ECLI:NL:RBAMS:2012:9350

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
21 december 2012
Publicatiedatum
3 juni 2014
Zaaknummer
13/660512-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Woningoverval met geweld en diefstal van grote waarde

In september 2010 werd de politie ingeschakeld nadat een buurman om hulp had geroepen. Bij aankomst troffen de agenten de buurman aan, vastgebonden met tape op zijn bed. Hij verklaarde dat zijn vriendin binnenkwam en haar zoontje meenam, terwijl twee mannen zijn slaapkamer binnenstormden en hem met kussens probeerden te verstikken. De mannen, op zoek naar geld, sloegen hem en tapeerden hem vast. De vriendin van de buurman hielp hen door informatie te geven over waar geld te vinden was. De verdachte werd later veroordeeld op basis van DNA-sporen op de tape, sms-berichten en zijn telefoonlocatie in de buurt van de woning. De rechtbank oordeelde dat de verdachte samen met anderen verantwoordelijk was voor de woningoverval en de diefstal van aanzienlijke waarde, waaronder geld en sieraden. De rechtbank sprak de verdachte vrij van een derde feit wegens gebrek aan bewijs. De rechtbank legde een gevangenisstraf van 61 maanden op, rekening houdend met de impact van de misdrijven op de slachtoffers en de eerdere veroordelingen van de verdachte. De benadeelde partij werd een schadevergoeding van € 61.750,- toegewezen, te vermeerderen met wettelijke rente.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Parketnummer: 13/660512-11
Datum uitspraak: 21 december 2012
Tegenspraak
VONNIS
van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Polen) op [geboortedatum],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
thans gedetineerd in het [detentieadres].
De rechtbank heeft beraadslaagd naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 12 december 2012.

1.Tenlastelegging

Aan verdachte is ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 20 mei 2011 te Amsterdam, althans in Nederland, tezamen en
in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van
wederrechtelijke toeëigening in/uit een woning (gelegen aan de [adres 1])
heeft weggenomen een of meer (acht) horloge(s) en/of en/of een gouden
armband en/of een nagelschaarsetje en/of (een gedeelte van) de inhoud van een
fles sherry, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[persoon 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of
zijn mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang
tot de plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door een raam te
forceren, althans door middel van braak en/of verbreking en/of inklimming;
Artikel 311 lid 1 sub 4/5 Wetboek van Strafrecht
2.
hij op of omstreeks 13 september 2010 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen een of meer
geldbedrag(en) bestaande uit EURO 400 en/of EURO 2000 en/of EURO 44.000
(totale hoeveelheid circa EURO 46.400) en/of een of meer (bank)pas(sen) en
rijbewijs (op naam van [persoon 2]) en/of een of meer sierraden (met een totale
waarde van circa EURO 9000), in elk geval enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan,
vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen
voornoemde [persoon 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf
en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk
te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of
welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat voornoemde [persoon 2]
- een of meer kussen(s) op/in zijn gezicht gedrukt heeft gekregen, tengevolge
waarvan voornoemde [persoon 2] werd verstikt en/of
- eenmaal of meermalen tegen het/de hoofd en/of rug en/of zij, althans tegen
het lichaam, is gestompt en/of geslagen en/of
- ( door een of meer dader(s)) op zijn buik is gerold en/of (vervolgens) bij
zijn hand(en) en/of voet(en) is (vast)gebonden en/of getaped;
Artikel 312 lid 2 sub 2 Wetboek van Strafrecht
en/of
hij op of omstreeks 13 september 2010 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door
geweld en/of bedreiging met geweld [persoon 2] heeft gedwongen tot de afgifte
van een of meer geldbedrag(en) bestaande uit EURO 400 en/of EURO 2000 en/of
EURO 44.000 (totale hoeveelheid circa EURO 46.400) en/of een of meer
(bank)pas(sen) en rijbewijs (op naam van [persoon 2]) en/of een of meer
sierraden (met een totale waarde van circa EURO 9000), in
elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan
[persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte
en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld
hierin bestond(en) dat voornoemde [persoon 2]
- een of meer kussen(s) op/in zijn gezicht gedrukt heeft gekregen, tengevolge
waarvan voornoemde [persoon 2] werd verstikt en/of
- eenmaal of meermalen tegen het/de hoofd en/of rug en/of zij, althans tegen
het lichaam, is gestompt en/of geslagen en/of
- ( door een of meer dader(s)) op zijn buik is gerold en/of (vervolgens) bij
zijn hand(en) en/of voet(en) is (vast)gebonden en/of getaped;
Artikel 317 lid 1/3 Wetboek van Strafrecht
3.
hij op of omstreeks 13 september 2010 te Amsterdam, althans in Nederland,
tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het
oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening in/uit een pinautomaat (op/aan het
Haarlemmerplein) heeft weggenomen een geldbedrag ter hoogte van 1000 EURO, in
elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan ABN Amro en/of
[persoon 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn
mededader(s), waarbij verdachte en/of zijn mededader(s) zich de toegang tot de
plaats des misdrijfs heeft/hebben verschaft en/of de/het weg te nemen
goed(eren) onder zijn/hun bereik heeft/hebben gebracht door middel van het
gebruik van een (gestolen) (bank)pas ten name van [persoon 2] en/of de daarbij
horende pincode, althans door middel van een valse sleutel;
Artikel 311 lid 1 sub 4/5 Wetboek van Strafrecht

