiervoor in rubriek 3.1 vastgesteld dat verdachte voor de eerste geweldsfase in discussie raakt met [slachtoffer 2], waarna er een handgemeen ontstaat tussen verschillende personen.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 december 2011 verklaard dat hij in discussie raakt met [slachtoffer 2]. Waar de discussie over ging kan verdachte zich niet herinneren. Tijdens deze discussie, waarbij verdachte geïrriteerd is, wordt verdachte zomaar op zijn hoofd geslagen. Verdachte wordt vervolgens op de grond gegooid, waarna een man zich op verdachte gooit. Dit laatste, verklaart verdachte, heeft hij in meerdere verklaringen in het dossier gelezen. [medeverdachte 1] probeert [verdachte] vervolgens te ontzetten. Daarna staat verdachte samen met [medeverdachte 1] op. Verdachte loopt naar [getuige 8] ([getuige 8]) en [persoon 1] ([persoon 1]) en gaat met hen naar zijn huis. Andere jongens uit de groep hebben later tegen de buurtbewoners geweld gebruikt, zo heeft verdachte van een van deze jongens vernomen in een msn-gesprek.
Omstandigheden aanleiding
De rechtbank stelt als omstandigheden die voorafgaan aan de discussie tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] het volgende vast.
De groep waar verdachte deel van uitmaakte heeft zich dicht in de buurt van de voor het feest afgezette straat opgesteld. Enkelen van de groep zijn naar de buurtbewoners gelopen. Tussen [verdachte] en [slachtoffer 2] kwam het tot een discussie. Daarbij probeerden andere leden van de groep vlaggetjes in brand te steken en lieten zij ballonnen knappen. Ook werden karatetrappen tegen lantaarnpalen gemaakt en werden afzettingen op straat weggetrokken.
Uppercut
Anders dan de raadsman en de verdachte betogen, is de rechtbank van oordeel dat verdachte direct na de discussie met [slachtoffer 2] deze van onderaf met de vuist zonder veel kracht tegen de kin slaat, een zogenoemde uppercut.
Als bewijs voor deze toepassing van geweld gebruikt de rechtbank hiervoor de verklaringen van [slachtoffer 2] (pag. 113), [getuige 9] (pag. 117), [getuige 6] (pag. 123), [getuige 10] (pag. 135), [getuige 5] (pag. 532) en [getuige 7] (pag. 148)
Op deze vuistslag volgt een handgemeen (de eerste geweldsfase).
Betrokkenheid verdachte in tweede geweldsfase
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte betrokken is geweest bij het in de tweede fase op [slachtoffer 2] uitgeoefende geweld acht de rechtbank het volgende van belang.
De rechtbank heeft hiervoor in rubriek 3.1 vastgesteld dat meerdere jongens tegen het hoofd en lichaam van de op de grond liggende [slachtoffer 2] hebben getrapt en geslagen.
[verdachte] heeft verklaard tijdens het feest een zwartleren jas met capuchon te hebben gedragen (pag. 166). [verdachte] en de leren jas die onder hem in beslag is genomen (pag. 411 en 419) zijn op 3 juli 2011 door de politie gefotografeerd.
Tijdens het buurtonderzoek op 6 juli 2011 (pag. 304) verklaart een bewoonster dat zij vier jongens aan zag komen lopen. Twee donkere jongens en twee blanke jongens. Een van de blanke jongens omschrijft zij als stevig. Hij droeg een leren jack. Deze jongen zei dat hij de jarige wilde feliciteren. Deze mevrouw verklaart dat er een aantal jongens bijkomt. Als de donkere jongen met de donkere krullen harde klappen uitdeelt, valt [slachtoffer 2]. De stevige blanke jongen begint daarna op [slachtoffer 2] in te schoppen terwijl hij op de grond ligt. Deze getuige beëindigt haar verklaring ermee dat zij zeker weet dat deze jongen [lijkt op naam medeverdachte 4] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]) was.
Op 9 september 2011 legt deze bewoonster, naar dan blijkt [getuige 3], (pag. 624 e.v.) opnieuw een verklaring af. Weer beschrijft zij jongen (1) die tegen [slachtoffer 2] zei dat hij de jarige kwam feliciteren als een blanke Nederlands uitziende jongen, met zwartleren jack, blond haar en 1.92 meter lang.
