Parketnummer: 13/651139-11 (PROMIS)
Datum uitspraak: 3 januari 2012
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren op [1992] te [geboorteplaats],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres [adres], [woonplaats].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 20 december 2011.
Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. P.A.M. Wijffels, officier van justitie. Verdachte liet zich bijstaan door mr. C.F. Korvinus, advocaat te Amsterdam.
Alle hierna te bespreken verweren zijn zakelijk en kort samengevat weergegeven.
Aan verdachte is, na de wijziging ter terechtzitting van 20 december 2011, ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met een of meer van zijn mededader(s), althans alleen
- die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam heeft/hebben geschopt/getrapt en/of
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht heeft/hebben geslagen/gestompt (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht heeft/hebben gestompt/geslagen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam heeft/hebben getrapt/geschopt (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);
(artikel 287/45 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel (te weten bij
- [slachtoffer 1]: één of meerdere breuk(en) van de oogkas en/of het jukbeen en/of zenuwletsel in het gezicht en/of een gescheurd ooglid en/of een gevoelloze linkerzijde van het gezicht en/of linker bovenzijde van het gebit en/of de
voortanden en/of
- [slachtoffer 2]: (een) bloeding(en) in de hersenen en/of een hersenkneuzing en/of vier, in ieder geval één breuk(en) in de oogkas en/of kaak, heeft toegebracht, door opzettelijk
- die [slachtoffer 1] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam te schoppen/trappen en/of;
- die [slachtoffer 2] meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht te slaan/stompen (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht te slaan/stompen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam te trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
en/of
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in het gezicht en/of tegen het hoofd, in ieder geval tegen het lichaam van die [slachtoffer 1] schoppen/trappen en/of;
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) tegen de kin, in ieder geval in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan/stompen (een zogenoemde uppercut) en/of tegen/op de slaap, in ieder geval in het gezicht van die [slachtoffer 2] slaan/stompen en/of in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd en/of het lichaam van die [slachtoffer 2] trappen/schoppen (terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag);
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
2.
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel ((een) wond(en) en/of kneuzing(en) in het gezicht en/of (een) afgebroken/beschadigde tand(en) en/of een (licht)stijve pupil van het (rechter)oog), heeft toegebracht, door deze opzettelijk
- meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd te slaan/stompen;
(artikel 302 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen of een ander, althans alleen, ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om aan een persoon genaamd [slachtoffer 3], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel toe te brengen, met dat opzet
- die [slachtoffer 3] meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt, terwijl de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet is voltooid;
(artikel 302/45 Wetboek van Strafrecht)
meer subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 3] slaan/stompen;
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
3.
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met een ander of anderen, op of aan de openbare weg, de [A-straat], in elk geval op of aan een openbare weg, openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit
- het meermalen, in ieder geval éénmaal, in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd van die [slachtoffer 4] slaan/stompen;
(artikel 141 Wetboek van Strafrecht)
Subsidiair:
hij op of omstreeks 02 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk mishandelend een persoon (te weten [slachtoffer 4])
- meermalen, in ieder geval éénmaal (met kracht) in/tegen het gezicht, in ieder geval op/tegen het hoofd heeft/hebben geslagen/gestompt, waardoor voornoemde [slachtoffer 4] letsel heeft bekomen en/of pijn heeft
ondervonden;
(artikel 300 Wetboek van Strafrecht)
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
3. Waardering van het bewijs
De rechtbank gaat van de volgende feiten en omstandigheden uiti.
3.1.1 Op 2 juli 2011 houden de bewoners van [A-straat] te Amstelveen in hun straat een buurtbarbecueii. Daartoe hebben zij de straat door middel van schragen afgezetiii, is er een tent opgesteld met een tapinstallatie, zijn vlaggetjes opgehangen en is een springkussen geplaatstiv.
3.1.2 Tijdens het feest, later op de avond, komt er een groep jongens aangelopen uit de richting van de [B-straat]. Deze groep, waarin zich op dat moment onder anderen [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3] (hierna respectievelijk: [medeverdachte 2], [verdachte], [medeverdachte 4] en [medeverdachte 3]) bevinden, komt van het huis van [medeverdachte 4] aan de [B-straat] vandaanv.
3.1.3 Twee leden uit de groep, onder wie [medeverdachte 2], lopen richting het door de buurtbewoners afgezette gedeelte van de [A-straat]vi. [medeverdachte 2] vraagt dan aan [slachtoffer 2] (hierna: [slachtoffer 2]) of hij de jarige mag feliciterenvii en raakt met [slachtoffer 2] in discussieviii. Een ander lid van de groep vraagt om bier en etenix. Hierna ontstaat een handgemeen tussen meerdere personen. Na dit handgemeen keert gedurende enige tijd de rust terugx.
3.1.4 Vervolgens komt een jongen op [slachtoffer 2] afrennen en slaat hem kracht met zijn vuist in diens gezichtxi, ten gevolge waarvan [slachtoffer 2] ten val komt. Als [slachtoffer 2] op wil staan volgt nog een slag in zijn gezicht. [slachtoffer 2] verliest hierbij het bewustzijnxii. Dan trappen en slaan meerdere jongens tegen het hoofd en lichaam van de op de grond liggende [slachtoffer 2]xiii. Hij komt later weer bij in de badkamer van zijn huisxiv.
3.1.5 Direct na de hiervoor onder 3.1.4 aan [slachtoffer 2] toegebrachte klappen komen er meerdere jongens aangerendxv en ontstaat er een grote vechtpartijxvi.
