ECLI:NL:RBAMS:2012:9137

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
23 januari 2012
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
HA RK 2012.8
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van de voorzitter van de wrakingskamer niet-ontvankelijk verklaard

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 23 januari 2012 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van mr. F.G. Bauduin, de voorzitter van de wrakingskamer. Verzoeker, die als verdachte was gedagvaard in een strafzaak, had op 29 september 2011 een wrakingsverzoek ingediend tegen een politierechter. Dit verzoek werd behandeld door de eerste wrakingskamer op 14 oktober 2011, waar verzoeker om aanhouding vroeg en om video-opname van de zitting. De wrakingskamer wees het verzoek tot aanhouding af, waarna verzoeker de wrakingskamer gewraakt heeft.

Op 7 november 2011 diende verzoeker voorlopige gronden in voor zijn wrakingsverzoek, en op 9 november 2011 werd hij opgeroepen voor de mondelinge behandeling op 18 november 2011. Tijdens deze behandeling heeft verzoeker opnieuw de voorzitter van de tweede wrakingskamer gewraakt. De derde wrakingskamer heeft vervolgens de processtukken van de eerdere zittingen bekeken en geconcludeerd dat het wrakingsverzoek niet-ontvankelijk is. Dit omdat het verzoek niet voldeed aan de eisen zoals gesteld in het wrakingsprotocol van de rechtbank Amsterdam en niet was onderbouwd met concrete argumenten.

De rechtbank heeft vastgesteld dat het verzoek niet alleen niet-ontvankelijk is, maar ook dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker tegen leden van de rechtbank niet in behandeling zullen worden genomen. Dit besluit is genomen om de voortgang van de hoofdzaak niet te belemmeren en om misbruik van het wrakingsinstrument te voorkomen. De rechtbank heeft de beslissing uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beslissing staat geen voorziening open op grond van artikel 39 lid 5 Rv.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beschikking op het onder rekestnummer HA RK 2012.8 ingeschreven verzoek van:

[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. F.G.Bauduin, voorzitter van de wrakingskamer, hierna: de rechter.