Met een vuist is er meerdere keren geslagen op het gezicht van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] viel vervolgens op de grond en bleef liggen. Toen ging jongen 1 er meerdere keren nog "dunnetjes overheen" met zijn schoenen. [slachtoffer 2] werd door deze jongen geschopt.
Dit herhaalt [getuige 3] bij het door de rechter-commissaris gedelegeerde verhoor, als de advocaten bezwaar hebben gemaakt en niet langer bij het verhoor aanwezig zijn (pag. 628 e.v.). Zij verklaart dat jongen 1 achter elkaar met de platte kant van zijn zool tegen het lichaam van [slachtoffer 2] aantrapte. Ook verklaart zij dat zij achteraf heeft gehoord dat deze jongen [lijkt op naam medeverdachte 4] (de rechtbank begrijpt: [medeverdachte 4]) heet.
Op 3 juli 2011 verklaart [getuige 5] (pag. 145) dat zij een lange blonde jongen met zwarte jas met capuchon aan zag komen lopen samen met twee andere jongens. De lange blonde jongen zei dat hij en zijn vrienden ook een biertje wilden drinken.
Op een gegeven moment kwamen er "van alle kanten" jongens bij. Deze jongens gingen tegelijk op [slachtoffer 2] af en slaan en schoppen hem in het gezicht. Als [slachtoffer 2] op de grond valt, blijven zij [slachtoffer 2] tegen het hoofd en lichaam trappen.
Op 31 augustus 2011 legt [getuige 5] (pag. 530) opnieuw een verklaring af. Zij verklaart dat het signalement van [verdachte] heel duidelijk was. Zij verklaart dat zij heeft gezien dat [verdachte] [slachtoffer 2] schopte en sloeg. Hierdoor raakte [slachtoffer 2] ten val. Als [slachtoffer 2] op de grond ligt wordt hij door [verdachte] geschopt. [slachtoffer 2] viel ten gevolge van een dreun op zijn hoofd.
Conclusie betrokkenheid verdachte
De rechtbank begrijpt uit het signalement dat getuige [getuige 3] geeft van de blonde jongen (leren jas, stevig, blond haar), het feit dat deze jongen als eerste aan kwam gelopen bij het buurtfeest en het feit dat deze jongen zei dat hij de jarige kwam feliciteren, in samenhang met hetgeen de rechtbank reeds in rubriek 3.1 heeft vastgesteld, dat het hier gaat om verdachte [verdachte] en dat bij de naam ([medeverdachte 4]) die de getuige noemt sprake is van een vergissing. Hetzelfde geldt voor de verklaring van [getuige 5]. De rechtbank acht deze verklaringen, daargelaten de vergissing, betrouwbaar, nu deze reeds relatief kort na het incident zijn afgelegd en in een later stadium zijn herhaald, zonder dat op elementaire onderdelen wijzigingen zijn aangebracht.
Uit deze verklaringen volgt en komt naar het oordeel van de rechtbank overtuigend vast te staan dat verdachte tijdens de tweede geweldsfase een van de degenen is geweest die [slachtoffer 2] heeft geschopt tegen het hoofd, toen deze op de grond lag en buiten bewustzijn verkeerde. De verklaring van verdachte dat hij meteen na het eerste handgemeen zou zijn weggegaan acht de rechtbank niet aannemelijk noch geloofwaardig. Bij de afwegingen die de rechtbank hierbij maakt speelt het feit dat verdachte in zijn verklaringen de uppercut achterwege laat die, naar de rechtbank heeft vastgesteld, wel heeft plaatsgevonden, een rol.
Resumerend, op basis van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen in rubriek 3.1 en 3.4.3, gezamenlijk en in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geschopt, nadat deze tweemaal tegen het gezicht was geslagen, ten val was gekomen en buiten bewustzijn was geraakt.
Kwalificatie betrokkenheid verdachte
Nu de rechtbank de betrokkenheid van verdachte heeft vastgesteld komt zij toe aan de vraag of deze handelingen dienen te worden gekwalificeerd als (het medeplegen van) poging tot doodslag van [slachtoffer 2], zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
De uppercut die verdachte aan [slachtoffer 2] uit heeft gedeeld in de eerste geweldsfase kan, gelet op het feit dat deze met geringe kracht werd gegeven, niet als een poging tot doodslag worden gekwalificeerd, ook niet in samenhang met ander geweld tegen [slachtoffer 2], nu van dergelijk ander geweld eerst opnieuw in de tweede geweldsfase sprake was.
