ECLI:NL:RBAMS:2012:9380

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 januari 2012
Publicatiedatum
14 maart 2024
Zaaknummer
773235 DX EXPL 06-352 en 777108 DX EXPL 06-878
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vonnis inzake effectenlease tussen eisers en Dexia Nederland B.V.

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam is behandeld, hebben eisers [eiser 1] en [eiser 2] Dexia Nederland B.V. aangeklaagd in verband met effectenlease-overeenkomsten die zij hadden afgesloten. De procedure begon met dagvaarding op 8 maart 2006, waarna de zaak werd geschorst op basis van de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Na een opt-outverklaring van de eisers in januari 2007 werd de procedure hervat. Dexia verzocht om voeging van twee zaken, wat op 20 augustus 2008 werd toegestaan. De comparitie vond plaats op 14 november 2008, waarbij beide partijen hun standpunten toelichtten. De rechtbank heeft de zaak vervolgens aangehouden in afwachting van arresten van de Hoge Raad, die op 5 juni 2009 werden gewezen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat Dexia haar zorgplicht heeft geschonden, maar dat de schade voor een groot deel voor rekening van de eisers zelf komt. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de lease-overeenkomsten niet rechtsgeldig zijn vernietigd of ontbonden, waardoor de eisers hun betalingsverplichtingen aan Dexia moeten nakomen. De rechtbank heeft de vorderingen van de eisers afgewezen en hen veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan Dexia. De beslissing werd uitgesproken op 4 januari 2012.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
zaak- en rolnummer: 773235 DX EXPL 06-352 en 777108 DX EXPL 06-878
vonnis van: 4 januari 2012
f.no.: 466
Vonnis van de kantonrechter
inzake

1.[eiser 1] , nader te noemen [eiser 1]

en
2.
[eiser 2] , nader te noemen [eiser 2] ,
beiden wonende te [woonplaats] , eisers in conventie, gedaagden in reconventie,
gemachtigde: mr. G. van Dijk,
tegen
de naamloze vennootschap
Dexia Nederland B.V.,
gevestigd te Amsterdam, gedaagde in conventie, eiseres in reconventie, nader te noemen: Dexia,
gemachtigde: dw. [gemachtigde] ,
Eisers zullen afzonderlijk worden aangeduid als [eiser 1] en [eiser 2] en gezamenlijk als [eisers]
De procedure in conventie en in reconventie
Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding(en) van 8 maart 2006 van [eisers] , met producties;
Daarna heeft Dexia bij akte schorsing van de procedure aangezegd krachtens de Wet collectieve afwikkeling massaschade (WCAM). Bij rolmededeling van 23 mei 2006 is vastgesteld dat de procedure is geschorst. Na de zogenoemde WCAM-beschikking van 25 januari 2007 van het hof te Amsterdam heeft [eiser 1] en [eiser 2] bij akte een afschrift overgelegd waaruit blijkt dat er een opt-outverklaring is afgelegd als bedoeld in artikel 7:908 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW), waarin wordt verklaart dat de betrokkenen niet aan de verbindendverklaring gebonden wil zijn. Naar aanleiding daarvan is bij rolmededeling van 27 februari 2008 beslist dat de onderhavige procedure wordt hervat.
Bij incidentele conclusie tot voeging van 11 juni 2008 heeft Dexia verzocht, de zaak met nummer 06-352 te voegen met de procedure met rolnummer 06-878.
Bij incidentele conclusie tot voeging van 11 juni 2008 heeft Dexia verzocht, de zaak met nummer 06-878 te voegen met de procedure met rolnummer 06-352.
Bij vonnis in het incident tot voeging van 20 augustus 2008 is bepaald dat de zaak met nummer 06-878 wordt gevoegd met de zaak met rolnummer 06-352.
Bij vonnis in het incident tot voeging van 17 september 2008 is met betrekking tot de zaak met nummer 06-352 de vordering tot voeging bij gebrek aan belang afgewezen
Vervolgens is ingediend:
de conclusie van antwoord in conventie tevens houdende conclusie van eis in reconventie, met producties, van Dexia;
Bij tussenvonnis van 15 oktober 2008 is een comparitie bepaald die heeft plaatsgevonden op 14 november 2008. Ter comparitie zijn verschenen [eisers] , bijgestaan door mr. K. Oosterbaan en van de zijde van Dexia [naam] , bijgestaan door mr. V.H.M. Rijken. Van hetgeen is besproken ter comparitie heeft de griffier aantekening gehouden.
