ECLI:NL:RBAMS:2012:9196

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 november 2012
Publicatiedatum
27 november 2013
Zaaknummer
HA RK 12-399
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wrakingsverzoek niet-ontvankelijk verklaard na einduitspraak in bestuursrechtelijke procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 november 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. H.J. Tijselink, rechter te Amsterdam. Het verzoeker, die in een bestuursrechtelijke procedure tegen een besluit van de Belastingdienst had geprocedeerd, deed op 5 oktober 2012 een wrakingsverzoek nadat er op 27 september 2012 een einduitspraak was gedaan in zijn zaak. De rechtbank oordeelde dat het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk was, omdat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om een wrakingsverzoek in te dienen nadat de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak. De rechtbank benadrukte dat de bepalingen omtrent wraking zijn bedoeld om te waarborgen dat partijen hun zaak behandeld zien door een onpartijdige rechter. Aangezien de rechter geen verdere taak of bevoegdheid meer had in de zaak na de einduitspraak, ontbrak het belang van verzoeker bij het wrakingsverzoek. De rechtbank concludeerde dat er geen aanleiding was voor een mondelinge behandeling van het verzoek, omdat het verzoek niet-ontvankelijk werd verklaard. Ten overvloede merkte de wrakingskamer op dat de bezwaren van verzoeker zich richtten tegen de inhoud van de einduitspraak, wat geen grond voor wraking oplevert. Verzoeker diende hiervoor een eventueel openstaand rechtsmiddel aan te wenden. De rechtbank besloot verzoeker niet-ontvankelijk te verklaren in zijn verzoek tot wraking, en tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van de wet.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het bij brief van 5 oktober 2012 gedane en onder rekestnummer HA RK 12-399 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. H.J. Tijselink, rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

Bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Amsterdam heeft verzoeker beroep ingesteld tegen een besluit op bezwaar genomen door de Belastingdienst. Deze procedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer AMS 12/925 ZORG 30.
In deze zaak is op 27 september 2012 einduitspraak gedaan.
Bij brief van 5 oktober 2012 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan.
Bij brief van 8 oktober 2012 heeft verzoeker zijn verzoek aangevuld.
1.
. De ontvankelijkheid van het verzoek
1.1
Op grond van 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 8:16 lid 1 Awb bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
1.2.
Vast staat dat het verzoek tot wraking is gedaan nadat in de desbetreffende zaak van verzoeker einduitspraak is gedaan. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. (vaste rechtspraak Hoge Raad LJN: AD2977 en LJN: BX6654). De bepalingen met betrekking tot wraking zijn er op gericht te bevorderen dat een ieder die partij is in een gerechtelijke procedure zijn zaak behandeld ziet door een onpartijdige, niet bevooroordeelde rechter. De rechter jegens wie een wrakingsverzoek is gericht nadat hij eerder einduitspraak in de betreffende zaak heeft gedaan heeft nadien echter geen verdere taak en bevoegdheid meer in de betreffende zaak, zodat aan een dergelijk wrakingsverzoek het belang van verzoeker ontbreekt. Alleen al om deze reden dient verzoeker in zijn verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te worden verklaard.
1.3
Voor een mondelinge behandeling van het verzoek bestaat geen aanleiding. Het in artikel 8:18 lid 2 Awb als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog dat de bezwaren van verzoeker zich richten tegen de inhoud van de betreffende einduitspraak. Dergelijke bezwaren kunnen evenwel, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, geen grond voor wraking opleveren. Verzoeker dient hiervoor een eventueel openstaand rechtsmiddel aan te wenden.
3.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en C.L.J.M. de Waal, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 november 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18 lid 5 Awb geen voorziening open.