ECLI:NL:RBAMS:2012:9136
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- Rechtspraak.nl
Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van de rechters J.W. Moors en C.S. Schoorl, die belast waren met de behandeling van de strafzaak tegen de verzoeker. De verzoeker, die gedetineerd was en geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland had, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. Lieftink. Tijdens de zitting op 4 november 2011 had de verzoeker zijn raadsman niet langer willen aanhouden, waarna de raadsman de verdediging heeft neergelegd. De officier van justitie deed een vordering ex artikel 509a Sv, welke door de rechtbank werd toegewezen. Aan het einde van deze zitting heeft de verzoeker de rechtbank gewraakt. De voorzitter van de rechtbank heeft de verzoeker de gelegenheid gegeven om zijn wrakingsverzoek te bespreken met een nieuwe advocaat en om schriftelijk gronden voor het verzoek in te dienen.
Bij de zitting op 13 januari 2012 heeft de rechtbank vastgesteld dat de verzoeker, ondanks de geboden gelegenheid, geen gronden voor zijn wrakingsverzoek had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker daarom niet-ontvankelijk was in zijn verzoek. De rechtbank benadrukte dat het indienen van ongemotiveerde wrakingsverzoeken, die de voortgang van de rechtspleging belemmeren, als misbruik kan worden beschouwd. De rechtbank heeft besloten dat verdere ongemotiveerde wrakingsverzoeken van de verzoeker niet in behandeling zullen worden genomen.
De beslissing van de wrakingskamer werd in het openbaar uitgesproken, waarbij werd meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking van de beschikking zou volgen. Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering geen voorziening open.