ECLI:NL:RBAMS:2012:9180

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
25 juli 2012
Publicatiedatum
5 november 2013
Zaaknummer
HA RK 12-248
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de rechter in een strafzaak

In deze zaak heeft verzoeker een mondeling verzoek tot wraking ingediend op basis van artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering. Verzoeker was verdachte in een strafzaak met parketnummer 96-162180-11 en meende dat de rechter, mr. A.E.J.M. Gielen, niet onpartijdig was. De wrakingsgrond was dat de rechter de door verzoeker verzochte getuigen niet wilde oproepen en de zaak niet wenste te onderzoeken. De wrakingskamer heeft de feiten van de terechtzitting van 20 juni 2012 in overweging genomen, waar verzoeker niet aanwezig was, en vastgesteld dat de rechter verzoeker had gevraagd om zijn verzoek tot het horen van getuigen nader toe te lichten. De rechter had de officier van justitie om een reactie gevraagd, maar voordat hij kon beslissen op het verzoek, werd hij gewraakt. De wrakingskamer oordeelde dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor een vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank concludeerde dat de vrees van verzoeker niet objectief gerechtvaardigd was en wees het verzoek tot wraking af. De beslissing werd genomen door de wrakingskamer, bestaande uit mr. C. von Meyenfeldt als voorzitter en mrs. E.D. Bonga-Sigmond en A.W.H. Vink als rechters, en werd uitgesproken op 25 juli 2012. De behandeling van de strafzaak zal worden hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van het wrakingsverzoek.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het onder rekestnummer HA RK 12-248 ingeschreven verzoek tot wraking van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
gericht tegen mr. A.E.J.M. Gielen, economische politierechter, belast met de behandeling van strafzaken te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • een proces-verbaal terechtzitting van de economische politierechter van 20 juni 2012, met daarin opgenomen het wrakingsverzoek;
  • een schriftelijk bericht van verzoeker d.d. 25 juni 2012;
  • een schriftelijk bericht van verzoeker d.d. 9 juli 2012.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 11 juli 2012, alwaar de rechter is gehoord.
Hoewel behoorlijk opgeroepen, is verzoeker niet ter zitting verschenen.

1.De feiten

Uitgegaan wordt van de volgende feiten:
Verzoeker is verdachte in een strafzaak geregistreerd onder parketnummer 96-162180-11;
op 20 juni 2012 heeft de rechter een begin gemaakt met de inhoudelijke behandeling van de strafzaak;
voorafgaand aan de terechtzitting van 20 juni 2012 heeft verzoeker aan de officier van justitie schriftelijk het verzoek gedaan tot het oproepen van o.a. verbalisant [A] als getuige;
ter terechtzitting van 20 juni 2012 is gebleken dat de getuigen niet door de officier van justitie zijn opgeroepen. Verzoeker heeft ter terechtzitting van 20 juni 2012 alsnog het verzoek gedaan om verbalisant [A] als getuige te horen;
de rechter heeft daarop verzoeker gevraagd dit verzoek nader toe te lichten en heeft vervolgens het standpunt van de officier van justitie dienaangaande gevraagd waarna verzoeker de rechter heeft gewraakt alvorens deze op zijn verzoek had beslist.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

In het proces-verbaal terechtzitting is als de door verzoeker opgegeven reden voor de wraking opgenomen:
“Ik wil de verbalisant laten horen. Ik wil informatie over de beleidslijn van het Stadsdeel Oost. Ik heb recht op een eerlijk proces en ben ernstig geschokt in mijn rechtspositie.”
De schriftelijke toelichting van verzoeker licht uitvoerig toe waarom verzoeker door de gang van zaken ter zitting tot de mening kwam dat de rechter wegens partijdigheid diende te worden gewraakt. Kort gezegd komt de toelichting erop neer dat verzoeker meent dat de rechter de zaak niet wenste te onderzoeken en ten onrechte de door hem verzochte getuigen niet wilde oproepen.

3.De reactie van de rechter

De rechter heeft naar voren gebracht dat de terechtzitting van 20 juni 2012 op de gebruikelijke wijze is begonnen en dat hij daarop verzoeker heeft verzocht zijn verzoek tot het horen van verbalisant [A] als getuige nader toe te lichten. Vervolgens heeft de rechter de officier van justitie gevraagd te reageren op het verzoek de verbalisant als getuige op te roepen. Direct daarop is onderhavig wrakingsverzoek gedaan, zodat de rechter nog geen beslissing heeft kunnen nemen op het verzoek tot het horen van getuige [A]. De rechter ontkent elke vorm van vooringenomenheid.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1.
Op grond van het bepaalde in artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv) kan op verzoek van de verdachte of het openbaar ministerie de rechter die een zaak behandelt, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2.
Bij de beoordeling van het verzoek stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker dienaangaande bestaande vrees objectief gerechtvaardigd is. Hierbij is niet de visie van verzoeker beslissend. De rechtbank zal het wrakingsverzoek dan ook aan de hand van de hiervoor genoemde maatstaf beoordelen.
4.3.
Voornoemde feitelijke gang van zaken ter terechtzitting van 20 juni 2012 kan niet tot het oordeel leiden dat de rechter een vooringenomenheid jegens verzoeker koestert of dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is objectief gerechtvaardigd is. De rechter heeft immers, na de gebruikelijke formaliteiten, en voor de inhoudelijke behandeling verzoeker gevraagd zijn verzoek tot het horen van een getuige nader toe te lichten waarna hij de officier van justitie heeft gevraagd daarop een reactie te geven. Voordat de rechter kon beslissen op het verzoek tot het horen van getuigen is hij al gewraakt. Enige vooringenomenheid van de rechter is niet aannemelijk geworden en kan uit de beschreven gang van zaken ook niet worden afgeleid.
4.4.
Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De wrakingskamer:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de behandeling van de strafzaak met parketnummer 96-162180-11 wordt hervat in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van indiening van het wrakingsverzoek.
Aldus gegeven door mr. C. von Meyenfeldt, voorzitter, mrs. E.D. Bonga-Sigmond en A.W.H. Vink, rechters en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 25 juli 2012 in tegenwoordigheid van mr. P. Tanis, griffier.
Tegen deze beslissing staat ingevolge artikel 515 lid 5 Sv geen voorziening open.