3.1.6 Nadat aan [slachtoffer 2] de tweede hiervoor onder 3.1.4 genoemde slag wordt uitgedeeld schiet [slachtoffer 4] (hierna: [slachtoffer 4]) [slachtoffer 2] te hulp en krijgt een forse klap op zijn kaak. Door de klap voelt [slachtoffer 4] een stekende pijn en duizelt het hemxvii.
3.1.7 Nadat aan [slachtoffer 2] de eerste hiervoor onder 3.1.4 bedoelde slag wordt uitgedeeld pakt [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1]) een jongen vast. Hij houdt de jongen vervolgens in bedwang door hem in een houdgreep te nemen, waarbij hij met zijn arm om de nek van de jongen diens hoofd tegen zijn lichaam gedrukt houdt. Daarbij staat [slachtoffer 1] enigszins vooroverxviii.
3.1.8 Terwijl [slachtoffer 1] de jongen vasthoudt, rent [medeverdachte 4] op hen af. [medeverdachte 4] trapt met kracht tegen [slachtoffer 1]. De trap raakt [slachtoffer 1] tegen het gezichtxix, die hierdoor een hevige pijnscheut voelt in zijn hoofd, in het bijzonder bij zijn oog en tanden. [slachtoffer 1] blijft de jongen die hij onder zijn arm houdt vasthoudenxx.
3.1.9 Hierna rent een andere jongen op [slachtoffer 1] af. Ook deze jongen trapt [slachtoffer 1] met kracht tegen het gezicht. Opnieuw voelt [slachtoffer 1] hierdoor een flinke pijnxxi.
3.1.10 [slachtoffer 3] (hierna: [slachtoffer 3]) ziet dat [slachtoffer 1] een jongen in bedwang houdt. Als hij ziet dat [slachtoffer 1] geschopt wordt, gaat hij tussen [slachtoffer 1] en de schoppende jongeren in staan om te voorkomen dat [slachtoffer 1] nog langer wordt geraakt. [slachtoffer 3] maant de jongeren tot kalmte. Op dat moment krijgt [slachtoffer 3] van rechts met meer dan geringe kracht een klap in zijn gezicht. Hij voelt daardoor een stekende pijnxxii. Door de klap vliegt de bril van [slachtoffer 3] van zijn gezicht en komt [slachtoffer 3] ten valxxiii.
Letsel [slachtoffer 2], [slachtoffer 1], [slachtoffer 3]
3.1.11 Aan de slagen en trappen houdt [slachtoffer 2] het volgende letsel over: de linkeroogkas is op drie plaatsenxxiv gebroken en er is sprake van bloeduitstortingen onder het linkeroog, rechts op het voorhoofd, links op de kaak, op de rechteronderarm, op een drietal plekken op de linkeronderarm, in de linkerknieholte en op het rechterbovenbeenxxv. Daarnaast heeft [slachtoffer 2] een hersenkneuzing met bloeding opgelopen, een kneuzing aan de rechterhand, een gebroken rechterrib en een slijmbeursontstekingxxvi.
3.1.12 Ten gevolge van de trappen loopt [slachtoffer 1] het volgende letsel op: een bloeduitstorting rond het linkeroog, een scheurwond op het bovenste ooglid van het linkeroog, een diepe schaafwond boven de bovenlip, een verdoofd gevoel van de linkerzijde van het aangezichtxxvii. De linkeroogkas/ het linkerjukbeen blijkt gebroken. Ook na meerdere maanden keert het gevoel in de linkerwang niet volledig terug en heeft [slachtoffer 1] nog regelmatig last van sensibiliteitsveranderingen ter hoogte van de linkerbovenlip en de tanden en het tandvlees aldaarxxviii.
3.1.13 Door de klap loopt [slachtoffer 3] het volgende letsel op: een bloeduitstorting rond het rechteroog, een scheurwond in de vorm van een halve maan bij het rechterjukbeen, een viertal tanden of kiezen zijn beschadigd. Daarnaast is zijn rechterpupil licht stijfxxix. De zenuw van een van beschadigde tanden is dermate beschadigd dat dit in de toekomst tot problemen kan leiden. De wond op het gezicht laat een klein litteken achterxxx.
3.2 Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft zich op basis van de in haar requisitoir aangehaalde bewijsmiddelen en gronden op het standpunt gesteld dat verdachte dient te worden veroordeeld voor het medeplegen van poging doodslag op [slachtoffer 2] (feit 1 onderdeel 1) en het openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 1] (feit 1 onderdeel 3), [slachtoffer 3] (feit 2 meer subsidiair) en [slachtoffer 4] (feit 3 primair). Verdachte dient van feit 2 primair en subsidiair te worden vrijgesproken.
3.3 Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich namens verdachte op het standpunt gesteld dat verdachte integraal van het ten laste gelegde dient te worden vrijgesproken, nu verdachte gedurende de gehele schermutseling in de houdgreep is genomen en gehouden door [slachtoffer 1]. Subsidiair levert het schoppen tegen het hoofd - door medeverdachten - geen poging doodslag op.
Specifiek ten aanzien van de verklaringen die in opdracht van de rechter-commissaris zijn afgelegd bij de politie geldt dat aan deze weinig betrouwbaarheid toekomt, nu deze niet op de juiste wijze tot stand zijn gekomen. De verhorende verbalisanten hebben daarbij immers slechts vragen gesteld die geen zuivere waarheidsvinding maar louter bevestiging van hetgeen de getuigen in een eerder stadium hadden verklaard tot doel hadden. Bovendien zijn bij enkele verhoren geen raadslieden aanwezig geweest.
