ECLI:NL:RBAMS:2012:9187

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 mei 2012
Publicatiedatum
8 november 2013
Zaaknummer
HA RK 12.48
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de kantonrechter wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft verzoekster op 16 februari 2012 een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend tegen mr. M.V. Ulrici, kantonrechter te Amsterdam. Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter zich partijdig heeft getoond door een verzoek om uitstel af te wijzen, terwijl verzoekster op dat moment in het ziekenhuis verbleef. Verzoekster heeft ook andere feiten en omstandigheden aangevoerd die haar doen twijfelen aan de onpartijdigheid van de rechter, maar deze dateren van geruime tijd vóór het wrakingsverzoek. Tijdens de zitting op 25 april 2012 heeft verzoekster verklaard dat zij deze elementen niet als gronden voor haar verzoek beschouwt.

De wrakingskamer heeft geoordeeld dat de beslissing van de rechter om het verzoek om uitstel af te wijzen een processuele beslissing betreft, die in overeenstemming is met het Landelijk procesreglement voor civiele rol van de kantonsectoren. Dit beleid was voor verzoekster kenbaar, onder andere omdat het reglement op de website van de rechtspraak is gepubliceerd. De wrakingskamer concludeert dat er geen sprake was van een calamiteit die een afwijking van het beleid rechtvaardigde, en dat de rechter niet op de hoogte was van de situatie van verzoekster in het ziekenhuis.

De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen, met de overweging dat de vrees voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd is. De beslissing van de rechter over de voortgang van de zaak staat niet ter beoordeling van de rechtbank. De rechtbank heeft bepaald dat de procedure met zaaknummer CV 11-11909 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het op 16 februari 2012 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 12.48 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster]
,
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.V. Ulrici, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het verzoek tot wraking met bijlagen van 16 februari 2012;
  • de schriftelijke reactie van de rechter d.d. 5 maart 2012 met bijlagen.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 25 april 2012, alwaar de rechtbank verzoekster en de rechter heeft gehoord. Ter zitting heeft verzoekster bezwaar gemaakt tegen de samenstelling van de wrakingskamer, omdat het haar gebleken is dat de rechter veelvuldig deel uitmaakt van een wrakingskamer. Verzoekster neemt daarom aan dat de leden van de wrakingskamer en de rechter geregeld samen zitting hebben in een wrakingskamer. Na de door de voorzitter gegeven toelichting heeft verzoekster uitdrukkelijk verklaard geen wrakingsverzoek tegen de wrakingskamer in te dienen. Zij aanvaardt de samenstelling van de Kamer. Verzoekster heeft pleitnotities overgelegd. De uitspraak is bepaald op 9 mei 2012.

1.Gronden van de beslissing

Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
Verzoekster is gedaagde partij in een bij de rechter aanhangige zaak onder nummer 1241128 CV EXPL 11-11909.
Bij fax van 16 december 2011 heeft verzoekster om uitstel van acht weken voor conclusie van dupliek in conventie verzocht in verband met ziekte.
Op rolzitting van 19 december 2011 is aan verzoekster uitstel verleend tot 30 januari 2012.
Op 27 januari 2012 heeft verzoekster per fax om uitstel van vier weken verzocht in verband met ziekte. Verzoekster heeft in haar verzoek meegedeeld dat zij nog steeds ernstig ziek was en niet tot iets in staat.
De rechter heeft dat verzoek afgewezen en de zaak is verwezen naar de rol van 27 februari 2012 voor vonnis.
Op 16 februari 2012 heeft verzoekster het wrakingsverzoek ingediend, terstond nadat zij na enige afwezigheid het rolbericht van 30 januari 2012 had aangetroffen.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende – zakelijk weergegeven – gronden.
2.1
De rechter heeft zich partijdig getoond, door het laatste verzoek om uitstel af te wijzen. Hierdoor krijgt verzoekster geen eerlijk proces. Dit is de zoveelste keer in de procedure dat iets dergelijks gebeurt.
2.2
Ter zitting heeft verzoekster gesteld dat zij op het moment dat zij haar verzoek deed, in het ziekenhuis verbleef en aan de hartbewaking lag. Zij heeft chronische hartklachten.
2.3
Verzoekster noemt in het wrakingsverzoek ook andere feiten en omstandigheden die haar doen twijfelen omtrent de onpartijdigheid van de kantonrechter. Deze dateren van geruime tijd vóór het wrakingsverzoek. Ter zitting heeft verzoekster verklaard dat die elementen om die reden niet als gronden voor haar verzoek beschouwt.

3.De reactie van de rechter

3.1
De rechter heeft aangevoerd dat zij ten aanzien van verzoekster niet bevooroordeeld of partijdig is. Aan verzoekster is gedurende de procedure meerdere keren uitstel verleend onder meer op grond van fysieke problemen. Bij het laatste verzoek om uitstel is het landelijk Procesreglement voor civiele rol van de kantonsectoren gevolgd. Verzoekster heeft desgevraagd één keer uitstel voor haar laatste akte gekregen, waarbij is aangezegd dat verder uitstel niet zou worden verleend. Toen verzoekster desondanks nogmaals uitstel vroeg, is dat dus terecht niet verleend.
3.2
De rechter had wel aanwijzingen dat er iets aan de gezondheid van verzoekster mankeerde, omdat zij dat al eerder in de procedure kenbaar had gemaakt. Haar laatste verzoek was gelijkluidend aan eerdere verzoeken om uitstel. Uit het laatste verzoek bleek geen verslechtering of verandering van de gezondheid van verzoekster. De rechter kon uit het verzoek niet afleiden dat verzoekster op dat moment in het ziekenhuis verbleef. Er was voor haar ook geen aanleiding om het oordeel van de tegenpartij van verzoekster over dit verzoek te vragen, omdat zij bekend was met de afwijzende opstelling van die partij ten aanzien van eerdere verzoeken van verzoekster tot aanhouding.

4.De gronden van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een rechtzoekende persoonlijk, dan wel aangaande een concreet standpunt in een zaak, partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3
De beslissing van de rechter op het verzoek tot aanhouding van verzoekster is een processuele beslissing. Deze beslissing is in overstemming met paragraaf 2, lid negen van het Landelijk procesreglement voor civiele rol van de kantonsectoren. Dit beleid is voor verzoekster kenbaar onder meer omdat het reglement is gepubliceerd op de website
www.rechtspraak.nl. In geval van calamiteiten (klemmende redenen) kan van dit beleid worden afgeweken, maar van een calamiteit was in het onderhavige geval geen sprake, althans dat was voor de rechter niet kenbaar. Verzoekster heeft in haar verzoek slechts meegedeeld dat zij ernstig ziek was, zoals zij dat al eerder had gedaan. Zij heeft haar verzoek niet met (medische) stukken onderbouwd, en de rechter kon uit dat verzoek niet afleiden dat verzoekster in het ziekenhuis aan de hartbewaking lag. Verzoekster heeft dus onvoldoende concreet de ernst van de situatie toegelicht.
4.4
Verzoekster is het met de beslissing van de rechter over de voortgang van de zaak niet eens. Die omstandigheid brengt echter niet mee dat de door verzoekster gestelde vrees van partijdigheid objectief is gerechtvaardigd. De juistheid van de door de rechter genomen beslissing staat verder niet ter beoordeling van de rechtbank.
4.5
Het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer CV 11-11909 wordt voorgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mrs. A.A.M. van Oosten, E.R.S.M. Marres en M.W. van der Veen leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 mei 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv geen voorziening open.