ECLI:NL:RBAMS:2012:9181

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2012
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
HA RK 12-322
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter in een arbeidszaak

In deze zaak heeft verzoekster, vertegenwoordigd door haar advocaat mr. B. Rol, een wrakingsverzoek ingediend tegen de kantonrechter mr. P. van der Kolk-Nunes. Het verzoek tot wraking is gedaan op 21 augustus 2012, naar aanleiding van een zitting waarin de advocaat van verzoekster meende niet de gelegenheid te krijgen om zijn verweer te voeren. Verzoekster stelde dat de rechter haar advocaat herhaaldelijk onderbrak en dat er al een oordeel over het verzoek was gevormd. Daarnaast hoorde verzoekster de rechter fluisteren dat het wrakingsverzoek was ingediend om tijd te winnen, wat de indruk wekte van vooringenomenheid. De wrakingskamer heeft de zaak op 7 september 2012 behandeld en oordeelde dat de rechter de zitting op een juiste manier had geleid. De wrakingskamer concludeerde dat er geen sprake was van (de schijn van) vooringenomenheid en dat verzoekster voldoende gelegenheid had gekregen om haar standpunten naar voren te brengen. De rechter had niet in strijd gehandeld met het wrakingsprotocol en had de voortgang van de zaak willen waarborgen. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. S.P. Pompe als voorzitter en mrs. M.V. Ulrici en M.G. Tarlavski-Reurslag als leden, in aanwezigheid van griffier mr. M. Nieuwenhuijs.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 21 augustus 2012 gedane en onder rekestnummer
HA RK 12-322 ingeschreven verzoek van:
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. P. van der Kolk-Nunes, kantonrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende stukken:
  • het proces-verbaal van de terechtzitting van 21 augustus 2012 waarop werd behandeld het verzoek van Savills Nederland B.V., de werkgever van verzoekster, tot ontbinding van de arbeidsovereenkomst met verzoekster, met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
  • de reactie van de rechter van 30 augustus 2012 op het wrakingsverzoek;
  • de reactie van de advocaat van verzoekster van 4 september 2012 op het proces verbaal, met een bijlage;
  • de brief van de advocaat van verzoekster van 6 september 2012, met als bijlage een e-mail van de griffier van mr. Van der Kolk-Nunes d.d. 4 september 2012.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 7 september 2012, alwaar verzoekster, vergezeld door haar advocaat mr. B. Rol, alsmede de rechter, vergezeld door de teamvoorzitter, zijn verschenen. Verzoekster en de rechter zijn gehoord. Van deze behandeling is geen proces-verbaal opgemaakt.
Na de behandeling ter zitting heeft de wrakingskamer na schorsing mondeling uitspraak gedaan. Deze beschikking vormt de schriftelijke uitwerking van de beslissing.