Voor zover de rechtbank aanwijzingen zou zien voor de stelling dat verdachte nadien heeft deelgenomen aan openlijk geweld tegen de buurtbewoners of niet degene is geweest die door [slachtoffer 1] in de armklem is genomen, verzoekt de raadsman om aanhouding van de zaak voor nader onderzoek naar een msn-bericht waar medeverdachte [medeverdachte 2] over heeft gesproken, waaruit zou kunnen blijken dat een persoon of personen die niet is (zijn) aangehouden een groot aandeel heeft (hebben) gehad in het geweld.
3.4 Oordeel van de rechtbank
3.4.1 Vrijspraak van medeplegen van (poging tot) zware mishandeling [slachtoffer 3] (feit 2 primair en subsidiair)
De rechtbank heeft geen bewijs gevonden voor het verwijt dat verdachte degene is geweest die [slachtoffer 3] de slag op het hoofd heeft toegebracht. Evenmin is er bewijs dat verdachte ten aanzien van deze geweldsdaad als medepleger kan worden aangemerkt. De rechtbank zal verdachte dan ook van dit deel van de tenlastelegging vrijspreken.
3.4.2 Afwijzing voorwaardelijk verzoek
De rechtbank zal verzoek van de raadsman tot aanhouding van de zaak voor nader onderzoek naar het msn-bericht afwijzen. De rechtbank overweegt daartoe in de eerste plaats dat zij de lezing van verdachte onaannemelijk acht. Verdachte heeft immers ter terechtzitting verklaard dat hij [medeverdachte 2] te hulp is geschoten toen deze een klap kreeg en dat hij vervolgens in de houdgreep is genomen. De rechtbank begrijpt hieruit dat verdachte [medeverdachte 2] heeft geholpen en door een buurtbewoner is vastgepakt tijdens het eerste handgemeen. [slachtoffer 1], zo heeft de rechtbank vastgesteld, heeft een jongen vastgepakt tijdens de tweede geweldsfase.
Daar komt bij dat verdachte in zijn verhoor bij de politie op 4 juli 2011 (pag. 172) heeft verklaard dat hij van achteren werd beetgepakt door een kale man. [slachtoffer 1] is niet kaal en was dit evenmin, zo blijkt uit de foto van hem in het dossier (pag. 187), ten tijde van het incident
Vervolgens keert na dit handgemeen enige tijd de rust terug, waarbij de groep zich verwijderde. Hierna, zo leidt de rechtbank af uit verschillende hierna aan te halen verklaringen, is verdachte degene geweest die is teruggerend vanuit de groep en [slachtoffer 2] met twee vuistslagen heeft neergeslagen.
Nu verdachte heeft verklaard te zijn vastgepakt, daarna direct te zijn weggegaan en op geen enkele wijze melding heeft gemaakt van het hiervoor bedoelde terugrennen noopt zijn lezing niet tot het door de raadsman verzochte onderzoek. Temeer niet nu de rol van verdachte op basis van de bewijsmiddelen duidelijk naar voren komt. Gelet hierop zijn aanwijzingen dat sprake is van andere (nog) niet aangehouden daders niet strijdig met de feitelijke vaststellingen van de rechtbank dat verdachte dit specifieke geweld heeft gepleegd. De noodzaak ontbreekt om nader onderzoek naar dit msn-bericht in te stellen.
3.4.3 Bewijswaarde gedelegeerde verhoren
De rechtbank deelt het standpunt van de raadsman niet dat aan de door de rechter-commissaris gedelegeerde verhoren bij de politie minder bewijswaarde toekomt. Voorzover de vraagstelling bij deze verhoren onjuist zou zijn geweest zijn de raadslieden in de gelegenheid geweest daar commentaar op te leveren. Dat de raadslieden op enig moment bezwaar hebben gemaakt tegen de wijze van verhoren en verder hebben afgezien van het bijwonen van de verhoren is een keuze die voor rekening komt van de verdediging.
Afgezien van het voorgaande geldt dat de rechtbank bij de weging van de bewijsmiddelen in het dossier grote behoedzaamheid zal betrachten. Immers gaat het zoals ook de raadsman heeft opgemerkt om een incident waarbij veel personen aanwezig zijn geweest en waarbij zich in een betrekkelijk kort tijdsbestek veel feitelijkheden hebben voorgedaan in een chaotische situatie.
3.4.4 Slaan en schoppen tegen [slachtoffer 2] (feit 1 onderdeel 1)
De rechtbank heeft hiervoor in rubriek 3.1 vastgesteld dat [medeverdachte 2] voor de eerste geweldsfase in discussie raakt met [slachtoffer 2], waarna er een handgemeen ontstaat tussen verschillende personen.
Omstandigheden aanleiding
De rechtbank stelt als omstandigheden die voorafgaan aan de discussie tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] het volgende vast.
De groep waar verdachte deel van uitmaakte heeft zich dicht in de buurt van de voor het feest afgezette straat opgesteld. Enkelen van de groep zijn naar de buurtbewoners gelopen. Tussen [medeverdachte 2] en [slachtoffer 2] kwam het tot een discussie. Daarbij probeerden andere leden van de groep vlaggetjes in brand te steken en lieten zij ballonnen knappen. Ook werden karatetrappen tegen lantaarnpalen gemaakt en werden de afzettingen op straat weggetrokken.
