ECLI:NL:RBAMS:2012:9183

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
19 juli 2012
Publicatiedatum
7 november 2013
Zaaknummer
HA RK 12.281
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de voorzieningenrechter in een civiele zaak

In deze zaak heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking ingediend tegen mr. J.A.J. Peeters, de voorzieningenrechter, op basis van de indruk dat de rechter al een beslissing had genomen voordat de zitting begon. Verzoeker, die ernstig ziek is en in Boston verblijft voor medische behandeling, vond het belangrijk om zijn verhaal te doen. De wrakingskamer oordeelt dat de rechter geen schijn van partijdigheid heeft gewekt. De opmerkingen van de rechter over de aanwezigheid van verzoeker waren uitingen van bezorgdheid voor zijn gezondheid en niet van partijdigheid. De rechter heeft een actieve houding aangenomen, wat vereist is in zijn functie, en dit moet niet verward worden met partijdigheid. De aanduiding van de zaak als 'klein' was enkel een verwijzing naar de beschikbare tijd en niet een afkeuring van de zaak zelf. Het verzoek om delen van de pleitnota's te schrappen was gericht aan beide partijen en kan niet worden gezien als een gebrek aan onpartijdigheid. De rechtbank heeft het wrakingsverzoek afgewezen en de procedure met zaaknummer 521179 KG ZA 12-950 voortgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het bij brief van 17 juli 2012 gedane en onder rekestnummer HA RK 12.281 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gemachtigde: mr. M.R. de Boorder, advocaat te Amsterdam,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. J.A.J. Peeters, voorzieningenrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het wrakingsverzoek ingekomen op 17 juli 2012;
  • de schriftelijke reactie van de rechter d.d. 17 juli 2012.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare zitting van 19 juli 2012, alwaar de rechtbank mr. De Boorder – als gemachtigde van verzoeker – en de rechter heeft gehoord. Mr. De Boorder heeft een pleitnota overgelegd. Aan het einde van de zitting is, na overleg in raadkamer, direct uitspraak gedaan. Deze beschikking vormt de uitwerking daarvan.
1.Gronden van de beslissing
Van de volgende feiten wordt uitgegaan:
Verzoeker is eisende partij in een bij de rechtbank aanhangige zaak onder nummer 521179 KG ZA 12-950.
Hij vordert veroordeling van zijn echtgenote tot medewerking aan het verblijf van hun beider kinderen vanaf 19 juli tot en met 16 augustus 2012 bij verzoeker, die al enige tijd en ook gedurende de hiervoor bedoelde periode in Boston, Verenigde Staten, verblijft voor een medische behandeling. Verzoeker is ernstig ziek.
Bij aanvang van de zitting op 16 juli 2012 na binnenkomst heeft de rechter tegen verzoeker gezegd dat het jammer was dat hij uit Boston naar de zitting was gekomen, omdat hij daarvoor zijn behandeling moest onderbreken.
Vervolgens heeft de rechter gezegd dat het in deze zaak uitsluitend ging om het verblijf van de kinderen bij verzoeker in Boston gedurende een aantal weken, dat hij in de stukken had gelezen dat beide partijen veel kwesties aansneden, zoals het gedrag van de beide partners tegenover elkaar, onenigheid over een woning en financiën en dat hij de achtergrond van hun huwelijksperikelen, voor zover het niet de kinderen betrof, niet wilde bespreken.
De rechter heeft aan de advocaten van partijen gevraagd die andere kwesties niet te bespreken en hij heeft hen gevraagd de betreffende passages in hun pleitnota’s op voorhand te schrappen, hetgeen is gebeurd. De rechter heeft in dit verband gezegd dat dit voor de rechtbank een klein zaakje is.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden.
2.1
De rechter heeft de schijn van partijdigheid gewekt. De rechter heeft met zijn houding op de zitting alsmede met zijn uitlatingen de indruk gewekt dat zijn beslissing al vast stond voordat de zitting begonnen was. Voor verzoeker is het belangrijk dat hij zijn verhaal en zijn motieven ook bij de rechter duidelijk kon maken. De rechter wekte de indruk dat hij met de informatie en de stellingen van verzoeker niets meer zou doen.
2.2
Bij aanvang van de zitting heeft de rechter uitvoerig stilgestaan bij de aanwezigheid van verzoeker. Die aanwezigheid was niet nodig. De rechter heeft verzoeker onvriendelijk ondervraagd. Hij liet de bode zelfs dubbel controleren of verzoeker wel aanwezig was. Hij kon het kennelijk niet geloven.
2.3
Die aanwezigheid was temeer niet noodzakelijk omdat het om een klein onbeduidend zaakje ging, aldus de rechter. Hij had daarvoor weinig tijd nodig en had daarna een hele grote belangrijke zaak.
2.4
Voor verzoeker was het juist wel belangrijk om op de achtergrond van de zaak in te gaan. De rechter had daarvoor geen begrip en wenste bijvoorbeeld dat alle voor dit kort geding nutteloze informatie diende te worden geschrapt uit de pleitnota’s.
2.5
De rechter heeft zich partijdig uitgelaten over de bereidheid van partijen tot mediation en overleg.

