In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 24 februari 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een verzoeker tegen mr. T.J.P. van Os van den Abeelen, een bestuursrechter. Het wrakingsverzoek was ingediend omdat de verzoeker zich onvoldoende had kunnen voorbereiden op de zitting, wat leidde tot de indruk dat de rechter zijn bijdrage niet op prijs stelde en al een mening had gevormd. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van tekortschietende onpartijdigheid. De rechtbank stelde vast dat de rechter, ondanks de zorgen van de verzoeker, de intentie had om de zaak inhoudelijk te behandelen en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor vooringenomenheid. De rechtbank benadrukte dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat de argumenten van de verzoeker niet voldoende waren om aan te tonen dat de rechter niet onpartijdig was. De beslissing werd genomen na een openbare zitting waarin de verzoeker, zijn partner en de rechter aanwezig waren. De rechtbank concludeerde dat de rechter zijn rol naar behoren had vervuld en dat er geen aanleiding was om aan zijn onpartijdigheid te twijfelen. De beslissing is definitief, aangezien er geen voorziening openstaat tegen deze uitspraak.