2.Voorvragen

De rechtbank heeft vastgesteld dat de dagvaarding geldig is, dat zijzelf bevoegd is om van de zaak kennis te nemen, dat de officier van justitie ontvankelijk is in de vervolging en dat er geen redenen zijn voor schorsing van de vervolging.

3.Vrijspraak van feit 3

De rechtbank is, met de officier van justitie en de raadsman, van oordeel dat hetgeen aan verdachte [verdachte] onder 3 is ten laste gelegd niet wettig en overtuigend bewezen kan worden verklaard nu medeverdachte [medeverdachte 1] heeft verklaard dat zij dit feit alleen heeft gepleegd en in het dossier onvoldoende bewijs voorhanden is om tot een bewezenverklaring van dit feit te komen.

4.Waardering van het bewijs

4.1
Inleiding
Voor de leesbaarheid van het vonnis en de onderlinge verhouding tussen de verdachten wordt één bewijsconstructie geschreven voor de drie verdachten ([verdachte], [medeverdachte 1] en [medeverdachte 2]) ten aanzien van feit 2 (de woningoverval die omstreeks 13 september 2010 heeft plaatsgevonden).
4.2
Standpunten
De raadsman heeft aangevoerd dat verdachte dient te worden vrijgesproken van het onder 2 ten laste gelegde.
De officier van justitie acht de ten laste gelegde feiten wettig en overtuigend bewezen.
4.3
Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het onder 1 en 2 bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de in de voetnoten genoemde bewijsmiddelen zijn vervat.
Ten aanzien van feit 1
In het dossier bevindt zich de aangifte van de diefstal in een woonwagen op 20 mei 2011. [1] Verdachte is ter plaatse aangehouden. [2] Verdachte heeft verklaard dat hij de diefstal heeft gepleegd. [3]
Ten aanzien van feit 2
Woningoverval
Omstreeks 13 september 2010 heeft een buurtbewoner, genaamd [persoon 3], de politie gebeld omdat hij zijn buurman, [persoon 2] (hierna: aangever), [4] om hulp hoorde roepen. Toen de politie ter plaatse kwam bij de woning van aangever te Amsterdam, zagen zij dat hij in de slaapkamer op bed lag en dat zijn handen en voeten vast getaped waren. [5] Aangever verklaarde direct aan de politie dat hij overvallen was door twee mannen, van wie één een vriend is van zijn vriendin en is genaamd [naam]. [6]
Aanwezigen in de woning
Aangever lag in bed in zijn woning met het zoontje van verdachte [medeverdachte 1]. Op enig moment kwam [medeverdachte 1] – vriendin van aangever – binnen en haalde het zoontje weg. Tegelijkertijd stormden twee mannen de slaapkamer binnen. Eén van de mannen herkende aangever als [naam]. [naam] is eerder door [medeverdachte 1], op 7 september 2011, aan hem voorgesteld als haar halfbroer van haar vaderskant. De mannen begonnen aangever met de bedkussens te verstikken. Hij werd vervolgens op zijn hoofd, rug en zijkant geslagen met de vuisten. Daarna werd hij op zijn buik gedraaid en werden zijn handen op zijn rug getaped en ook zijn benen werden getaped. [naam] vroeg om geld. De aangever heeft hierop geantwoord dat in de zwarte koffer, die in de kluis stond, € 2.000,- zat. Uit de broekzak van aangever werd de kluissleutel gehaald, € 400, zijn rijbewijs en pinpassen. Op een gegeven moment hoorde hij [medeverdachte 1] zeggen “dat kan niet, er moet meer zijn. Er moet minstens € 5000,- zijn. Hij is altijd met geld bezig.” Aangever hoorde dat zijn slaapkamer en zijn kluis werden doorzocht. Aangever hoorde later dat iemand “O” zei. Op dat moment wist aangever dat de verdachten een bedrag van € 44.000,- in een groene koffer hadden gevonden. Later bleek dat met behulp van de ABN-AMRO bankpas die uit de broekzak van aangever was gehaald en zijn pincode, die aangever onder bedreiging aan [naam] had afgegeven, een bedrag van € 1.000,- is gepind. Ook bleek dat er gouden sieraden waren ontvreemd ter waarde van ongeveer € 3.000,- en een briljante ring ter waarde van ongeveer € 6.000,-. [7]
