ECLI:NL:RBAMS:2012:9186

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
8 november 2013
Zaaknummer
HA RK 12-249
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in een civiele procedure

In deze zaak gaat het om een verzoek tot wraking van mr. G.C. Boot, kantonrechter te Amsterdam, ingediend door verzoeker op 2 juli 2012. Het verzoek is gebaseerd op de stelling dat de rechter vooringenomen zou zijn, omdat hij niet direct de eisers niet-ontvankelijk heeft verklaard in een aanhangige civiele procedure, waarin ook een faillissement van een van de eisende partijen speelt. Verzoeker stelt dat de rechter al voor de comparitie op de hoogte had moeten zijn van een tussenarrest van het Gerechtshof, en dat het voortzetten van de procedure getuigt van vooringenomenheid.

De wrakingskamer heeft de feiten en omstandigheden die door verzoeker zijn aangevoerd, beoordeeld. De rechtbank stelt voorop dat een rechter vermoed wordt onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die een zwaarwegende aanwijzing voor vooringenomenheid opleveren. De wrakingskamer oordeelt dat de door verzoeker genoemde feiten, zowel op zichzelf als in onderling verband, geen grond opleveren voor een zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid. De rechter kan bij een comparitie niet aanstonds een vordering niet-ontvankelijk verklaren, maar kan besluiten dat vonnis zal worden gewezen of de zaak aanhouden. De aanhoudingsbeslissing in deze zaak is niet onbegrijpelijk en er is geen bewijs van subjectieve of objectieve vooringenomenheid van de rechter.

De wrakingskamer wijst het verzoek tot wraking af en bepaalt dat de procedure met zaaknummer 1327532 CV EXPL 12-6446 wordt voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van indienen van het wrakingsverzoek. De beslissing is gegeven door de wrakingskamer op 25 juli 2012, met mr. C. von Meyenfeldt als voorzitter en mrs. J. Knol en A.W.H. Vink als rechters.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het op 2 juli 2012 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 12-249 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [adres] [woonplaats],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. G.C. Boot, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • een aantekening van de mondelinge behandeling ter terechtzitting van de kantonrechter van 2 juli 2012;
  • het wrakingsverzoek van verzoeker, schriftelijk ingediend op 2 juli 2012;
  • een schriftelijke reactie van de rechter op voornoemd wrakingsverzoek;
  • een schriftelijke reactie van 10 juli 2012 van mr. M. van Weeren, advocaat van de eisende partij in de onderliggende procedure.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 juli 2012, alwaar verzoeker en de rechter zijn gehoord.