Zoals hiervoor in rubriek 3.1 en 3.4.3 is vastgesteld is [slachtoffer 2] in die tweede geweldsfase door twee opvolgende vuistslagen ten val gekomen en buiten bewustzijn geraakt. Vervolgens hebben meerdere jongens tegen het lichaam en het hoofd van de op de grond liggende [slachtoffer 2] geschopt. Duidelijk is geworden dat [verdachte] met kracht tegen het hoofd van [slachtoffer 2] heeft geschopt. Ook andere jongens hebben tegen het lichaam en hoofd van [slachtoffer 2] geschopt.
Het letsel van [slachtoffer 2] aan het hoofd betreft een drievoudige oogkasfractuur, een hersenkneuzing, een bloeding in de hersenen en een drietal bloeduitstortingen op verschillende plekken in het gezicht. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank zwaar lichamelijk letsel op.
De rechtbank kan niet vaststellen welke geweldshandeling welk letsel heeft veroorzaakt. Wel stelt de rechtbank op grond van de aangehaalde getuigenverklaringen vast dat met kracht is geslagen en geschopt. Gelet daarop acht de rechtbank het aannemelijk dat ieder van deze handelingen letsel kan hebben veroorzaakt.
De rechtbank komt het voorgaande in ogenschouw nemend tot de volgende conclusie.
Medeplegen slaan en schoppen "door anderen" bewezen
Gelet op het feit dat het schoppen door verdachte direct is gevolgd op de slagen door een ander en het feit dat het schoppen door verdachte nagenoeg gelijktijdig heeft plaatsgehad met het schoppen door anderen merkt de rechtbank verdachte ook als medepleger aan van die slagen en schoppen door anderen, aangezien sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Medeplegen poging doodslag bewezen
Het hoofd is een vitaal en kwetsbaar lichaamsdeel. Het is een feit van algemene bekendheid dat krachtig met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd ernstig letsel kan veroorzaken en dat dergelijk ernstig letsel de dood tot gevolg kan hebben. Door tezamen en in vereniging meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer 2] te schoppen, nadat deze [slachtoffer 2] reeds hard tegen het hoofd was geslagen en op het moment dat deze [slachtoffer 2] buiten bewustzijn was, hebben verdachte en zijn mededaders bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het voorbedoelde ernstige letsel zou ontstaan, waaraan [slachtoffer 2] zou kunnen overlijden. Op grond daarvan acht de rechtbank het medeplegen van poging tot doodslag van [slachtoffer 2] bewezen, zoals ten laste gelegd.
Dat de schoenen die [verdachte] en een andere verdachte die [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geschopt toen deze op de grond lag tijdens het incident, droegen (pag. 409 e.v.) niet zijn aan te merken als zware schoenen, maakt het voorgaande niet anders.
3.4.4 Geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Het geweld tegen [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 3] (feit 2) en [slachtoffer 4] (feit 3) leent zich voor gezamenlijke bespreking, nu al dat geweld zich, zoals de rechtbank hiervoor in rubriek 3.1 heeft vastgesteld, nagenoeg gelijktijdig in de tweede geweldsfase heeft voorgedaan op hetzelfde straatdeel.
Verdachte heeft zich, zoals de rechtbank hiervoor in rubriek 3.4.3 heeft geoordeeld, schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer 2], hetgeen zich tevens laat kwalificeren als openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 2]. Nu deze geweldpleging heeft plaatsgevonden in de tweede geweldsfase, is de rechtbank van oordeel dat het schoppen van verdachte tegen [slachtoffer 2] tevens een substantiële bijdrage is aan de algehele vechtpartij en daarmee aan het geweld tegen respectievelijk [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Daarom heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Feit 1 onderdeel 3, feit 2 meer subsidiair en feit 3 primair zijn daarmee bewezen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met zijn mededaders, die [slachtoffer 2] meermalen met kracht in het gezicht heeft gestompt en tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag;
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten: een bloeding in de hersenen en een hersenkneuzing en drie breuken in de oogkas, heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht te stompen en tegen het hoofd te schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag;
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen, op de openbare weg, de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het meermalen met kracht in het gezicht van die [slachtoffer 1] trappen en,
- het tegen de kin van die [slachtoffer 2] stompen, een zogenoemde uppercut en het meermalen in het gezicht van die [slachtoffer 2] stompen en tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2] schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag;
2 meer subsidiair.