Betrokkenheid verdachte [verdachte]
In de woning van aangever is een stuk duct tape (AABR4987NL) dat aangetroffen is op het bed in beslag genomen. [8] Hierop is een onvolledig DNA-profiel aangetroffen. Onderzoek heeft uitgewezen dat dit DNA-profiel matcht met de verdachte [verdachte]. De kans dat de DNA van een ander is, is ongeveer één op 86 miljoen. [9] De deskundigen concluderen dat hypothese 1 – het celmateriaal is op het stuk duct tape terecht gekomen doordat hij de duct tape ten tijde van de overval heeft vastgehouden – veel waarschijnlijker is dan hypothese II. Die hypothese luidt dat zijn celmateriaal op het stuk duct tape terecht is gekomen doordat hij de rol duct tape op een eerder moment, en niet ten tijde van de overval, heeft vastgehouden. [10]
De rechtbank is gelet op de resultaten van het onderzoek van het Nederlands Forensisch Instituut van oordeel dat het DNA-materiaal van verdachte [verdachte] ten tijde van de overval op de duct tape is terechtgekomen.
Verklaring getuige [persoon 4]
De getuige [persoon 4] heeft verklaard dat hij [verdachte] als [verdachte] kent en wijst hem aan op de foto op pagina Z199. Dit is een foto uit de telefoon van de getuige. [11] Verdachte [verdachte] heeft verklaard dat hij inderdaad de persoon op de foto is. [12] De getuige heeft voorts verklaard dat dit de persoon is van wie hij sms-berichten heeft ontvangen met het telefoonnummer [telefoonnummer 1]. [13] Het eerste sms-bericht is van 12 september 2010 om 23:04:37 met als inhoud: “we wachten nog, maar elk moment rijden we in, laat de Joodse creperen (…)”. Het tweede sms-bericht is van 13 september 2010 om 00:22:25 uur met de inhoud: “alles is afgelopen/klaar. Iets rond 30 duizend. Ik stuur je wat. Western Union. (…)”. [14]
Telefoongegevens
Uit de historische telefoongegevens blijkt dat [verdachte] in ieder geval in de omgeving van de woning van aangever is geweest ten tijde van de overval. Het telefoonnummer [telefoonnummer 1] straalde aan op de zendmasten op de [straat 1] en de [straat 2] te Amsterdam. Deze zendmasten zijn gelegen rond het huis van aangever. Met dit nummer zijn op 12 september 2010 om 20:56:50 uur en 23:04:38 uur sms-berichten verzonden en op deze tijdstippen straalde het nummer aan op de zendmasten op de [straat 1] te Amsterdam. Op 13 september 2010 om 00:22:25 uur werd een sms verzonden en straalde de telefoon aan op de [straat 2] te Amsterdam. Alle verzonden sms’en zijn naar getuige [persoon 4] verzonden. Het sms-bericht van 23:04:38 uur had als inhoud: “ we wachten nog, maar elk moment rijden we in, laat de Joodse creperen (…)”. [15] Weliswaar had verdachte [verdachte] deze telefoon niet meer in zijn bezit toen hij op 20 mei 2011 werd aangehouden, maar uit onderzoek aan de telefoon die toen onder hem ([verdachte]) in beslag is genomen [16] blijkt een aantal telefoonnummers dat in de historische telefoongegevens van het nummer [telefoonnummer 1] is aangetroffen overeen te komen met nummers in de telefoon van [verdachte] die hij in mei 2011 bij zich had. Dit betroffen met name Poolse nummers. Na het leggen van contact door de politie door middel van een tolk met deze nummers bleek dat één van de nummers van de zus van [verdachte] was en een ander nummer van zijn ex-vrouw. [17]