Voorafgaand aan deze comparitie zijn door [eiser 1] bij fax van 11 november 2008 een conclusie van antwoord in reconventie tevens akte uitlating na tussenvonnis met producties en van de zijde van Dexia bij fax van 11 november 2008 aanvullende stukken ingediend, die thans tot de processtukken behoren.
Bij rolmededeling van 26 november 2008 zijn alle bij de rechtbank aanhangige effectenlease-zaken, waaronder de onderhavige, aangehouden in afwachting van arresten van de Hoge Raad waarin rechtsvragen zouden worden beantwoord die partijen in effectenlease-zaken verdeeld houden. Op 5 juni 2009 heeft de Hoge Raad een drietal arresten gewezen, waarin hij op deze rechtsvragen een antwoord heeft gegeven.
Bij rolmededeling van 22 juli 2009 is de zaak verwezen naar de rol van 12 augustus 2009 voor uitlating doorhaling dan wel voortprocederen, waarop [eisers] te kennen hebben gegeven te willen voortprocederen.
Bij rolmededelingen van 19 mei en 25 augustus 2010 is bepaald dat de procedure schriftelijk wordt voortgezet.
Vervolgens zijn ingediend:
de nadere akte, met producties, aan de zijde van [eiser 1] ; de akte uitlaten partijen, met producties, van Dexia;
de antwoordakte van [eiser 1] ;
de antwoordakte, met producties, van Dexia.
rolnummer 06-878
de conclusie van repliek in conventie tevens houdende conclusie van antwoord in reconventie, met producties, van [eiser 2] ;
de conclusie van dupliek in conventie tevens houdende conclusie van repliek in reconventie, met producties, van Dexia;
de conclusie van dupliek in conventie, met één productie, van [eiser 2]
Daarop is vonnis bepaald op heden.
De rechter die de zaak ter comparitie heeft behandeld, is om organisatorische redenen niet in staat om dit vonnis te wijzen en uit te spreken.
Gronden van de beslissing

1.De feiten

Als gesteld en onvoldoende weersproken staat vast:
1.1.
Dexia Bank Nederland N.V., de vennootschap die aanvankelijk procespartij was, is na een fusie met haar aandeelhoudster verdwenen als rechtspersoon. Dexia is haar rechtsopvolgster onder algemene titel. Dexia is tevens de rechtsopvolgster onder algemene titel van Bank Labouchere N.V., alsmede van Legio-Lease B.V. (hierna: Labouchere of Legio-Lease). Waar hierna sprake is van Dexia worden haar rechtsvoorgangsters daaronder mede begrepen.
1.2.
[eiser 1] heeft de volgende overeenkomsten tot effectenlease (hierna: de lease-overeenkomsten) ondertekend waarop [eiser 1] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Leasesom
Looptijd
1
[nummer 1]
26-01-2000
Allround Sparen
€ 10.890,72
240 mnd
2
[nummer 2]
26-01-2000
Allround Sparen
€ 27.226,80
240 mnd
3
[nummer 3]
26-01-2000
Allround Sparen
27.226,80
240 mnd
4
[nummer 4]
26-01-2000
Allround Sparen
€ 27.226,80
240mnd
1.3.
In totaal heeft [eiser 1] op grond van de lease-overeenkomsten € 24.822,62 aan maandtermijnen aan Dexia betaald geen voordelen ontvangen.
1.4.
[eiser 2] heeft de volgende overeenkomsten tot effectenlease (hierna: de lease-overeenkomsten) ondertekend waarop [eiser 2] als lessee stond vermeld, met als wederpartij Dexia:
Nr.
Contractnr.
Datum
Naam overeenkomst
Leasesom
Looptijd
la
[nummer 5]
12-01-2000
Allround Sparen
€ 21.781,44
240 mnd
2a
[nummer 6]
12-01-2000
Allround Sparen
€ 21.781,44
240 mnd
3a
[nummer 7]
12-01-2000
Allround Sparen
€ 21.781,44
240 mnd
4a
[nummer 8]
12-01-2000
Allround Sparen
€ 21.781,44
240 mnd
5a
[nummer 9]
12-01-2000
Allround Sparen
€ 21.781,44
240mnd
1.5.