Verklaring verdachte
Verdachte heeft ter terechtzitting van 20 december 2011 verklaard het terrein van de barbecue te zijn opgekomen en toen te hebben gezien dat [medeverdachte 2] een klap kreeg. Verdachte wilde op dat moment iets voor [medeverdachte 2] doen. Hij rukte [medeverdachte 2] los. Vervolgens werd verdachte door [slachtoffer 1] vastgepakt en vastgehouden. Door de druk raakte de linkerarm van verdachte uit de kom. Ook stikte verdachte bijna door de houdgreep. Verdachte was niet in staat iets te doen. Verdachte is niet agressief geweest en heeft niets gedaan.
Betrokkenheid verdachte in tweede geweldsfase
Bij de beantwoording van de vraag of verdachte betrokken is geweest bij het in de tweede fase op [slachtoffer 2] uitgeoefende geweld acht de rechtbank het volgende van belang.
De rechtbank heeft hiervoor in rubriek 3.1 vastgesteld dat meerdere jongens tegen het hoofd en lichaam van de op de grond liggende [slachtoffer 2] hebben getrapt en geslagen.
Verdachte heeft verklaard die avond een grijs vest met capuchon en Lacoste tasje gedragen te hebben (pag. 173). Een dergelijk vest en een grijs schoudertasje van Lacoste zijn onder verdachte in beslag genomen tijdens de aanhouding (pag. 410 en 413).
Als de politie ter plaatse komt (pag. 70) verklaart [slachtoffer 4] dat een Marokkaanse jongen een buurtbewoner neersloeg en terwijl deze op de grond lag op hem begon te trappen. Als signalement van deze jongen geeft [slachtoffer 4] op: jongen met Marokkaans uiterlijk, halflang krulletjes haar, ongeveer 1.70 meter, grijs joggingvestje, een schoudertasje.
Op 3 juli 2011 verklaart [slachtoffer 4] (pag. 96) over deze jongen die op [slachtoffer 2] af komt rennen dat hij een Noordafrikaans uiterlijk had, leeftijd ongeveer 20 jaar, lengte 1.70 à 1.75 meter, klein smal postuur en halflang krullend zwart haar, los dragend.
Op 21 september 2011 verklaart [slachtoffer 4] bij de RC dat de jongen met het Noord-Afrikaans uiterlijk met halflang krullend haar die bij de eerste groep van 5 à 6 jongens was, dezelfde jongen is die later in volle vaart terug komt gerend en [slachtoffer 2] met gebalde vuist slaat.
[getuige 1] verklaart op 3 juli 2011 (pag. 135) dat de blonde jongen met de zwarte jas tussen [slachtoffer 2] en een Marokkaanse jongen met donker haar met krullen, lengte ongeveer 1.70 meter en een normaal postuur in staat.
Dan is het volgens getuige [getuige 1] enige minuten rustig. Dan ziet zij de Marokkaanse jongen met de krullen in een boog rennend richting [slachtoffer 2] rennen en hem met kracht met zijn rechtervuist in het gezicht slaan.
Op 4 juli 2011 voegt [getuige 1] (pag. 140) hier aan toe dat zij de Marokkaanse jongen zijn voet heeft zien optillen boven [slachtoffer 2] zijn hoofd en deze met kracht naar beneden heeft zien bewegen. Zij heeft niet gezien dat hij [slachtoffer 2] raakte omdat zij wegkeek.
Op 29 augustus 2011 legt [getuige 1] (pag. 540) opnieuw een verklaring af. Zij herhaalt dan dat de tweede jongen de op de grond liggende [slachtoffer 2] in het gezicht heeft gestampt.
Op 7 november 2011 verklaart [getuige 1] (pag. 657) dat zij op de facebookpagina van [medeverdachte 4] heeft gekeken. Daarop ziet zij een reactie van [verdachte]. Als zij zijn fotootje aanklikt herkent zij [verdachte] als degene die zich omdraaide, terugkwam en op [slachtoffer 2] zijn gezicht heeft getrapt. Zij herkent hem aan zijn bouw, zijn gezicht en zijn haar.
[slachtoffer 2] verklaart op 3 juli 2011 (pag. 113) dat twee jongens voor de groep uitlopen. De tweede jongen heeft als signalement: getinte jongen, korte krulletjes, donkere kleding, rond 20 jaar oud, 1.80 meter lang.
Op een gegeven moment zag [slachtoffer 2] dat deze tweede jongen met een aanloop en een sprong met zijn rechtervuist op zijn linkerslaap afkwam, waarna [slachtoffer 2] in het bloemenperk valt.
[slachtoffer 2] verklaart op 28 september 2011 bij de RC dat de Marokkaanse jongen die achter [medeverdachte 2] stond en steeds naar voren kwam dezelfde jongen was als de jongen die op hem afkomt en hem neerslaat. Hij herkent hem aan zijn kleding en het tasje om zijn middel.
[getuige 2] (pag. 296) geeft op 9 juli 2911 als signalement van de jongen die naar [slachtoffer 2] toerende en hem met zijn rechtervuist een knal tegen zijn onderkaak gaf:
Ongeveer 1.75 mr, 18 tot 20 jaar oud, donker pak, getinte huidskleur, donker tot zwart haar met een soort kuifje, bijna zeker had hij een schoudertasje om die op zijn heup hing.
