In deze zaak heeft een rechter van de Rechtbank Amsterdam, mr. [rechter], een schriftelijk verzoek tot verschoning ingediend op basis van artikel 517 van het Wetboek van Strafvordering. De rechter heeft aangevoerd dat hij de verdachte herkende toen hij deze zag bij het verlaten van de lift op weg naar de zittingszaal. Tijdens de zitting kwam de rechter tot het besef dat hij de verdachte kende van een incident in een café in Amsterdam, waarvan zijn echtgenote de eigenaresse is. De verdachte had de echtgenote van de rechter uitgescholden, en de rechter was hiervan getuige geweest. Gezien deze feiten en omstandigheden was de rechter van mening dat zijn onpartijdigheid in het geding kon komen.
De wrakingskamer heeft het verzoek tot verschoning beoordeeld en geconcludeerd dat de rechter terecht om verschoning heeft verzocht. De rechtbank oordeelde dat om de schijn van partijdigheid te vermijden, het verzoek tot verschoning moest worden toegewezen. Dit betekent dat de behandeling van de hoofdzaak zal worden voortgezet in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het indienen van het verzoek tot verschoning. De beslissing is genomen zonder mondelinge behandeling, conform artikel 518 van het Wetboek van Strafvordering, en is uitgesproken ter openbare terechtzitting op 12 oktober 2012.
De rechtbank heeft de beslissing vervolgens toegezonden aan de betrokken partijen, waaronder de verdachte, de advocaat van de verdachte, de officier van justitie en de rechter die het verzoek tot verschoning heeft ingediend. Tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 518 lid 3 Sv.