In totaal heeft [eiser 2] op grond van de lease-overeenkomsten € 28.135,58 aan maandtermijnen aan Dexia betaald en geen voordelen ontvangen.
1.6.
De lease-overeenkomsten zijn inmiddels geëindigd. Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomsten van [eiser 1] eindafrekeningen opgesteld waaraan de kantonrechter de volgende gegevens ontleent:
Nr.
Contractnr
Datum eindafrekening
Saldo eindafrekening
Waarvan achtersta Ilige termijnen
Datum betaald
l
[nummer 1]
10-01-2006
- € 665,30
€ 317,66
nb
2
[nummer 2]
10-01-2006
- € 1.498,25
€ 794,15
nb
3
[nummer 3]
10-01-2006
- € 1.498,25
€ 794,15
nb
4
[nummer 4]
10-01-2006
- € 1.498,25
€ 794,15
nb
Van deze eindafrekeningen staat thans nog een bedrag van € 5.160,05 open.
1.7.
De lease-overeenkomsten zijn inmiddels geëindigd. Dexia heeft met betrekking tot de lease-overeenkomsten van [eiser 2] eindafrekeningen opgesteld waaraan de kantonrechter de volgende gegevens ontleent:
Nr.
Contractnr
Datum eindafrekening
Saldo eindafrekening
Waarvan
achterstallige termijnen
Datum betaald
la
[nummer 5]
18-10-2005
-€ 2.076,90
€ 635,32
nb
2a
[nummer 6]
18-10-2005
-€ 2.076,90
€ 635,32
nb
3a
[nummer 7]
18-10-2005
-€ 2.076,90
€ 635,32
nb
4a
[nummer 8]
18-10-2005
-€ 2.076,90
€ 635,32
nb
Sa
[nummer 9]
18-10-2005
-€ 2.076,90
€ 635,32
nb
Van deze eindafrekeningen staat thans nog een bedrag van € 10.384,50 open
1.8.
Ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomsten was de inkomens- en vermogenspositie van [eiser 2] en - indien van toepassing - van diegene(n) met wie hij een gezamenlijke huishouding werd gevoerd, zoals weergegeven in bijlage I bij dit vonnis.

2.Het geschil in conventie

2.1.
[eiser 1] vordert op gronden als vermeld in de processtukken dat de kantonrechter bij vonnis, voor recht verklaart dat de overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser 1] vordert terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia is betaald, bij dagvaarding gesteld op € 23.754,45, vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert [eiser 1] dat de kantonrechter Dexia beveelt
om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiser 1] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering, ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiser 1] dat de kantonrechter Dexia veroordeelt tot betaling van de werkelijke proceskosten.
2.2.
[eiser 2] vordert op gronden als vermeld in de processtukken dat de kantonrechter bij vonnis, voor recht verklaart dat de overeenkomsten zijn of worden vernietigd, althans ontbonden, althans dat Dexia onrechtmatig heeft gehandeld. [eiser 2] vordert terugbetaling van al hetgeen in het kader van de onderhavige overeenkomsten aan Dexia is betaald, bij dagvaarding gesteld op € 27.681,80, vermeerderd met de wettelijke rente over die betalingen vanaf de dag van de betalingen tot aan de dag van algehele terugbetaling door Dexia. Voorts vordert [eiser 2] dat de kantonrechter Dexia beveelt om binnen twee weken na betekening van het in dezen te wijzen vonnis te bewerkstelligen dat de registratie van [eiser 2] bij het BKR te Tiel, althans de aan die registratie gekoppelde achterstandcodering, ongedaan wordt gemaakt, zulks op straffe van een dwangsom. Ten slotte vordert [eiser 2] dat de kantonrechter Dexia veroordeelt tot betaling van de werkelijke proceskosten.
2.3.
[eisers] hebben aan deze vorderingen - voor zover van belang - het volgende ten grondslag gelegd. Dexia heeft de op haar rustende zorgplicht geschonden. Dexia is aansprakelijk voor de daardoor ontstane schade en (de raadsman van) [eisers] hebben de lease-overeenkomsten vernietigd onderscheidenlijk ontbonden op grond van misbruik van omstandigheden, wanprestatie, misleidende reclame en dwaling.