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen op de openbare weg de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het met kracht in het gezicht van die [slachtoffer 3] slaan;
3 primair.
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen op de openbare weg de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit het in het gezicht van die [slachtoffer 4] slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten 1 onderdeel 1 en onderdeel 3, 2 meer subsidiair, en 3 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts kunnen de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] worden toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 11.653,- (232 dagen), € 700,- (14 dagen) en € 1.406,- (28 dagen) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft, voor het geval de rechtbank anders dan door hem bepleit aan het opleggen van een straf toe zou komen, zich op het standpunt gesteld dat, met verwijzing naar de persoonlijke omstandigheden van verdachte en gelet op jurisprudentie in gelijksoortige zaken, kan worden volstaan met een straf gelijk aan het reeds door verdachte ondergane voorarrest.
De benadeelde partij [slachtoffer 2] dient, indien de rechtbank tot veroordeling komt, niet-ontvankelijk in zijn vordering te worden verklaard nu deze gelet op het brede scala aan schadeposten een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Meer subsidiair dient te vordering te worden afgewezen nu de schadeposten zowel niet als rechtstreekse schade kunnen worden aangemerkt als onvoldoende zijn onderbouwd.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze van de straf en bij de vaststelling van de hoogte daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag en openlijk geweld tegen personen. Hij is met een groep naar een buurtbarbecuefeest gegaan, waarbij de groep zich intimiderend en provocerend bij de feestlocatie heeft opgesteld en de confrontatie met de buurtbewoners heeft opgezocht. Verdachte is daarbij een discussie met een van de buurtbewoners aangegaan en heeft als eerste een klap, een zogenoemde uppercut uitgedeeld, waarna het tot een eerste handgemeen kwam tussen verschillende personen. Door aldus te handelen heeft verdachte een initiërende rol in de groep vervuld. In de escalatie tijdens de tweede geweldsfase is verdachte een van degenen geweest die een op de grond liggende en buiten bewustzijn verkerende buurtbewoner tegen het hoofd hebben geschopt. Met dit weerzinwekkende en laffe handelen hebben verdachte en zijn mededaders bewust het aanmerkelijke risico aanvaard dat deze buurtbewoner ten gevolge daarvan het leven - het hoogste in het recht te beschermen belang - zou laten.
Mede op basis van hetgeen de slachtoffers als spreekgerechtigde naar voren hebben gebracht concludeert de rechtbank dat naar alle waarschijnlijkheid het bewezene nog tot ver in de toekomst fysieke en psychische gevolgen zal hebben voor de slachtoffers die ernstig letsel hebben opgelopen en voor hen die getuige zijn geweest van deze traumatiserende ervaring.
De openlijke geweldpleging heeft de openbare orde ernstig geschaad en de buurtbewoners en een ruime kring daarbuiten in hoge mate geschokt. Er is sprake geweest van een niet te tolereren ernstige vorm van straatterreur.
Daar staat tegenover hetgeen blijkt uit het omtrent de persoon van verdachte opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 25 oktober 2011. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij niet eerder is veroordeeld en dat het risico op recidive door de reclassering als laag wordt ingeschat.
Al het voorgaande afwegend acht de rechtbank de na te noemen straf van na te noemen duur passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade als volgt.
De materiële schade bedraagt in totaal € 771,19, namelijk 1) beschadigde goederen ad € 300,-, 2) ziekenhuisdaggeldvergoeding ad € 52,-, 3) medische kosten ad € 179,51, en 4) reis- en parkeerkosten ad € 239,68.
De beantwoording van de vraag of het overige deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] betrekking heeft op schade die rechtstreeks het gevolg is van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor de overige materiële kostenposten 3 (gedeeltelijk ad € 450,-) 5, 6 en 7 dan ook niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De immateriële schade waardeert de rechtbank op een bedrag van € 6.000,-, omdat deze schade ten minste tot dat bedrag kan worden vastgesteld en in zoverre toewijsbaar is binnen de begrenzing van de strafprocedure.
De som van de materiële en immateriële schade bedraagt € 6.771,19 (zesduizend en zevenhonderd één en zeventig euro en negentien cent). De vordering kan dan ook hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] wordt, als extra waarborg voor betaling van het bedrag van € 6.771,19 aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De kosten van rechtsbijstand zijn, anders dan de verdediging kennelijk heeft betoogd, geen rechtstreeks gevolg van het strafbare feit. De vordering voorzover die ziet op deze kosten kan wel op grond van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering worden toegewezen. De rechtbank bepaalt deze kosten op een bedrag van € 1.200,- en zal de vordering op dit punt in zoverre dan ook toewijzen en voor het overige afwijzen.
