ECLI:NL:RBAMS:2012:9184

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 oktober 2012
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
HA RK 12-346
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van een rechter na einduitspraak in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 2 oktober 2012 uitspraak gedaan op een schriftelijk verzoek tot wraking van mr. M.P.A.M. Fruytier, kantonrechter te Amsterdam. Het verzoek tot wraking werd ingediend door een verzoeker, vertegenwoordigd door de Stichting S.T.O.P., na een einduitspraak in een civiele procedure tegen Woonstichting Lieven de Key op 7 augustus 2012, waarbij de vordering van de verzoeker was afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat de wet niet voorziet in de mogelijkheid om wraking te verzoeken van een rechter die al een einduitspraak heeft gedaan. De wetgeving omtrent wraking is bedoeld om te waarborgen dat partijen in een procedure worden behandeld door een onpartijdige rechter. Aangezien de rechter geen verdere taak of bevoegdheid meer heeft in de zaak na de einduitspraak, ontbrak het verzoeker aan belang bij het wrakingsverzoek. Daarom werd het verzoek tot wraking niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank benadrukte dat bezwaren tegen de inhoud van de einduitspraak geen grond voor wraking kunnen opleveren en dat verzoeker gebruik moet maken van de beschikbare rechtsmiddelen om zijn bezwaren aan te vechten. De beslissing werd genomen door de rechters J.A.J. Peeters (voorzitter), N.C.H. Blankevoort en C.L.J.M. de Waal, en werd uitgesproken in het openbaar.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het bij brief van 22 augustus 2012 gedane en onder rekestnummer HA RK 12-346 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
gemachtigde Stichting S.T.O.P.
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. M.P.A.M. Fruytier, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

Verzoeker heeft bij dagvaarding van 21 december 2011 een vordering ingesteld tegen de stichting Woonstichting Lieven de Key. Deze procedure is bij de rechtbank bekend onder zaaknummer 1312511 CV EXPL 11-44453.
In deze zaak is op 7 augustus 2012 einduitspraak gedaan waarbij de vordering van verzoeker is afgewezen.
Op 22 augustus 2012 heeft verzoeker een (voorwaardelijk) verzoek tot wraking ingediend tegen de rechter.
Bij brief van 17 september 2012 heeft verzoeker verzocht het verzoek in behandeling te nemen.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1
Op grond van 36 van het Wetboek van burgerlijke rechtsvordering (Rv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen, door een partij worden gewraakt op grond van feiten en omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden. Artikel 37 lid 1 Rv bepaalt dat het verzoek wordt gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan de verzoeker bekend zijn geworden.
3.2.
Vast staat dat het verzoek tot wraking is gedaan nadat in de desbetreffende zaak van verzoeker einduitspraak is gedaan. De wet voorziet niet in de mogelijkheid om, wanneer de behandeling van de zaak is geëindigd door het wijzen van een einduitspraak, wraking te verzoeken van de rechter die deze uitspraak heeft gedaan. (HR 18 december 1998, NJ 1999, 271)). De bepalingen met betrekking tot wraking zijn er op gericht te bevorderen dat een ieder die partij is in een gerechtelijke procedure zijn zaak behandeld ziet door een onpartijdige, niet bevooroordeelde rechter. De rechter jegens wie een wrakingsverzoek is gericht nadat hij eerder einduitspraak in de betreffende zaak heeft gedaan heeft nadien echter geen verdere taak en bevoegdheid meer in de betreffende zaak, zodat aan een dergelijk wrakingsverzoek het belang van verzoeker ontbreekt. Alleen al om deze reden dient verzoeker in zijn verzoek tot wraking niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.3 Voor een mondelinge behandeling van het verzoek bestaat geen aanleiding. Het in artikel 39 lid 1 Rv als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
3.4.
Ten overvloede overweegt de wrakingskamer nog dat de bezwaren van verzoeker zich richten tegen de inhoud van de betreffende einduitspraak. Dergelijke bezwaren kunnen evenwel, gelet op het gesloten stelsel van rechtsmiddelen, geen grond voor wraking opleveren. Verzoeker dient hiervoor een eventueel openstaand rechtsmiddel aan te wenden.
4.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.

BESLISSING

De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking.
Aldus gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, voorzitter, N.C.H. Blankevoort en C.L.J.M. de Waal, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 2 oktober 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.