3.1.Sevilla c.s. vordert na eiswijzigingen bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad als volgt:
A.
met betrekking tot misleiding / dwaling
primair:
- op vordering van Sevilla c.s, RIG en Vayuh hoofdelijk te veroordelen tot betaling
aan Sevilla c.s. van EUR 15.200.000, te vermeerderen met de hierover
verschuldigde wettelijke rente vanaf 30 december 2007, dan wel een in goede
justitie door de rechtbank te bepalen aanvangsdatum, tot aan de dag der algehele
voldoening;
subsidiair:
- op vordering van RWI de Koopovereenkomst te vernietigen en Vayuh te
veroordelen tot betaling aan RWI van (een bedrag gelijk aan de koopsom voor de
EWTH-Aandelen zijnde) EUR 15.200.000, te vermeerderen met de hierover
verschuldigde wettelijke rente vanaf 30 december 2007, dan wel een in goede
justitie door de rechtbank te bepalen aanvangsdatum, tot aan de dag der algehele
voldoening;
- de RWI-Aandeelhoudersovereenkomst en de Participatieovereenkomst te
vernietigen;
meer subsidiair:
- op vordering van RWI de Koopovereenkomst op grond van artikel 6:230 lid 2 BW
aan te passen ter opheffing van het door RWI geleden nadeel, door de koopprijs
voor de EWTH-Aandelen te stellen op nihil, tegen teruglevering door RWI van de
door haar gehouden EWTH-Aandelen en Vayuh in dit kader te veroordelen tot
betaling van EUR 15.200.000 aan RWI, te vermeerderen met de hierover
verschuldigde wettelijke rente vanaf 30 december 2007, dan wel een in goede
justitie door de rechtbank te bepalen aanvangsdatum, tot aan de dag der algehele
voldoening;
nog meer subsidiair:
1. op vordering van RWI de Koopovereenkomst op grond van artikel 6:230 lid 2 BW
aan te passen ter opheffing van het door RWI geleden nadeel, door de koopprijs
voor de EWTH-Aandelen te stellen op de reële waarde van de EWTH-Aandelen ten
tijde van de Transactie en Vayuh in dit kader te veroordelen tot betaling aan RWI
van het verschil tussen de betaalde koopprijs van EUR 15.200.000 en de reële
koopprijs, te vermeerderen met de hierover verschuldigde wettelijke rente vanaf 30
december 2007, dan wel een in goede justitie door de rechtbank te bepalen
aanvangsdatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
met betrekking tot de schendingen van garanties
2. op vordering van RWI Vayuh te veroordelen tot betaling aan RWI van een
schadevergoeding van EUR 15.200.000 op grond van de inbreuken op de garanties
als vermeld in paragraaf 18 van de Dagvaarding, te vermeerderen met de hierover
verschuldigde wettelijke rente vanaf 30 december 2007, dan wel een in goede
justitie door de rechtbank te bepalen aanvangsdatum, tot aan de dag der algehele
voldoening;
(waarbij ten aanzien van nog meer subsidiair sub 1. en 2. geldt dat de veroordeling van
Vayuh, de betaling van EUR 15.200.000, nog te vermeerderen met de wettelijke rente
vanaf 30 december 2007 dan wel een in goede justitie door de rechtbank te bepalen
aanvangsdatum, tot aan de dag der algehele voldoening, niet te boven kan gaan);
B.
met betrekking tot de compensatieverplichtingen
1. op vordering van de partijen die aandelen in RWI houden, met uitzondering van Vayuh,
Vayuh op grond van de conversie van de Warranted Loan te veroordelen tot nakoming van haar compensatieverplichtingen als opgenomen in artikel 9.6 van de RWI-Aandeelhoudersovereenkomst door middel van de inbreng in natura van 4.090.221 EWTH-Aandelen in RWI, als
omschreven in artikel 9.6 van de RWI-Aandeelhoudersovereenkomst, op straffe van
verbeurte van een dwangsom aan eiseressen (met uitzondering van RWI) van EUR 25.000,
of ieder ander in goede justitie door de rechtbank te bepalen bedrag, voor
iedere dag of dagdeel dat Vayuh hiermee in gebreke blijft;
2. op vordering van eiseressen te verklaren voor recht dat Vayuh met betrekking tot de
conversie van de Aandeelhoudersleningen jegens hen toerekenbaar tekort is
gekomen ter zake van haar compensatieverplichtingen op grond van artikel 9.6 van
de RWI-Aandeelhoudersovereenkomst, althans te verklaren voor recht dat Vayuh
ter zake onrechtmatig jegens hen heeft gehandeld en is gehouden tot vergoeding
van de door eiseressen als gevolg van de conversie van de
Aandeelhoudersleningen geleden schade en Vayuh te veroordelen tot nakoming
van haar compensatieverplichting/verplichting tot schadevergoeding, te voldoen
door inbreng in natura van 1.214.268 EWTH-Aandelen in RWI, op dezelfde wijze
als omschreven in artikel 9.6 van de RWI-Aandeelhoudersovereenkomst, althans,
Vayuh te veroordelen tot betaling aan eiseressen van de schade die eiseressen
hebben geleden ten gevolge van de conversie van de Aandeelhoudersleningen,
nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
C.
met betrekking tot de door Atharva verbeurde boete
op vordering van RWI Atharva te veroordelen tot betaling aan RWI van een boete
van EUR 112.255.440 op grond van het in strijd met haar verplichtingen uit hoofde
van artikel 9 van de EWTH-Aandeelhoudersovereenkomst overdragen van
7.483.696 EWTH-Aandelen, te vermeerderen met de hierover verschuldigde
wettelijke rente vanaf 31 oktober 2008, dan wel een in goede justitie door uw
Rechtbank te bepalen aanvangsdatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
D.
met betrekking tot onregelmatigheden bij RWI voorafgaand aan de Transactie
1. op vordering van RWI Vayuh te veroordelen tot betaling van EUR 5.528.781 op
grond van de verkoop en levering van de vordering uit hoofde van de "Second
EWTH Shareholders' Loan Agreement" aan Vayuh, te vermeerderen met de
hierover verschuldigde wettelijke rente vanaf 13 december 2007, dan wel een in
goede justitie door de rechtbank te bepalen aanvangsdatum, tot aan de dag der
algehele voldoening;
2. op vordering van RWI Vayuh te veroordelen tot betaling aan RWI van een bedrag
van EUR 2.823.776 uit hoofde van de levering van EWTH-Aandelen door RWI aan
Vayuh, te vermeerderen met de hierover verschuldigde wettelijke rente vanaf 13
december 2007, dan wel een in goede justitie door de rechtbank te bepalen
aanvangsdatum, tot aan de dag der algehele voldoening;
met dien verstande dat bij toewijzing van A subsidiair niet meer wordt toegekomen aan B, C en D;
E.
in alle gevallen
gedaagden te veroordelen in de kosten als genoemd onder 79 van de Dagvaarding
en de kosten van deze procedure, onder de bepaling dat, indien het bedrag van
deze proceskostenveroordeling niet binnen 14 dagen na de dag waarop vonnis is
gewezen aan eiseressen is voldaan, daarover vanaf de veertiende dag wettelijke
rente is verschuldigd.