In haar verklaring van 8 september 2011 (pag. 608) herhaalt [getuige 2] dat de jongen die [slachtoffer 2] sloeg een zijtasje schuin over de schouder droeg.
Op 9 september 2011 legt [getuige 3], (pag. 624 e.v.) opnieuw een verklaring af. De vierde jongen die zij aan heeft zien komen lopen beschrijft zij als getinte huidskleur, donker/zwart haar, zwart jack, heuptas.
Zij verklaart dat zij deze laatste jongen heeft zien boksen. Met een vuist is er meerdere keren geslagen op het gezicht van [slachtoffer 2]. [slachtoffer 2] viel vervolgens op de grond en bleef liggen.
[medeverdachte 3] verklaart op 4 juli 2011 (pag. 177) dat hij samen met een vriend van hem naar de buurtbewoners rent als [medeverdachte 2] tijdens zijn gesprek met de buurtbewoners een klap op zijn hoofd krijgt. Dan loopt hij weer terug. Ook de eerder genoemde vriend van hem komt teruggelopen. Samen willen ze weglopen. Dan ziet [medeverdachte 3] dat zijn vriend nog steeds boos is, dat hij zich omdraait en weer de groep inrent.
[medeverdachte 2] verklaart op 14 december 2011 dat hij later van [medeverdachte 3] heeft vernomen dat [verdachte] was teruggerend.
Conclusie betrokkenheid verdachte
Rennend stompen
De rechtbank acht de voornoemde verklaringen betrouwbaar, nu deze betrekkelijk kort na het incident zijn afgelegd en in een later stadium zijn herhaald, zonder dat op elementaire onderdelen wijzigingen zijn aangebracht. Op basis van deze verklaringen, mede gelet op het daarin opgegeven signalement dat op kenmerkende punten overeenkomt met dat van verdachte, komt naar het oordeel van de rechtbank voldoende duidelijk en overtuigend vast te staan dat verdachte zowel degene is geweest die voor en tijdens het eerste handgemeen in de directe nabijheid van [medeverdachte 2] heeft gestaan als degene nadien terug is gerend naar de buurtbewoners en [slachtoffer 2] in het gezicht heeft gestompt. Het feit dat de getuigen [slachtoffer 4], [slachtoffer 2] en [getuige 1] op 28 juli 2011 [verdachte] bij de simultane fotobewijsconfrontatie niet hebben herkend, doet aan de bewijskracht niet af. Dat geldt ook voor het feit dat getuige [getuige 2] in haar signalement dat zij op 9 juli 2011 van de rennende dader opgeeft spreekt van donker haar in een kuifje. Zij spreekt immers tevens van een schoudertasje en herhaalt het genoemde kuifkapsel niet in haar latere verklaring, maar wel het kenmerkende schoudertasje.
Stampen op hoofd [slachtoffer 2]
Dat verdachte het niet bij het tweemaal stompen heeft gelaten maar vervolgens ook nog [slachtoffer 2] in zijn gezicht heeft geschopt acht de rechtbank bewezen op basis van de verklaringen van [getuige 1] en [slachtoffer 4]. Dat [getuige 1] op 4 juli 2011 voor het eerst heeft verklaard dat zij de Marokkaanse jongen zijn voet boven het hoofd van [slachtoffer 2] heeft zien optillen en met kracht naar beneden heeft zien bewegen maakt deze verklaring niet onbetrouwbaar. De rechtbank overweegt daartoe dat geen sprake is van een wijziging maar een aanvulling die de getuige relatief kort op het incident bij de politie heeft gemeld en welke zij ook in haar latere verklaringen heeft bevestigd. Daar komt bij dat deze verklaring steun vindt in de verklaring van [slachtoffer 4] die deze direct na het incident heeft afgelegd. Dat [slachtoffer 4] dit deel van zijn verklaring niet in latere verklaringen heeft bevestigd doet niet af aan de overtuiging van de rechtbank dat verdachte wel heeft geschopt. Uit verschillende onder rubriek 3.1 aangehaalde verklaringen volgt immers dat door meerdere personen tegen het hoofd en lichaam van [slachtoffer 2] hebben geschopt. Verdachte heeft hier in zijn eigen verklaring niets tegenover gesteld wat een ander licht op de feiten zou kunnen werpen. De rechtbank acht zijn verklaring dat hij geen geweld heeft gebruikt reeds niet geloofwaardig, nu hij geen melding heeft gemaakt van het hiervoor bewezen stompen.
De rechtbank merkt op dat zij, gelet op het feit dat verdachte even daarvoor al geweld tegen [slachtoffer 2] had gebruikt, het ook om die reden aannemelijk acht dat verdachte een van de degenen is geweest die de liggende [slachtoffer 2] heeft geschopt.
Resumerend, op grond van de hiervoor aangehaalde bewijsmiddelen in rubriek 3.1 en 3.4.3, gezamenlijk en in onderlinge samenhang bezien, acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat verdachte samen met anderen [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geschopt, nadat deze door verdachte tweemaal tegen het gezicht was geslagen, ten val was gekomen en buiten bewustzijn was geraakt.
Kwalificatie betrokkenheid verdachte
Nu de rechtbank de betrokkenheid van verdachte heeft vastgesteld komt zij toe aan de vraag of deze handelingen dienen te worden gekwalificeerd als (het medeplegen van) poging tot doodslag van [slachtoffer 2], zoals onder feit 1 ten laste is gelegd.