De rechtbank stelt vast dat de telefoon met het nummer [telefoonnummer 1], ten tijde van de overval, behoorde aan de [verdachte].
Uit de historische gegevens blijkt voorts dat [medeverdachte 1] op 9 september 2010 tweemaal heeft gebeld met [verdachte]. [18]
Verklaring getuige [persoon 4] over [verdachte] en [medeverdachte 2]
Uit de verklaringen van [persoon 4] blijkt dat hij [verdachte] en [medeverdachte 2] kent. Zij hebben samen met hem gewoond. Toen getuige op 13 september 2010 thuis kwam, zag hij dat hun spullen niet meer in de woning stonden. [19] De getuige wist dat [verdachte] en [medeverdachte 2] samen iets aan het voorbereiden waren. [20] Uit een gesprek tussen [verdachte] en [medeverdachte 2] heeft hij opgevangen dat zij tegen elkaar zeiden dat zij naar “de Jood”gingen. [21]
Conclusie
De rechtbank concludeert uit het voorgaande dat de verdachten [medeverdachte 1], [verdachte] en [medeverdachte 2] samen de woningoverval hebben gepleegd.
Bewijsoverweging ten aanzien van feit 2
[verdachte] heeft verklaard dat hij niet de overval heeft kunnen plegen omdat hij die nacht in Leiden was en dit bevestigd kon worden door getuigen. De rechtbank heeft acht geslagen op de getuigenverklaringen en daaruit is gebleken dat [persoon 5] en [persoon 6] beiden hebben verklaard dat zij verdachte op 12 september 2010 rond middernacht samen naar het station hebben gebracht. Echter [persoon 5] heeft verklaard dat zij hem tot de ingang van het station hebben gebracht. [22] De getuige [persoon 6] heeft verklaard dat zij verdachte op het perron hebben afgezet en zagen dat hij in de trein stapte. [23] Nu deze verklaringen op dit cruciale punt van elkaar verschillen en verdachte hier ter terechtzitting geen duidelijkheid over heeft verschaft, schuift de rechtbank deze verklaringen ter zijde.
4.4
Bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte
1.
op 20 mei 2011 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met een ander, met het oogmerk van
wederrechtelijke toe-eigening in een woning heeft weggenomen acht horloges, een gouden
armband, een nagelschaarsetje en een gedeelte van de inhoud van een fles sherry, toebehorende aan [persoon 1], waarbij verdachte en zijn mededader de weg te nemen goederen onder hun bereik hebben gebracht door middel van braak en inklimming.
2.
omstreeks 13 september 2010 te Amsterdam, tezamen en in vereniging met anderen, met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen geldbedragen bestaande uit EURO 400 en EURO 2.000 en EURO 44.000 (totale hoeveelheid EURO 46.400) en bankpassen en een rijbewijs en sieraden (met een totale waarde van circa EURO 9.000), toebehorende aan [persoon 2], welke diefstal werd voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen voornoemde [persoon 2], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden
en gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond, dat voornoemde [persoon 2]
- kussens in zijn gezicht gedrukt heeft gekregen, tengevolge waarvan voornoemde [persoon 2] werd verstikt en
- meermalen tegen het hoofd, rug en zij, is gestompt en
- door de daders op zijn buik is gerold en vervolgens bij zijn handen en voeten is getaped;
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.