2.4.
Dexia heeft de vorderingen en de grondslag daarvan bestreden op gronden die, voor zover van belang, hierna aan de orde zullen komen.
in reconventie
2.5.
In reconventie vordert Dexia [eiser 1] en [eiser 2] te veroordelen tot betaling van respectievelijk een bedrag van € 5.160,05 en een bedrag van € 10.384,50, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de respectievelijke eindafrekeningen plus 14 dagen, althans de datum van deze conclusie, tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van [eisers] in de proceskosten.
2.6.
[eisers] voeren gemotiveerd verweer tegen de vorderingen van Dexia. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader in gegaan.

3.De beoordeling

3.1.
Omdat [eisers] aan hun vorderingen vrijwel identieke stellingen ten grondslag leggen bestaat aanleiding de stellingen in beide procedures, voor zover hierna niet anders vermeld, gezamenlijk te behandelen. Waar nodig zal daarbij nader worden ingegaan op de stellingen en verweren van partijen.
3.2.
Voor de maatstaven en beoordelingskaders verwijst de kantonrechter naar de arresten van de Hoge Raad van 28 maart 2008 (LJN BC2837) en
5juni 2009 (LJN BH 2815) en van het gerechtshof Amsterdam van I december 2009 (UN BK4978, BK4981, BK4982 en BK4983), welke als leidraad worden genomen. Door partijen zijn geen althans onvoldoende bijzondere omstandigheden gesteld die in het onderhavige geval een afwijking
daarvan rechtvaardigen. Toepassing van die maatstaven en beoordelingskaders leidt in het onderhavige geval tot de volgende conclusies:
A. er is sprake van huurkoop;
B. er is geen sprake van dwaling, misleidende reclame en/of misbruik van omstandigheden; evenmin is er sprake van (ver)nietig(baar)heid krachtens de WCK;
C. Dexia heeft haar bijzondere zorgplichten geschonden, in elk geval de waarschuwingsplicht, en daardoor onrechtmatig gehandeld;
D. [eisers] hebben schade geleden, bestaande uit verschuldigde termijnen en restschuld;
E. er is voldoende causaal verband aanwezig tussen de hiervoor bedoelde schade en de onrechtmatige daad van Dexia.
De kantonrechter verwijst naar het vonnis van de kantonrechter Amsterdam d.d. 27 januari 2010 (LJN BL0912), in het bijzonder de rechtsoverwegingen 3.1 tot en met 3.3 daarvan, welke hier worden overgenomen.
3.3.
In het onderhavige geval dient op de schade eerst in mindering te worden gebracht het voordeel als bedoeld in artikel 6:100 BW en vervolgens (op het restant) het deel van de schade dat [eisers] wegens eigen schuld als bedoeld in artikel 6:101 BW zelf dient te dragen. De wijze waarop dit gebeurt wordt hierna uiteengezet. Voor de concrete berekening in het onderhavige geval wordt verwezen naar bijlage II en III bij dit vonnis.
3.4.
Ingevolge artikel 6: 100 BW dient in mindering te worden gebracht al het voordeel dat [eisers] ingevolge de lease-overeenkomsten hebben genoten, zoals aan [eisers] betaalde of toekomende dividenden. Voor zover [eisers] een batig saldo hebben behaald uit eerdere effectenlease-overeenkomsten die zijn geëindigd vanaf een tijdstip gelegen één jaar vóór het aangaan van de in de onderhavige procedure betrokken lease-overeenkomsten, dient ook dit saldo in mindering te worden gebracht. [eisers] hebben geen voordeel genoten.
3.5.
Nadat het eventuele voordeel op de schade in mindering is gebracht, moet vervolgens worden beoordeeld in hoeverre de resterende door [eisers] geleden schade op de voet van artikel 6:101 BW (eigen schuld) als door henzelf veroorzaakt voor hun rekening moet blijven. Daarbij dient een onderscheid te worden gemaakt tussen de termijnen en de restschuld. Verwezen wordt naar de rechtsoverwegingen 3.6 en 3.7 van eerdergenoemd vonnis van de kantonrechter Amsterdam d.d. 27 januari 2010 welke hier worden overgenomen. De kantonrechter gaat hierbij uit van de tot het moment van beëindiging 'verschuldigde' termijnen en niet slechts van de 'betaalde' termijnen, omdat het voor de vaststelling van de hoogte van de schade niet uitmaakt of een verschuldigd bedrag reeds is betaald of niet. Verschuldigde maar onbetaald gebleven termijnen blijven immers opeisbaar.