Zoals hiervoor in rubriek 3.1 en 3.4.3 is vastgesteld is [slachtoffer 2] in die tweede geweldsfase door twee opvolgende vuistslagen van verdachte ten val gekomen en buiten bewustzijn geraakt. Vervolgens hebben meerdere jongens tegen het lichaam en het hoofd van de op de grond liggende [slachtoffer 2] geschopt. Duidelijk is geworden dat verdachte met kracht met zijn voet op het hoofd heeft van [slachtoffer 2] heeft gestampt. Ook andere jongens hebben tegen het lichaam en hoofd van [slachtoffer 2] geschopt.
Het letsel van [slachtoffer 2] aan het hoofd betreft een drievoudige oogkasfractuur, een hersenkneuzing, een bloeding in de hersenen en een drietal bloeduitstortingen op verschillende plekken in het gezicht. Dit levert naar het oordeel van de rechtbank zwaar lichamelijk letsel op.
De rechtbank kan niet vaststellen welke geweldshandeling welk letsel heeft veroorzaakt. Wel stelt de rechtbank op grond van de aangehaalde getuigenverklaringen vast dat met kracht is geslagen en geschopt. Gelet daarop acht de rechtbank het aannemelijk dat ieder van deze handelingen letsel kan hebben veroorzaakt.
De rechtbank komt het voorgaande in ogenschouw nemend tot de volgende conclusie.
Medeplegen schoppen door anderen bewezen
Gelet op het feit dat het schoppen door anderen direct is gevolgd op de slagen door verdachte en het feit dat deze schoppen door anderen nagenoeg gelijktijdig hebben plaatsgehad met het stampen door verdachte merkt de rechtbank verdachte ook als medepleger aan van die schoppen door anderen, aangezien sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking.
Medeplegen poging doodslag bewezen
Het hoofd is een vitaal en kwetsbaar lichaamsdeel. Het is een feit van algemene bekendheid dat krachtig met geschoeide voet schoppen tegen het hoofd ernstig letsel kan veroorzaken en dat dergelijk ernstig letsel de dood tot gevolg kan hebben. Door tezamen en in vereniging meermalen tegen het hoofd van [slachtoffer 2] te schoppen, nadat deze [slachtoffer 2] reeds hard tegen het hoofd was geslagen en op het moment dat deze [slachtoffer 2] buiten bewustzijn was, hebben verdachte en zijn mededaders bewust de aanmerkelijke kans aanvaard dat het voorbedoelde ernstige letsel zou ontstaan, waaraan [slachtoffer 2] zou komen te overlijden. Op grond daarvan acht de rechtbank het medeplegen van poging tot doodslag van [slachtoffer 2] bewezen, zoals ten laste gelegd.
Dat de schoenen die [verdachte] en een andere verdachte die [slachtoffer 2] tegen het hoofd heeft geschopt toen deze op de grond lag tijdens het incident, droegen (pag. 409 e.v.) niet zijn aan te merken als zware schoenen, maakt het voorgaande niet anders.
3.4.5 Geweld tegen [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]
Het geweld tegen [slachtoffer 1] (feit 1), [slachtoffer 3] (feit 2) en [slachtoffer 4] (feit 3) leent zich voor gezamenlijke bespreking, nu al dat geweld zich, zoals de rechtbank hiervoor in rubriek 3.1 heeft vastgesteld, nagenoeg gelijktijdig in de tweede geweldsfase heeft voorgedaan op hetzelfde straatdeel.
Verdachte heeft zich, zoals de rechtbank hiervoor in rubriek 3.4.3 heeft geoordeeld, schuldig gemaakt aan een poging tot doodslag van [slachtoffer 2], hetgeen zich tevens laat kwalificeren als openlijk in vereniging geweld plegen tegen [slachtoffer 2]. Nu deze geweldpleging heeft plaatsgevonden in de tweede geweldsfase, is de rechtbank van oordeel dat het schoppen van verdachte tegen [slachtoffer 2] tevens een substantiële bijdrage is aan de algehele vechtpartij en daarmee aan het geweld tegen respectievelijk [slachtoffer 1], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Daarom heeft verdachte zich ook schuldig gemaakt aan het in vereniging plegen van openlijk geweld tegen [slachtoffer 2], [slachtoffer 3] en [slachtoffer 4]. Feit 1 onderdeel 3, feit 2 meer subsidiair en feit 3 primair zijn daarmee bewezen.
De rechtbank acht bewezen dat verdachte
1.
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om tezamen en in vereniging met anderen, opzettelijk [slachtoffer 2] van het leven te beroven, met dat opzet met zijn mededaders, die [slachtoffer 2] meermalen met kracht in het gezicht heeft gestompt en tegen het hoofd heeft geschopt, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag;
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen tezamen en in vereniging met anderen aan een persoon genaamd [slachtoffer 2], opzettelijk zwaar lichamelijk letsel, te weten: een bloeding in de hersenen en een hersenkneuzing en drie breuken in de oogkas, heeft toegebracht, door opzettelijk die [slachtoffer 2] meermalen in het gezicht te stompen en tegen het hoofd te schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag;
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen, op de openbare weg, de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2], welk geweld bestond uit
- het meermalen met kracht in het gezicht van die [slachtoffer 1] trappen en,
- het meermalen in het gezicht van die [slachtoffer 2] stompen en tegen het hoofd en het lichaam van die [slachtoffer 2] schoppen, terwijl die [slachtoffer 2] op de grond lag;
2 meer subsidiair.