Verder is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Deze benadeelde partijen hebben als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade geleden. De rechtbank waardeert deze ten aanzien van [slachtoffer 1] op een bedrag van € 700,- (zevenhonderd euro) aan immateriële schade en ten aanzien van [slachtoffer 3] op een bedrag van € 750,- aan immateriële schade en € 656,84 aan materiële schade, totaal € 1.406,84 (veertienhonderd zes euro en vierentachtig cent). De vorderingen kunnen dan ook hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
In het belang van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 57, 141, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in onder 1 onderdeel 1 en onderdeel 3, 2 meer subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 onderdeel 1.
medeplegen van poging tot doodslag
Feit 1 onderdeel 3, feit 2 meer subsidiair en feit 3 primair.
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 771,19 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade, totaal
€ 6.771,19 (zesduizend zevenhonderd en één en zeventig euro en negentien cent)
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 68 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe tot een bedrag van € 1.200,- (twaalfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Wijst voorts de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 700,- (zevenhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst voorts de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 700,- aan immateriële schade en € 656,84 aan materiële schade, totaal € 1.406,84 (veertienhonderd zes euro en vierentachtig cent).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.C.N. van Gelderen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Verklaring [slachtoffer 1], pag. 103.
iii Verklaring [getuige 4], pag. 161.
iv Verklaring [getuige 4], pag. 162, verklaring [getuige 5] pag. 145 en verklaring. [getuige 6], pag. 122.
v Verklaring [getuige 7], pag. 147, verklaring [verdachte], pag. 166, verklaring [medeverdachte 1], pag. 172, verklaring [medeverdachte 3], pag. 177, verklaring bij de RC van [medeverdachte 4].
vi Verklaring [slachtoffer 2], pag. 112, verklaring [getuige 8], pag. 151 en verklaring [medeverdachte 3], pag. 177.
vii Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113 en verklaring [getuige 3], pag. 624.
viii Verklaring [verdachte], pag. 166, verklaring bij de RC van [verdachte] en verklaring [slachtoffer 2], pag. 113.
ix Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113, verklaring [getuige 9], pag. 117, verklaring [getuige 6], pag. 123, verklaring [getuige 10], pag. 135, en verklaring [getuige 8], pag. 151.
x Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96, verklaring. [getuige 1], pag. 135, verklaring [slachtoffer 3], pag. 575, verklaring [getuige 11] bij de RC, pag. 2.
xi Verklaring [getuige 2], pag. 296, verklaring [slachtoffer 4], pag. 96 en verklaring [getuige 1], pag. 135.
xii Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96.
xiii Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96, verklaring, [getuige 12], pag. 368 en verklaring [getuige 3], pag. 626 en verklaring [getuige 11] bij de RC.
xiv Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113.
xv Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96, verklaring [getuige 9], pag. 117, en verklaring [getuige 5], pag 146.
xvi Verklaring [getuige 13], pag. 128, verklaring [getuige 1], pag. 136, verklaring [getuige 3], pag. 626.
xvii Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96 en verklaring bij de RC van [slachtoffer 4], pag. 2.
xviii Verklaring [getuige 4], pag. 162, verklaring [slachtoffer 3], pag. 109 en pag. 573, verklaring [getuige 4], pag. 595 en verklaring [slachtoffer 1], pag. 104.
xix Verklaring [slachtoffer 1], pag. 104 en verklaring bij de RC van [medeverdachte 4].
xx Verklaring [slachtoffer 1], pag. 105
xxi Verklaring [slachtoffer 1], pag. 105 en verklaring [slachtoffer 3], pag. 573.
xxii Verklaring [slachtoffer 3], pag 109.
xxiii Verklaring [slachtoffer 3], pag 109 en verklaring [getuige 14]. Pag. 358.
xxiv Letselverklaring, pag. 645.
xxv Letselverklaring, pag. 347.
xxvi Letselverklaring, pag. 645.
xxvii Letselverklaring, pag. 185.
xxviii Letselverklaring J.A.M. Mooij d.d. 15 november 2011.
xxix Letselverklaring, pag. 392.
xxx PV van bevindingen d.d. 14 december 2011.