4.Het bewijs

De rechtbank grondt haar beslissing dat verdachte het bewezen geachte heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.

5.De strafbaarheid van de feiten

De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.

6.De strafbaarheid van verdachte

Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.

7.Motivering van de straffen en maatregelen

De officier van justitie heeft bij requisitoir gevorderd dat verdachte ter zake van de door haar onder 1 en 2 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 64 maanden, met aftrek van voorarrest.
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals van een en ander ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met zijn mededaders schuldig gemaakt aan een woningoverval omstreeks 13 september 2010 en op 20 mei 2011. Verdachte heeft hiermee grote gevoelens van angst en onveiligheid bij de slachtoffers veroorzaakt. Deze woningovervallen hebben negatieve impact gehad op de slachtoffers. Ten aanzien van de woningoverval op 13 september 2010 blijkt de impact uit de slachtofferverklaring. Dit slachtoffer worstelt tot op heden nog dagelijks met de gevolgen van het misdrijf. Hij is nog dagelijks angstig en voelt zich niet meer veilig in zijn eigen woning. De eerste twee maanden na het misdrijf durfde het slachtoffer niet in zijn eigen huis te slapen. Na deze periode sliep hij met zijn kleding en schoenen aan, zodat hij kon vluchten als er iets aan de hand was. Ook fysiek heeft het slachtoffer het zwaar gehad. Doordat zijn rug en ribben waren gekneusd, kon hij nauwelijks zitten of liggen. Tevens heeft hij veel verdriet dat de sieraden van zijn overleden vrouw zijn weggenomen. Die sieraden hadden veel emotionele waarde omdat dit een van de weinige tastbare herinneringen waren die hij nog van zijn vrouw had.
Beide overvallen hebben plaatsgevonden in een woning. Een woning is bij uitstek de plaats waar men zich veilig moet kunnen voelen.
Uit het uittreksel justitiële documentatie d.d. 20 oktober 2011 blijkt dat verdachte eerder in Nederland is veroordeeld voor een geweldsdelict. Verdachte heeft voorts ter terechtzitting verklaard dat hij reeds eerder in het buitenland voor soortgelijke feiten als de onderhavige feiten is veroordeeld.
De rechtbank heeft bij de strafoplegging acht geslagen op de afspraken zoals deze ten aanzien van een aantal delictsgroepen zijn neergelegd in de oriëntatiepunten straftoemeting van het Landelijk overleg van voorzitters van de strafsectoren van de hoven en de rechtbanken. Genoemde oriëntatiepunten dienen ter bevordering van de rechtseenheid in de strafoplegging en worden regelmatig geactualiseerd.
In de onderhavige zaak geldt het volgende oriëntatiepunt. In geval van een woningoverval met geweld geldt het oriëntatiepunt van een gevangenisstraf voor de duur van 5 jaar.
De rechtbank neemt dit ook als uitgangspunt bij het opleggen van de straf, zoals ook de officier van justitie heeft gedaan. Daarbij komt nog de woninginbraak op 20 mei 2011. Hiervoor is een gevangenisstraf van vier maanden op zijn plaats.
In matigende zin houdt de rechtbank rekening met de omstandigheid dat het een buitenlandse verdachte betreft die de Nederlandse taal niet machtig is en aanzienlijk langer dan gebruikelijk in voorlopige hechtenis zit. Gelet hierop acht de rechtbank een mindering van 5% op de strafeis van de officier van justitie op zijn plaats.
Een gevangenisstraf voor de duur van 61 maanden acht de rechtbank derhalve passend en geboden.
Ten aanzien van de benadeelde partij en de schadevergoedingsmaatregel
Uit het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de behandeling van de vordering van de benadeelde partij
[persoon 2]– weliswaar door de raadsman weersproken, maar niet onderbouwd weersproken – niet een onevenredige belasting van het strafgeding oplevert. Tevens is komen vast te staan dat de benadeelde partij als gevolg van het hiervoor onder 1 en 2 bewezen geachte feit, rechtstreeks schade heeft geleden. De rechtbank waardeert de materiële schade bij gebrek aan onderbouwde betwisting op een bedrag van € 59.750,-.
De immateriële schade wordt, mede gelet op de bedragen die in vergelijkbare zaken aan benadeelden zijn toegewezen, op een bedrag van € 2.000,- gewaardeerd. In totaal wordt dan ook € 61.750,-- (eenenzestigduizendzevenhonderdvijftig euro) toegewezen, te vermeerderen met de gevorderde en niet weersproken wettelijke rente vanaf de datum van het schadetoebrengende feit. Uit de aangifte leidt de rechtbank af dat dit 12 september 2010 is.
De benadeelde wordt in de rest van zijn schadevordering niet-ontvankelijk verklaard. Hij kan dat deel van de vordering bij de burgerlijk rechter aanbrengen. Voorts dient de verdachte te worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij heeft gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog zal maken.
In het belang van
[persoon 2]voornoemd wordt, als extra waarborg voor betaling aan laatstgenoemde, de maatregel van artikel 36f van het Wetboek van Strafrecht aan verdachte opgelegd.

8.Toepasselijke wettelijke voorschriften

De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 36f, 57, 311 en 312 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.