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen op de openbare weg de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 3], welk geweld bestond uit
- het met kracht in het gezicht van die [slachtoffer 3] slaan;
3 primair.
op 2 juli 2011 in de gemeente Amstelveen met anderen op de openbare weg de [A-straat] openlijk in vereniging geweld heeft gepleegd tegen [slachtoffer 4], welk geweld bestond uit het in het gezicht van die [slachtoffer 4] slaan.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in zijn verdediging geschaad.
5. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
6. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
7. Motivering van de straffen en maatregelen
7.1. Standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte voor de door haar bewezen geachte feiten 1 onderdeel 1 en onderdeel 3, 2 meer subsidiair, en 3 primair zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 24 maanden waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. Voorts kunnen de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 2], [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] worden toegewezen tot een bedrag van respectievelijk € 11.653,- (232 dagen), € 700,- (14 dagen) en € 1.406,- (28 dagen) met oplegging van de schadevergoedingsmaatregel.
7.2. Standpunt van de verdediging
De raadsman heeft volstaan met zijn pleidooi tot integrale vrijspraak van verdachte en tevens, als gevolg daarvan, tot afwijzing van de vorderingen van de benadeelde partijen.
7.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank heeft bij de keuze van de straf en bij de vaststelling van de hoogte daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het medeplegen van poging tot doodslag en openlijk geweld tegen personen. Hij is met een groep naar een buurtbarbecuefeest gegaan, waarbij de groep zich intimiderend en provocerend bij de feestlocatie heeft opgesteld en de confrontatie met de buurtbewoners heeft opgezocht. Verdachte is daarbij samen met een ander lid van de groep een discussie met een van de buurtbewoners aangegaan waarna het tot een eerste handgemeen kwam tussen verschillende personen. Verdachte is van de buurtbewoners weggelopen maar heeft zich daarna omgedraaid en heeft zich in volle vaart met zijn vuisten op een van de buurtbewoners gestort. Daarna is verdachte een van degenen geweest die de op de grond liggende en buiten bewustzijn verkerende buurtbewoner tegen het hoofd hebben geschopt. Met dit weerzinwekkende en uitermate laffe handelen hebben verdachte en zijn mededaders bewust het aanmerkelijke risico aanvaard dat deze buurtbewoner ten gevolge daarvan het leven - het hoogste in het recht te beschermen belang - zou laten.
Mede op basis van hetgeen de slachtoffers als spreekgerechtigde naar voren hebben gebracht concludeert de rechtbank dat naar alle waarschijnlijkheid het bewezene nog tot ver in de toekomst fysieke en psychische gevolgen zal hebben voor de slachtoffers die naar ieders gradatie ernstig letsel hebben opgelopen en voor hen die getuige zijn geweest van deze traumatiserende ervaring.
De openlijke geweldpleging heeft de openbare orde ernstig geschaad en de buurtbewoners en een ruime kring daarbuiten in hoge mate geschokt. Er is sprake geweest van een niet te tolereren ernstige vorm van straatterreur.
Daar staat tegenover hetgeen blijkt uit het omtrent de persoon van verdachte opgemaakte reclasseringsadvies d.d. 9 september 2011. In het voordeel van de verdachte houdt de rechtbank er rekening mee dat hij niet eerder is veroordeeld en dat er geen sprake is van factoren op basis waarvan een risico op recidive moet worden aangenomen.
Al het voorgaande afwegend acht de rechtbank de na te noemen straf van na te noemen duur passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partijen en de schadevergoedingsmaatregelen
De rechtbank is van oordeel dat de behandeling van een deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2], niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert.
Vast is komen te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert deze schade als volgt.
De materiële schade bedraagt in totaal € 771,19, namelijk 1) beschadigde goederen ad € 300,-, 2) ziekenhuisdaggeldvergoeding ad € 52,-, 3) medische kosten ad € 179,51, en 4) reis- en parkeerkosten ad € 239,68.
De beantwoording van de vraag of het overige deel van de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] betrekking heeft op schade die rechtstreeks het gevolg is van het hiervoor onder 1 bewezen geachte feit levert wel een onevenredige belasting van het strafgeding op. De rechtbank verklaart de benadeelde partij voor de overige materiële kostenposten 3 (gedeeltelijk ad € 450,-) 5, 6 en 7 dan ook niet-ontvankelijk. De benadeelde partij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
De immateriële schade waardeert de rechtbank op een bedrag van € 6.000,-, omdat deze schade ten minste tot dat bedrag kan worden vastgesteld en in zoverre toewijsbaar is binnen de begrenzing van de strafprocedure.
De som van de materiële en immateriële schade bedraagt € 6.771,19 (zesduizend en zevenhonderd één en zeventig euro en negentien cent). De vordering kan dan ook hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen.
Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van [slachtoffer 2] wordt, als extra waarborg voor betaling van het bedrag van € 6.771,19 aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
De kosten van rechtsbijstand zijn, anders dan de verdediging kennelijk heeft betoogd, geen rechtstreeks gevolg van het strafbare feit. De vordering voorzover die ziet op deze kosten kan wel op grond van artikel 592a van het Wetboek van Strafvordering worden toegewezen. De rechtbank bepaalt deze kosten op een bedrag van € 1.200,- en zal de vordering op dit punt in zoverre dan ook toewijzen en voor het overige afwijzen.