1.De feiten

1.1.
Het proces-verbaal van 21 augustus 2012 luidt, voor zover hier van belang, als volgt:
“Mr. Rol wil graag eerst het woord, waar mr. Neijzen accoord mee is. Mr. Neijzen wijst er op dat er geen contact tussen haar en mr. Rol over het te voeren verweer is geweest.
Mr Rol:
Ik heb niet gezegd dat [verzoekster] nu het slachtoffer is. [verzoekster] geeft aan dat ze mw. [A] niet heeft gepest. Mw. [A] heeft geen klacht tegen haar ingediend.
Kantonrechter:
Mr. De Jager heeft e-mails overgelegd waaruit pesterijen blijken.
Mr. Rol:
Ik kan volstaan met een blote ontkenning nu mw. [A] geen klacht heeft ingediend tegen [verzoekster].
Kantonrechter:
Is uw stelling dat als er niet geklaagd wordt, het geen pesten is ?
Mr. Rol:
Ik denk dat ik dit staande kan houden. Ik zie niet dat Savills kan zeggen dat [A] door [verzoekster] gepest wordt.
Kantonrechter:
Ander punt dat Savills aanvoert: medewerkers dienen niet zo met elkaar om te gaan.
Mr. Rol:
Er is niets geuit jegens degene die gepest is. Niet netjes is wat anders dan pesten.
Kantonrechter:
De vraag is of werkgever dit bedrag mag sanctioneren met ontslag.
Mr. Rol:
Ik kijk bij nr 78 van verzoekschrift. Pesten, intimideren dat voert verzoekster aan als dringende reden.
Kantonrechter:
Er staat ook bij punt 84 dat medewerkers door dit gedrag niet meer toekwamen aan werken. Er zijn 2 gronden aangevoerd: dringende reden en verandering van omstandigheden.
Mr. Rol:
Er is niet gepest; alleen heel nare e-mailwisseling. Ik betwist de door werkgever gestelde omvang/aantallen van de e-mails. Werkgever heeft een selectie gemaakt. Heb andere, goede e-mails helemaal niet gezien.
Kantonrechter:
Stel een heleboel positieve e-mails, legt u het dan op een weegschaal, weegt u het af en zegt u dat het dan wel goed is ?
Mr. Rol
Ik zeg dat het gaat om een selectie van e-mails. Ik heb moeite met de situatie.
Fluistert tegen mr. Neijzen: vindt u dat dit kan, zullen we even schorsen ? Mr Neijzen: ik ga hier niet in mee.
Kantonrechter:
Om uw standpunt goed te begrijpen, formuleer ik zwart/wit.
Mr Rol
Vindt u dat de e-mailwisseling zo ernstig is dat er ontbonden moet worden ?
Kantonrechter:
Nee, dat zeg ik helemaal niet. Misschien ben ik iets te direct. De e-mailwisseling ligt er en ik vind het geen nette e-mailwisseling, welke conclusie daaraan verbonden moet worden is vers 2.
Mr. Rol
Ik zeg: er is een selectie gemaakt van e-mails. Ik zie geen bewijs dat er zoveel e-mails zijn verzonden als werkgever zegt. De percentages moet ik dan maar gewoon aannemen. Ik betwist die dus.
Als onder punt 8 gezegd wordt dat nieuwe medewerkers makkelijk het werk kunnen doen, toont dat aan hoe kinderachtig en onfris Savills is alsof medewerkers de hele tijd uit hun neus zaten te eten. Alsof de gemachtigde met de pootjes omhoog op de rug gaat liggen.
Kantonrechter:
Kunt u de standpunten wat zakelijker weergegeven
Mr. Rol:
Ik mag zelf weten wat ik zeg.
Kantonrechter:
Ik mag aangeven welke orde ik in zittingszaal wens,
Mr. Rol:
Ik heb nu een bepaalde indruk, u weet wat ik kan doen. Ik bedoel dat ik met mijn pootjes omhoog zit. Ik wil met mijn collega overleggen. Mr Neijzen: ik heb hier geen behoefte aan
Kantonrechter:
U vindt dat ik de zaak niet onpartijdig heb behandeld ?
Mr Rol:
Vooringenomen. Ik wraak u.
Kantonrechter:
Ik schors zitting ten aanzien van uw cliënte en zal proberen de wrakingskamer zo snel mogelijk de zaak te laten behandelen in verband met de korte termijn dat het arbeidscontract nog loopt, namelijk tot 1 oktober 2012.
Mr. Rol:
U verdenkt mij dat dit een move van mij is om geen beslissing voor 1 oktober 2012 te willen. Griffier wilt u dit noteren.
1.2.
De in het geding zijnde e-mail van de griffier van mr Van der Kolk-Nunes houdt voorts in als volgt:
”Naar aanleiding van de brief van mr. de Jager van 29 augustus 2012 bericht ik u namens de kantonrechter als volgt.
Aanstaande vrijdag 7 september om 09.30 uur vindt de mondelinge behandeling plaats van de door mr. Rol geuite wraking tegen mr. van der Kolk–Nunes.
Mocht de wrakingskamer vrijdag direct mondeling uitspraak doen en de verzochte wraking afwijzen, dan zal de mondelinge behandeling aansluitend aan de wrakingszitting plaatsvinden.
Mocht de wrakingskamer op een later tijdstip volgen dan wordt een datum bepaald, gelegen na de datum van de uitspraak. Op die aldus bepaalde datum wordt de zaak dan behandeld hetzij door mr. van der Kolk–Nunes, indien de wraking niet wordt gehonoreerd, hetzij, bij een ander oordeel, door een collega.”

