ECLI:NL:RBAMS:2012:9284

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
24 februari 2012
Publicatiedatum
30 december 2013
Zaaknummer
HA RK 12-25
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing wrakingsverzoek tegen bestuursrechter in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, een bestuursrechter. Het wrakingsverzoek was ingediend omdat de verzoeker zich onvoldoende had kunnen voorbereiden op de zitting, wat leidde tot de indruk dat de rechter zijn bijdrage niet op prijs stelde en al een mening had gevormd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van tekortschietende onpartijdigheid. De rechtbank stelde vast dat de rechter, ondanks de zorgen van de verzoeker, de intentie had om de zaak inhoudelijk te behandelen en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de argumenten van de verzoeker niet voldoende waren om aan te tonen dat de rechter niet onpartijdig was. De beslissing werd genomen na een openbare zitting waarin de verzoeker, zijn partner en de rechter aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de rechter zijn rol naar behoren had vervuld en dat er geen aanleiding was om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen. De beslissing is definitief, aangezien er geen voorziening openstaat tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op onder rekestnummer HA RK 12-25 ingeschreven verzoek van :
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechter was belast met de behandeling van de zaak met nummer AWB 11/4748 GEMWT ter zitting van de enkelvoudige kamer van de Sector Bestuursrecht op
4 januari 2012.
Tijdens de behandeling ter zitting heeft verzoeker het onderhavige verzoek tot wraking gedaan.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het proces-verbaal van de behandeling ter zitting van 4 januari 2012;
  • een schriftelijke toelichting bij het wrakingsverzoek van verzoeker van 12 februari 2012.
Partijen hebben ter zitting meegedeeld kennis te hebben genomen van deze stukken.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 17 februari 2012 in aanwezigheid van verzoeker, diens partner en de rechter.

2.Overwegingen

3.1
In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2
Uit het verzoekschrift blijkt dat verzoeker het verzoek tot wraking op de volgende gronden baseert:
- de rechter wilde de zaak toch inhoudelijk behandelen, ondanks dat hij wist dat verzoeker zich, doordat er een conflict was ontstaan met zijn gemachtigde over de wijze waarop deze de zaak behandelde en dat verzoeker niet over de tijdens de procedure bij de rechtbank ingebrachte stukken beschikte, niet voldoende had kunnen voorbereiden op de behandeling ter zitting;
- gelet daarop ontstond bij verzoeker de indruk dat de rechter zijn inhoudelijke bijdrage niet nodig had of niet op prijs stelde voor zijn besluitvorming en dat diens mening al was gevormd.
2.6
Voorop wordt gesteld dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Voorts is wraking volgens vaste rechtspraak niet bedoeld als rechtsmiddel tegen een processuele beslissing, zoals hier de beslissing op een verzoek tot aanhouding van een behandeling.
2.7
De rechter heeft ter zitting toegelicht dat hij de intentie had om eerst te inventariseren waar de prioriteiten lagen en te bezien of er wellicht mogelijkheid bestond tot een ander standpunt van de wederpartij, of om de zaak te schikken. Gelet op de zich in het dossier bevindende stukken meende hij dat verzoeker in ieder geval wist waar het in deze zaak in essentie om ging. Daarna kon dan de voortzetting van de procedure worden besproken en dit heeft de rechter verzoeker duidelijk proberen te maken. Uit het proces-verbaal van 4 januari 2012 én uit de toelichting op het wrakingsverzoek komt naar voren dat de rechter dat ook duidelijk heeft gemaakt.
Doordat verzoeker slechts over het verzoek tot aanhouding wilde spreken werd daar niet aan toe gekomen. Verzoeker heeft desgevraagd meegedeeld dat hij zelf het bezwaarschrift heeft geschreven en dat zijn gemachtigde pas na de bezwaarfase bij de procedure is betrokken.
2.8
Van tekortschietende onpartijdigheid als hiervoor bedoeld, is slechts sprake indien factoren die niet volgen uit (de bestudering van) de zaak zelf, op de beslissing invloed zouden hebben gehad, doch hiervan is niet gebleken. De rechtbank ziet voor het aannemen daarvan noch in wat verzoeker naar voren heeft gebracht, noch in de uit het proces-verbaal zitting van 4 januari 2012 of de tijdens de behandeling van dit verzoek geschetste gang van zaken, aanleiding. Dit geldt temeer omdat de rechter ter zitting heeft toegelicht dat hij, alvorens een aanhouding toe te staan, aldus eerst wilde peilen of het mogelijk was om de zaak zonder verder uitstel te behandelen.

3.Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek af.
Aldus gegeven door mr. G.H. Marcus, voorzitter, mrs. M.V. Ulrici en S.P. Pompe, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 24 februari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.