In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 27 juni 2012 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen de besloten vennootschap DRIENERVELD ONROEREND GOED B.V. en de gedaagden REMCO RUIMTEBOUW B.V. en JANSSEN DE JONG GROEP B.V. De eiseres, DRIENERVELD, heeft de gedaagden aangesproken op hun aansprakelijkheid voor de schade aan haar bedrijfspand, dat was ingestort als gevolg van een constructiefout. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aannemer, Remco, niet heeft voldaan aan de veiligheidsnormen zoals vastgelegd in NEN 6702, wat heeft geleid tot de instorting van het pand. De schade is vastgesteld op een bedrag van EUR 6.548.935,00, gebaseerd op de verkoopwaarde van het pand na de instorting, en de rechtbank heeft geoordeeld dat Remco en Janssen de Jong hoofdelijk aansprakelijk zijn voor deze schade.
De rechtbank heeft het beroep van Remco op overmacht wegens extreme sneeuwval afgewezen, omdat Remco niet heeft aangetoond dat zij niet aan haar verplichtingen kon voldoen. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de aansprakelijkheid van Janssen de Jong voortvloeit uit een 403-verklaring, die van toepassing is op de rechtshandelingen van Remco. De rechtbank heeft de vordering van DRIENERVELD tot schadevergoeding toegewezen en de proceskosten aan de zijde van DRIENERVELD begroot op EUR 106.630,90. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de rechtbank heeft het meer of anders gevorderde afgewezen.