Termijnen
3.6.
[eiser 1] en Dexia zijn het erover eens, dat Dexia het aangaan van de lease- overeenkomsten niet had behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting
nieteen onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser 1] werd gelegd. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat deze (na verrekening van voordeel resterende) schade aan termijnen geheel voor rekening van [eiser 1] behoort te blijven.
3.7.
In het geval van [eiser 2] zou nakoming door Dexia van haar onderzoeksplicht hebben uitgewezen dat Dexia het aangaan van de lease-overeenkomsten niet had behoren te ontraden omdat daardoor naar redelijke verwachting
nieteen onaanvaardbaar zware financiële last op [eiser 2] werd gelegd. In navolging van het Amsterdamse hof is de kantonrechter van oordeel dat deze (na verrekening van voordeel resterende) schade aan termijnen geheel voor rekening van [eiser 2] behoort te blijven.
3.8.
Voor de aan bovenbedoelde beoordeling ten grondslag liggende berekening wordt verwezen naar de aan dit vonnis gehechte bijlage 1. Deze berekening is gebaseerd op hetgeen het Amsterdamse hof dienaangaande in zijn arresten van 1 december 2009 heeft overwogen. De kantonrechter heeft daarbij, in navolging van het Amsterdamse hof, in aanmerking genomen de zogenoemde "Nibud-basisnorm" (Y) en het door Nibud gehanteerde basisbedrag met betrekking tot de (netto) woonlasten, behorende bij de gezinssamenstelling van [eiser 2] ten tijde van het aangaan van de lease-overeenkomst (voor de normbedragen die het Nibud met betrekking tot de verschillende gezinssituaties door de jaren heen heeft gepubliceerd, verwijst de kantonrechter naar:
www.rechtspraak.nl/Gerechten/Rechtbanken/Amsterdam/ Actual iteiten/Basis+en+woonlastn ormen.htm).
Restschuld
3.9.
Ten aanzien van de restschuld stelt de kantonrechter voorop dat uit de lease- overeenkomsten voldoende duidelijk kenbaar was dat een geldlening werd verstrekt, dat het geleende geld werd belegd in effecten, dat [eisers] over het geleende bedrag rente waren verschuldigd en dat het geleende bedrag moest worden terugbetaald ongeacht de verkoopopbrengst van de effecten. Op de gronden zoals door de Hoge Raad en het Amsterdamse hof is overwogen, is de kantonrechter van oordeel dat hieruit volgt dat wat betreft de (na verrekening van voordeel resterende) schade bestaande uit restschuld in beginsel 1/3 deel daarvan vanwege eigen schuld voor rekening van [eisers] behoort te blijven.
Algemeen
3.10.
Van omstandigheden die meebrengen dat de billijkheid een andere verdeling van de schade eist dan volgt uit hetgeen hiervoor is overwogen, is niet gebleken. De door [eisers] aangevoerde omstandigheden (de leeftijd, de verplichtingen uit hoofde van de overeenkomsten en het eigen financiële vermogen van [eisers] ) zijn in de verdeling van de schade, waarbij het tekortschieten van Dexia zwaarder is gewogen dan de eigen schuld van [eisers] , reeds verdisconteerd.
[eiser 2] doet nog een meer specifiek beroep op de billijkheidscorrectie, aangezien het verschil tussen zijn besteedbaar inkomen en de bestedingsnorm slecht € 30,28 bedraagt.
Voorts voert [eiser 2] aan dat hij zeer jong was bij het afsluiten van de overeenkomsten, namelijk 20 jaar, waardoor hij de gevolgen van het contract niet goed kon doorzien, althans daar mocht Dexia niet vanuit gaan. Verder is het aanbieden van een lening van € 42.552,45 aan iemand van 20 jaar uit maatschappelijk oogpunt onaanvaardbaar en hiermee werden de toekomstplannen van [eiser 2] ernstig in gevaar gebracht, aldus [eiser 2] Tenslotte stelt [eiser 2] dat hij geen vermogen voorhanden had om de restschuld te kunnen betalen.