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Aan het verzoek wordt, samengevat en zakelijk weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd.
Verzoekster heeft de indruk dat de rechter jegens haar vooringenomen is op, zo begrijpt de rechtbank de volgende drie gronden. Ten eerste kreeg, anders dan de advocaat van de werkgever, de advocaat van verzoekster niet de gelegenheid om zijn verweer te voeren, omdat hij telkenmale door de rechter werd onderbroken met stellingen die er op duidden dat er reeds een oordeel was gevormd over het verzoek en bovendien luisterde de rechter niet goed naar de advocaat. Ten tweede hoorde verzoekster na het wrakingsverzoek de kantonrechter fluisteren dat het verzoek werd gedaan om tijd te winnen. Ten slotte stelt verzoekster dat de rechter zich niet gehouden heeft aan het wrakingsprotocol. Blijkens de in het geding gebrachte e-mail van de griffier van de rechter heeft de rechter, nadat zij was gewraakt, zich bemoeid met de zaak, hetgeen haar niet meer vrijstond. Bovendien is door de nu geplande gang van zaken aan de advocaat van verzoekster de mogelijkheid ontnomen om zich terug te trekken en een andere advocaat voor verzoekster te vinden, zo hij dat na deze procedure wenselijk zou achten.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft, samengevat en zakelijk weergegeven, gesteld dat van vooringenomenheid jegens verzoekster geen sprake is. Het is juist dat de rechter de advocaat heeft geïnterrumpeerd, maar zij vond dat daar aanleiding toe was. De rechter heeft goed geluisterd naar hetgeen de advocaat van verzoekster heeft aangevoerd en wilde diens standpunten helder krijgen. De advocaat had voorts kunnen mededelen dat hij ononderbroken een betoog wilde houden en dan had hij daartoe uiteraard de gelegenheid gekregen, maar dat heeft hij niet gedaan. Uiteindelijk heeft de advocaat geen volledig betoog gehouden, omdat hij kort nadat hij het woord kreeg al tot wraking is overgegaan. Voorts heeft de rechter medegedeeld dat de e-mail is gestuurd met betrekking tot het (mogelijke) vervolg van de mondelinge behandeling. Er is daarover op 20 augustus 2012 door de griffier van de rechter contact opgenomen met de gemachtigde van verzoekster en er is gevraagd of de gemachtigde problemen had met deze gang van zaken. Dat bleek niet het geval. De rechter betwist tot slot dat zij heeft gefluisterd dat het verzoek tot wraking was gedaan om tijd te rekken. Wel heeft zij gezegd dat zij zou proberen ervoor te zorgen dat de wrakingskamer zo spoedig mogelijk bijeen zou komen in verband met de korte termijn waarop het dienstverband nog voortduurt.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dient in een wrakingprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Daarbij staat voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing vormen dat een rechter jegens een procespartij partijdig is, althans dat de bij die partij daarvoor bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Het (subjectieve) standpunt van verzoeker daarover is belangrijk, maar niet doorslaggevend; de vrees voor partijdigheid moet objectief gerechtvaardigd zijn.
4.3.
Naar het oordeel van de rechtbank is hiervan geen sprake. De rechter bepaalt de orde op de zitting en het behoort tevens bij uitstek tot de taak van de rechter om aan partijen in een procedure (kritische) vragen te stellen die zij voor de beoordeling van de zaak relevant acht. Daarbij hoort ook dat de rechter partijen zonodig confronteert met stellingen om hun standpunten helder te krijgen. De onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter dient bij dit alles vanzelfsprekend niet uit het oog te worden verloren. De wijze waarop de rechter de zitting heeft geleid leidt niet tot de conclusie dat van (de schijn van) vooringenomenheid aan haar zijde sprake is geweest. Evenmin blijkt van onbalans in bejegening van partijen die op vooringenomenheid zou kunnen duiden. Dat verzoekster niet voldoende in de gelegenheid is gesteld om verweer te voeren is een voorbarige en niet gerechtvaardigde conclusie van verzoekster, te meer nu al kort nadat haar raadsman het woord heeft gekregen het verzoek tot wraking is gedaan.
Dat de rechter fluisterend zou hebben opgemerkt dat het verzoek tot wraking was ingegeven om tijd te winnen, is - wat daar verder ook van zij - niet komen vast te staan.
Ten slotte kan uit de e-mail van 4 september 2012 evenmin vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid. De rechter heeft – anders dan verzoekster meent – niet in strijd gehandeld met het wrakingsprotocol, maar kennelijk de voortgang van de zaak willen bewaken door te bevorderen dat de mondelinge behandeling spoedig na de uitspraak van de wrakingskamer, door de rechter of een collega, zou kunnen worden hervat. Met de inhoud van de zaak heeft zij zich na het wrakingsverzoek niet meer bemoeid. De rechtbank ziet niet in hoe dit een grond voor wraking kan opleveren. Het is in dit verband onduidelijk wat de advocaat van verzoekster wil met zijn stelling dat hem de mogelijkheid is ontnomen om een andere advocaat voor verzoekster te vinden, terwijl dit ook niet strookt met het telefoongesprek dat op 20 augustus 2012 hierover zou zijn gevoerd.
4.4.
De door verzoekster aangevoerde omstandigheden leiden naar het oordeel van de wrakingskamer dan ook niet tot de conclusie dat de door verzoekster geuite vrees dat de rechter jegens haar vooringenomen is, objectief gerechtvaardigd is.
4.6.
Het voorgaande betekent dat het verzoek tot wraking als ongegrond wordt afgewezen.
BESLISSING:
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mr. S.P. Pompe, voorzitter, mrs. M.V. Ulrici en M.G. Tarlavski-Reurslag, leden, in tegenwoordigheid van mr. M. Nieuwenhuijs, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2012.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.