1.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
a) Verzoeker is gedaagde partij in een bij de rechter aanhangige zaak onder nummer 1327532 CV EXPL 12-6446 (Hotel Brian Singel B.V. en Centre Hotel B.V. tegen verzoeker), waarin – kort gezegd – ook de vraag aan de orde is of eisers jegens verzoeker als opvolgend huurder van de bedrijfsruimte aan de Leidsekade 117 hs kunnen worden aangemerkt.
b) Bij het gerechtshof Amsterdam is onder nummer 200.009.453/01 tussen verzoeker en de heer [A] een procedure aanhangig waarin - kort gezegd - ook de vraag speelt wie jegens verzoeker als (opvolgend) huurder van de bedrijfsruimte aan de Leidsekade 117 hs moet worden aangemerkt. De uitkomst van de procedure bij het hof kan van invloed zijn op de in de bij de rechter aanhangige zaak te nemen beslissingen. Op 22 mei 2012 heeft het hof een tussenarrest gewezen waarbij geen eindbeslissingen zijn genomen, en de zaak is verwezen naar een op 5 juli 2012 te houden comparitie.
c) Op 2 juli 2012 heeft in de bij de rechter aanhangige zaak een comparitie van partijen plaatsgevonden.
d) Verzoeker heeft bij die gelegenheid verzocht eisers gelet op de inhoud van het tussenarrest van het hof aanstonds niet-ontvankelijk te verklaren.
e) De rechter heeft bij gelegenheid van de comparitie van partijen van 2 juli 2012 de zaak niet inhoudelijk behandeld en de zaak in afwachting van de uitkomst van de bij het hof te houden comparitie doorverwezen naar de rol van 31 augustus 2012, voor uitlating voortzetting na comparitie.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende schriftelijk ingediende en ter zitting mondeling toegelichte gronden.
1. Eisers zijn gelet op het faillissement van eiser 1 en de inhoud van het tussenarrest van het hof hoe dan ook niet niet-ontvankelijk. De rechter had dat al meteen op de zitting kunnen en moeten vaststellen. Uit het feit dat de rechter in plaats daarvan heeft besloten dat wordt voortgeprocedeerd blijkt dat de rechter vooringenomen is.
2. Uit het pleidooi van eiser 2 ter zitting blijkt dat met het aanbrengen van deze zaak onvermijdelijk sprake is van paulianeus handelen. De rechter wil dit kennelijk toestaan en maakt zich daaraan dus mede schuldig.
3. De rechter had al voor de comparitie van 2 juli 2012 op de hoogte kunnen zijn van het tussenarrest van het hof. De rechter heeft desondanks de comparitie laten doorgaan en vervolgens de zaak niet behandeld maar onnodig opnieuw aangehouden. Als de rechter bij het bepalen van de comparitie het arrest niet heeft opgemerkt dan is dat een fout van de rechter, aldus verzoeker.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft bij schriftelijke reactie en ter zitting mondeling naar voren gebracht dat hij de zaak op 2 juli 2012 niet inhoudelijk heeft behandeld omdat het hem zinvol leek de uitkomst van de comparitie in de zaak bij het hof op 5 juli 2012 af te wachten. Hij heeft daartoe de zaak verwezen naar de rol van 31 augustus 2012 voor uitlating van partijen voortzetting comparitie na antwoord. Hij is daarmee niet ingegaan op het verzoek van verzoeker om de vordering van eisers aanstonds niet-ontvankelijk te verklaren. Hij heeft op geen enkele manier vooruit willen lopen op de uitkomst van de comparitie bij het gerechtshof op 5 juli 2012. Na ontvangst van het antwoord van verzoeker is op de gebruikelijke wijze bepaald of een comparitie na antwoord zou worden gelast. In dat kader wordt het dossier niet minutieus bestudeerd. Bij vonnis van 13 april 2012 is een comparitie gelast. Bij rolbericht van 18 mei 2012 is de datum bepaald op 2 juli 2012. Pas bij de voorbereiding voor de comparitie heeft de rechter alle stukken gelezen, waaronder de door verzoeker op 21 juni 2012 toegezonden producties, en daarbij gezien dat het hof op 22 mei 2012 een tussenarrest had gewezen in de onder 1b. genoemde zaak. De beslissing tot aanhouding was, gezien dat tussenarrest, onvermijdelijk, aldus de rechter.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden beslist of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Hierbij is niet de visie van verzoeker beslissend. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
4.3.
Naar het oordeel van de wrakingskamer leveren de door verzoeker genoemde feiten en omstandigheden, op zichzelf beschouwd noch in onderling verband, een grond op voor een dergelijke zwaarwegende aanwijzing van vooringenomenheid.
De rechter kan bij gelegenheid van een comparitie een vordering niet aanstonds niet- ontvankelijk verklaren. Hij kan hooguit beslissen dat vonnis zal worden gewezen of dat de zaak wordt aangehouden. De aanhoudingsbeslissing in deze zaak is niet onbegrijpelijk. De rechter kan voorts niet verweten worden dat hij op 13 april 2012 mogelijk geen comparitie zou hebben bepaald als hij op dat moment volledig op de hoogte was geweest van de bij het hof lopende zaak en de inhoud van het nadien op 22 mei 2012 gewezen tussenarrest. Hierin is dus geen wrakingsgrond gelegen.
Het paulianeus handelen van eiseres onder 2. en het mede schuldig daaraan zijn van de rechter is in het geheel niet toegelicht. Ook daarin is dus geen wrakingsgrond gelegen. Overigens is niets aangevoerd op grond waarvan subjectieve of objectieve vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker kan worden aangenomen.
4.4.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer 1327532 CV EXPL 12-6446 wordt voorgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mr. C. von Meyenfeldt, voorzitter, mrs. J. Knol en A.W.H. Vink, rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2012 in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.