Met Dexia wordt overwogen dat deze omstandigheden reeds zijn meegewogen in de formule van het Hof. Er bestaat daarom geen aanleiding tot toepassing van een billijkheidscorrectie.
3.11.
Onder verwijzing naar de in bijlage II weergegeven berekening, brengt het voorgaande mee dat Dexia aan schade dient te dragen € 1.639,96 wegens restschuld van [eiser 1] Deze heeft geen restschuld voldaan.
3.12.
Onder verwijzing naar de in bijlage III weergegeven berekening, brengt het voorgaande mee dat Dexia aan schade dient te dragen € 4.805,27 wegens restschuld van [eiser 2] Deze heeft geen restschuld voldaan.
Dat betekent dat Dexia geen voor haar rekening komend bedrag aan schade aan [eisers] dient te restitueren.
Proceskosten
3.13.
Gelet op de uitslag van de procedure dienen [eisers] te worden veroordeeld in de kosten van het geding.
in reconventie
3.14.
Nu de lease-overeenkomsten niet rechtsgeldig zijn vernietigd of ontbonden zullen [eisers] aan hun daaruit voortkomende betalingsverplichtingen dienen te voldoen voor zover deze méér bedragen dan de schade welke volgens hetgeen in conventie is overwogen door Dexia moet worden gedragen.
3.15.
Uit hetgeen in conventie is overwogen volgt dat de in aanmerking te nemen schade terzake van de maandtermijnen geheel voor rekening van [eisers] komt. Dit betekent dat [eisers] ook het in aanmerking te nemen bedrag aan achterstallige termijnen op de eindafrekeningen volledig aan Dexia verschuldigd zijn.
3.16.
Ten aanzien van het resterende door Dexia gevorderde bedrag geldt, zoals in conventie is overwogen, dat Dexia 2/3 deel van de schade bestaande uit restschuld moet dragen.
3.17.
Dit betekent dat, na verrekening van de door Dexia te dragen schade als vastgesteld in conventie en na vermindering met hetgeen reeds aan Dexia is voldaan door verrekening of betaling, een en ander zoals berekend in bijlage II en III, door respectievelijk [eiser 1] en [eiser 2] terzake van de vordering in reconventie respectievelijk nog een bedrag van € 3.520,09 en een bedrag van € 5.579,23 aan Dexia zal moeten worden voldaan.
Wettelijke rente
3.18.
[eisers] zijn over de per saldo door hen te betalen schadevergoeding wettelijke rente verschuldigd vanaf de dag waarop de betalingstermijn van de respectievelijke eindafrekeningen was verstreken.
Proceskosten
3.19.
Gelet op de uitslag van de procedure dienen [eisers] te worden veroordeeld in de kosten van het geding in reconventie. Gezien de samenhang tussen het debat in conventie en in reconventie worden de proceskosten in reconventie op nihil gesteld.
in conventie en in reconventie
BKR-registratie
3.20.
Nu de kantonrechter heeft vastgesteld dat [eisers] nog betalingsverplichtingen jegens Dexia hebben, zal de vordering met betrekking tot de BKR­ registratie worden afgewezen.
De beslissing
De kantonrechter:
In de
dossiers met nummers 06-352 en 06-878:
in conventie
I. veroordeelt [eiser 1] in de kosten van de procedure aan de zijde van Dexia tot aan deze uitspraak begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde;
II. veroordeelt [eiser 2] in de kosten van de procedure aan de zijde van Dexia tot aan deze uitspraak begroot op € 400,00 aan salaris gemachtigde;
in reconventie
III. veroordeelt [eiser 1] om aan Dexia te betalen een bedrag van € 3.520,09, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 24 januari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening;
IV. veroordeelt [eiser 2] om aan Dexia te betalen een bedrag van € 5.579,23, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 november 2005 tot aan de dag der algehele voldoening;
V. Veroordeelt [eisers] in de kosten van deze procedure gevallen aan de zijde van Dexia, tot op heden begroot op nihil;
in conventie en in reconventie
VIII. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
IX. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. C.L.J.M. de Waal, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 4 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.