Verder is uit het onderzoek ter terechtzitting gebleken dat de behandeling van de vorderingen van de benadeelde partijen [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] niet een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. Deze benadeelde partijen hebben als gevolg van de hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feiten, rechtstreeks schade geleden. De rechtbank waardeert deze ten aanzien van [slachtoffer 1] op een bedrag van € 700,- (zevenhonderd euro) aan immateriële schade en ten aanzien van [slachtoffer 3] op een bedrag van € 750,- aan immateriële schade en € 656,84 aan materiële schade, totaal € 1.406,84 (veertienhonderd zes euro en vierentachtig cent). De vorderingen kunnen dan ook hoofdelijk tot dat bedrag worden toegewezen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partijen hebben gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zullen maken.
In het belang van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 3] voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemden, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.
8. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36f, 45, 47, 55, 57, 141, 287 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze artikelen zijn toepasselijk zoals geldend ten tijde van het bewezen geachte.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 2 primair en subsidiair ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het in onder 1 onderdeel 1 en onderdeel 3, 2 meer subsidiair en 3 primair ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4 is aangegeven.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Feit 1 onderdeel 1.
medeplegen van poging tot doodslag
Feit 1 onderdeel 3, feit 2 meer subsidiair en 3 primair.
het openlijk in vereniging geweld plegen tegen personen, meermalen gepleegd
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Beveelt dat een gedeelte, groot 6 maanden, van deze gevangenisstraf niet ten uitvoer gelegd zal worden, tenzij later anders wordt gelast.
Stelt daarbij een proeftijd van 2 jaren vast.
De tenuitvoerlegging kan worden gelast indien veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 2] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 771,19 aan materiële schade en € 6.000,00 aan immateriële schade, totaal
€ 6.771,19 (zesduizend zevenhonderd en één en zeventig euro en negentien cent)
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering is.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 2], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 68 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst de vordering van de benadeelde partij tot vergoeding van de kosten van rechtsbijstand toe tot een bedrag van € 1.200,- (twaalfhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Wijst voorts de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 1] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 700,- (zevenhonderd euro).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 1] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 1], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 14 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Wijst voorts de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer 3] wonende te [woonplaats] toe tot een bedrag van € 700,- aan immateriële schade en € 656,84 aan materiële schade, totaal € 1.406,84 (veertienhonderd zes euro en vierentachtig cent).
Veroordeelt verdachte aan [slachtoffer 3] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voorzover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer [slachtoffer 3], te betalen het toegewezen bedrag, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 24 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voorzover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. A.A.M. van Oosten, voorzitter,
mrs. D. van den Brink en H.P. Kijlstra, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. P.C.N. van Gelderen, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 3 januari 2012.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Verklaring [slachtoffer 1], pag. 103.
iii Verklaring [getuige 4], pag. 161.
iv Verklaring [getuige 4], pag. 162, verklaring [getuige 5] pag. 145 en verklaring. [getuige 6], pag. 122.
v Verklaring [getuige 7], pag. 147, verklaring [medeverdachte 2], pag. 166, verklaring [verdachte], pag. 172, verklaring [medeverdachte 3], pag. 177, verklaring bij de RC van [medeverdachte 4].
vi Verklaring [slachtoffer 2], pag. 112, verklaring [getuige 8], pag. 151 en verklaring [medeverdachte 3], pag. 177.
vii Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113 en verklaring [getuige 3], pag. 624.
viii Verklaring [medeverdachte 2], pag. 166, verklaring bij de RC van [medeverdachte 2] en verklaring [slachtoffer 2], pag. 113.
ix Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113, verklaring [getuige 9], pag. 117, verklaring [getuige 6], pag. 123, verklaring [getuige 10], pag. 135, en verklaring [getuige 8], pag. 151.
x Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96, verklaring. [getuige 1], pag. 135, verklaring [slachtoffer 3], pag. 575, verklaring [getuige 11] bij de RC, pag. 2.
xi Verklaring [getuige 2], pag. 296, verklaring [slachtoffer 4], pag. 96 en verklaring [getuige 1], pag. 135.
xii Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96.
xiii Verklaring, [getuige 12], pag. 368 en verklaring [getuige 3], pag. 626 en verklaring [getuige 11] bij de RC.
xiv Verklaring [slachtoffer 2], pag. 113.
xv Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96, verklaring [getuige 9], pag. 117, en verklaring [getuige 5], pag 146.
xvi Verklaring [getuige 13], pag. 128, verklaring [getuige 1], pag. 136, verklaring [getuige 3], pag. 626.
xvii Verklaring [slachtoffer 4], pag. 96 en verklaring bij de RC van [slachtoffer 4], pag. 2.
xviii Verklaring [getuige 4], pag. 162, verklaring [slachtoffer 3], pag. 109 en pag. 573, verklaring [getuige 4], pag. 595 en verklaring [slachtoffer 1], pag. 104.
xix Verklaring [slachtoffer 1], pag. 104 en verklaring bij de RC van [medeverdachte 4].
xx Verklaring [slachtoffer 1], pag. 105
xxi Verklaring [slachtoffer 1], pag. 105 en verklaring [slachtoffer 3], pag. 573.
xxii Verklaring [slachtoffer 3], pag 109.
xxiii Verklaring [slachtoffer 3], pag 109 en verklaring [getuige 14]. Pag. 358.
xxiv Letselverklaring, pag. 645.
xxv Letselverklaring, pag. 347.
xxvi Letselverklaring, pag. 645.
xxvii Letselverklaring, pag. 185.
xxviii Letselverklaring J.A.M. Mooij d.d. 15 november 2011.
xxix Letselverklaring, pag. 392.
xxx PV van bevindingen d.d. 14 december 2011.