9.Beslissing

Verklaart het onder 3 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 1 en 2 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 4.4 is vermeld.
Verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde
Diefstal, door twee of meer verenigde personen, waarbij de schuldige het weg te nemen goed onder zijn bereik heeft gebracht door middel van braak en inklimming.
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde
Diefstal voorafgegaan en vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte,
[verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
61 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de teruggave
aan verdachtevan:
1 1.00 STK Zonnebril
OXYDO 110x groov (4065536)
2 1.00 STK Navigator
VDO DAYTON ms 4200rs (4065540)
Wijst de vordering van de benadeelde partij
[persoon 2], wonende op het adres [adres 2] toe tot een bedrag van
€ 61.750,-(eenenzestigduizendzevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 12 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening.
Veroordeelt verdachte aan [persoon 2] voornoemd, het toegewezen bedrag te betalen, behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald.
Veroordeelt verdachte voorts in de kosten door de benadeelde partij gemaakt en ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken, tot op heden begroot op nihil.
Legt aan verdachte de verplichting op, aan de Staat, ten behoeve van het slachtoffer
[persoon 2], te betalen de som van
€ 61.750,-(eenenzestigduizendzevenhonderdvijftig euro), te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf het moment van het ontstaan van de schade, 12 september 2010 tot aan de dag van de algehele voldoening,behoudens voor zover deze vordering reeds door of namens anderen is betaald, bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 334 dagen, met dien verstande dat de toepassing van die hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Bepaalt dat, indien en voor zover verdachte heeft voldaan aan een van voornoemde betalingsverplichtingen, daarmee de andere is vervallen.
Verklaart [persoon 2] voor het overige niet-ontvankelijk in zijn vordering. Dit vonnis is gewezen door
mr. G.P.C. Janssen, voorzitter,
mrs. M.R. Jöbsis en E. Verster, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. R. Khattou, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 21 december 2012.
De jongste rechter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.

Voetnoten

1.Het proces-verbaal met nummer 2011128323-1 van 21 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 7] (doorgenummerde pag. 1 e.v.).
2.Het proces-verbaal met nummer 2011128323-4 van 20 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren[persoon 8], [persoon 9], [persoon 10], [persoon 11] en [persoon 12] (doorgenummerde pag. 13 e.v.).
3.Het proces-verbaal met nummer 2011128323-18 van 21 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 13] en [persoon 14] (doorgenummerde pag. 32 e.v.), inhoudende de bekennende verklaring van verdachte.
4.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-26 van 14 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 15] en [persoon 16] (doorgenummerde pag. Z 0017 e.v.).
5.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-3 van 13 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 17], [persoon 18] en [persoon 19] (doorgenummerde pag. Z 0026 e.v.).
6.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-3 van 13 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 17], [persoon 18] en [persoon 19] (doorgenummerde pag. Z 0026 e.v.).
7.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-26 van 14 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 15] en [persoon 16] (doorgenummerde pag. Z 0017 e.v.).
8.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-29 van 16 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 20] en [persoon 21] (doorgenummerde pag. Z 0042 e.v.).
9.Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 19 juli 2012 (ongenummerd).
10.Een geschrift, te weten een deskundigenrapport van het Nederlands Forensisch Instituut van 16 augustus 2012 (ongenummerd).
11.Een proces-verbaal van verhoor getuige afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 november 2011 (ongenummerde pag.)
12.Een proces-verbaal met nummer 2010225125-26 van 3 juni 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 22] en [persoon 15] (doorgenummerde pag. Z 0142 e.v.).
13.Een proces-verbaal van verhoor getuige afgelegd bij de rechter-commissaris d.d. 15 november 2011 (ongenummerde pag.)
14.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-1 van 20 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 23] (doorgenummerde pag. 243 e.v.).
15.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-47 van 30 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 22] en [persoon 24] (doorgenummerde pag. Z 0159 e.v.).
16.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-46 van 27 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 24] (doorgenummerde pag. Z 0170 e.v.).
17.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-67 van 16 september 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 22] en [persoon 23] (doorgenummerde pag. 246 e.v.).
18.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-47 van 30 mei 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 22] en [persoon 24] (doorgenummerde pag. Z 0159 e.v.).
19.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-13 van 13 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 25] en [persoon 26] (doorgenummerde pag. Z 0112 e.v.).
20.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-36 van 11 oktober 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 23] en [persoon 27] (doorgenummerde pag. Z 0127 e.v.).
21.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-13 van 13 september 2010, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaren [persoon 25] en [persoon 26] (doorgenummerde pag. Z 0112 e.v.).
22.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-66 van 15 augustus 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 23] (doorgenummerde pag. 232 e.v.).
23.Het proces-verbaal met nummer 2010225125-66 van 15 augustus 2011, in de wettelijke vorm opgemaakt door de daartoe bevoegde opsporingsambtenaar [persoon 23] (doorgenummerde pag. 235 e.v.).