3.De reactie van de rechter

3.1
De rechter heeft in zijn schriftelijke reactie, aangevuld ter zitting, aangevoerd dat de subjectieve vrees van verzoeker voor vooringenomenheid niet op objectieve gronden berust.
3.2
Toen de bode aankondigde dat verzoeker ter zitting aanwezig zou zijn, was de rechter zeer verrast, omdat uit het dossier naar voren kwam dat verzoeker in verband met een dagelijkse behandeling van een levensbedreigende ziekte meerdere weken in Boston moest verblijven. In de dagvaarding stond vermeld dat verzoeker niet aanwezig kon zijn ter zitting wegens zijn ziekte. De rechter meende daarom dat de bode zich vergiste toen zij aankondigde dat verzoeker aanwezig zou zijn.
3.3
Voor de zaak was beperkte tijd (namelijk een uur) uitgetrokken, zoals gebruikelijk bij dit soort vorderingen. Dat was de reden waarom de rechter partijen heeft gevraagd de andere kwesties die tussen hen spelen en die in de stukken werden aangesneden, niet te bespreken. Partijen hebben daarmee ingestemd en de rechter heeft de gemachtigden gevraagd de betreffende passages in de pleitnota’s op voorhand te schrappen.
3.4
De rechter heeft vervolgens gezegd dat hij het belang voor partijen begreep, maar dat zij zich moesten beperken tot de kern van de zaak. De rechter zag als kern van de zaak de vraag of de moeder de kinderen naar Boston moest laten gaan in de door verzoeker gewenste periode. In die context heeft hij gezegd dat dit voor de rechtbank een klein zaakje was, waarvoor gewoonlijk een uur wordt uitgetrokken, maar hij heeft daarbij ook tegen verzoeker gezegd dat hij erop kon vertrouwen dat zijn zaak zorgvuldig beoordeeld zou worden. De rechter heeft weersproken dat hij daarbij het woord “onbeduidend” heeft gebruikt. Hij heeft wel tegen verzoeker gezegd dat hij daarna een uitgebreide zaak had, waarvoor de rest van de middag was gereserveerd. Dit betekende niet dat hij daardoor minder aandacht voor de zaak van verzoeker zou hebben. De rechter heeft zelfs meer zittingstijd aan de zaak van verzoeker besteed dan daarvoor was gepland, namelijk vijf kwartier. De rechter heeft evenmin gezegd dat hij twijfelde aan het nut van de aanwezigheid van verzoeker. Hij vond het jammer dat verzoeker zijn behandeling voor de zitting had onderbroken, terwijl zijn advocaat zijn belangen kon behartigen buiten zijn aanwezigheid.
3.5
De rechter heeft beide partijen mediation aangeraden en doelde daarmee op hun gehele conflict. In de context van een poging om partijen tot een vergelijk te laten komen over de vordering en omdat verzoeker in dit verband zijn slechte gezondheid te berde bracht, heeft de rechter gezegd dat het misschien juist in dat geval van groot belang was de beschikbare tijd aan andere dingen te besteden. Het is niet juist dat hij veel begrip had voor het standpunt van gedaagde en evenmin heeft hij enige sympathie of antipathie voor een der partijen laten blijken. De rechter heeft al aan het begin van de zitting laten weten dat het primaire standpunt van gedaagde niet houdbaar was. Het geding ging uiteindelijk alleen nog om de laatste vier of vijf dagen van de vakantieperiode.

4.De gronden van de beslissing

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een rechtzoekende per-
soonlijk, dan wel aangaande een concreet standpunt in een zaak, partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3
Naar het oordeel van de rechtbank heeft de rechter niet de schijn van partijdigheid gewekt. Het feit dat de rechter zijn verbazing heeft uitgesproken over de aanwezigheid van verzoeker persoonlijk, is slechts een uiting van bezorgdheid voor diens gezondheidstoestand en getuigt niet van partijdigheid. De aard van het geschil en de functie van voorzieningenrechter brengen mee dat een rechter snel tot de kern van de zaak moet doordringen. Dit vereist van een rechter een actieve houding. Een dergelijke houding moet echter niet met partijdigheid worden verward, zoals verzoeker heeft gedaan. De diverse opmerkingen van de rechter moeten naar het oordeel van de rechtbank in de geschetste context worden bezien en geven aldus geen aanleiding te oordelen dat de rechter de schijn van partijdigheid heeft gewekt, ook niet bij elkaar opgeteld. De aanduiding als klein zaakje sloeg evident op de beschikbare tijd en betekende niet dat de rechter de zaak onbelangrijk vond. Het verzoek om een deel van de pleitnota’s te schrappen was gericht tot beide partijen en kan alleen daarom niet worden opgevat als gebrek aan onpartijdigheid.
4.4
Het wrakingsverzoek dient te worden afgewezen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer 521179 KG ZA 12-950 wordt voorgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend.
Aldus gegeven door mr. A.W.J. Ros, voorzitter en mrs. R.H. de Vries en M.M. van der Nat, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 19 juli 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv geen voorziening open.