Verloop van de procedure

Op 29 september 2011 heeft verzoeker een verzoek tot wraking ingediend tegen een politierechter voor wie verzoeker als verdachte van een strafbaar feit was gedagvaard (het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer 2011.310). De mondelinge behandeling van dat verzoek door de (eerste) wrakingskamer heeft plaatsgevonden op 14 oktober 2011.
Tijdens de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek heeft verzoeker verzocht om de behandeling van het verzoek aan te houden. Tevens heeft hij verzocht te bepalen dat de behandeling van het verzoek op video zou worden opgenomen. De wrakingskamer heeft het verzoek tot aanhouding afgewezen. Verzoeker heeft daarop de wrakingskamer gewraakt.
Op 7 november 2011 zijn van verzoeker ontvangen de voorlopige gronden van de wraking inhoudende een verzoek tot wraking van twee leden van deze wrakingskamer.
Verzoeker is bij brief van 9 november 2011 opgeroepen voor de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek door de (tweede) wrakingskamer op 18 november 2011 om 10.15 uur (het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer 2011.351).
Bij brief van 15 november 2011 is aan verzoeker de reactie van de door hem gewraakte leden toegezonden, onder de mededeling dat die reactie op voorhand digitaal was verzonden en hij de getekende versie later zou ontvangen.
Verzoeker heeft op 17 november 2011 telefonisch contact opgenomen met de griffier van de tweede wrakingskamer met het verzoek te beslissen op zijn in de voorlopige gronden gedane verzoeken tot aanhouding van de mondelinge behandeling op 18 november 2011, omdat volgens verzoeker het proces-verbaal van de zitting van 14 oktober 2011 diende te worden verbeterd en omdat eerst een verhoor zou dienen plaats te vinden van de leden van de wrakingskamer die zitting had op 14 oktober 2011 en van verzoeker zelf over de gang van zaken op die zitting.
Bij fax van 17 november 2011 heeft de griffier namens de voorzitter van de tweede wrakingskamer meegedeeld dat de behandeling van het door klager ingediende verzoek tot wraking op 18 november 2011 om 10.15 uur niet zou worden aangehouden en dat de zitting dus door zou gaan.
Tijdens de mondelinge behandeling op 18 november 2011 heeft verzoeker de voorzitter van de tweede wrakingskamer gewraakt (het verzoek is geregistreerd onder zaaknummer 2012.8).
De (derde), thans oordelende wrakingskamer heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het proces-verbaal van de terechtzitting van de politierechter d.d. 29 september 2011;
 het proces-verbaal van de terechtzitting van de wrakingskamer d.d. 14 oktober 2011;
 het proces-verbaal van de terechtzitting van de wrakingskamer van 18 november 2011;
 de schriftelijke reactie d.d. 18 november 2011 van de voorzitter van de tweede wrakingskamer, hierna de rechter.
1.
De ontvankelijkheid van het verzoek
1.1
In artikel 512 van het Wetboek van Strafvordering (Sv.) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
1.2
Op grond van artikel 10.3 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Amsterdam worden wrakingsverzoeken die zijn gericht tegen (leden van) de wrakingskamer niet in behandeling genomen, indien zij kennelijk niet voldoen aan de in paragraaf 4 vermelde eisen. In paragraaf 4.3 van het wrakingsprotocol is vermeld dat de wrakingskamer de mogelijkheid heeft om kennelijk niet-ontvankelijke verzoeken tot wraking van de leden van de wrakingskamer buiten behandeling te laten.
1.3
Het verzoek dient naar het oordeel van de wrakingskamer niet-ontvankelijk te worden verklaard. Het verzoek voldoet niet aan de daaraan te stellen eisen. Immers het verzoek is niet gebaseerd op concrete, op de betrokken rechter toegespitste argumenten. Door verzoeker zijn daartoe geen gronden aangevoerd. Het proces-verbaal van de zitting van 18 november 2011 vermeldt alleen de blote tot de voorzitter gerichte mededeling “U bent bij deze gewraakt”.
1.4
Nu het verzoek klaarblijkelijk niet voldoet aan de daaraan te stellen eisen verplicht ook artikel 515 lid 2 Sv. de rechtbank niet tot het horen van verzoeker. Het verzoek belemmert de voortgang van de hoofdzaak. De voorschriften tot behandeling van wrakingsincidenten wijzen er op dat beoogd is de vertraging van de behandeling van de hoofdzaak zo kort als mogelijk te doen zijn. Met artikel 515 lid 2 Sv, is beoogd verzoeker de gelegenheid te bieden te worden gehoord op de door hem aangevoerde feiten en omstandigheden op grond waarvan hij meent dat de onpartijdigheid van één of meer bepaalde rechters in geding is. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld om een debat over de gegrondheid van het verzoek mogelijk te maken. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek wegens het ontbreken van gronden aanstonds niet-ontvankelijk dient te worden verklaard.
2.
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er termen reeds thans te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker tegen leden van de rechtbank belast met de behandeling van verzoeken tot wraking van (leden van) de wrakingskamers en van de politierechter in de zaak met nummer 09.310 niet in behandeling zullen worden genomen. Het herhaaldelijk (en uiteindelijk zonder aanvoering van gronden) wraken van de leden van de wrakingkamer verhoudt zich niet met het wettelijk stelsel dat er in voorziet dat zo spoedig mogelijk op een wrakingsverzoek wordt beslist. Dat is in het belang van een ongestoorde voortgang en afdoening van de hoofdzaak. Het bij herhaling wraken van leden van de wrakingskamer die onwelgevallige beslissingen nemen op door klager ingediende verzoeken moet worden beschouwd als misbruik van het wrakingsinstrument.

BESLISSING:

De rechtbank:
 verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
 bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking tegen leden van de rechtbank belast met de behandeling van het verzoek tot wraking van (leden van) de wrakingskamers en van de politierechter niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gegeven door mrs. N.C.H. Blankevoort, J.A.J. Peeters, C.L.J.M. de Waal, leden van genoemde kamer, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van maandag 23 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39 lid 5 Rv geen voorziening open.