ECLI:NL:RBAMS:2012:9136

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 januari 2012
Publicatiedatum
22 oktober 2013
Zaaknummer
HA RK 7.2012
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoek tot wraking van rechters in strafzaak

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 13 januari 2012 uitspraak gedaan in een verzoek tot wraking van de rechters J.W. Moors en C.S. Schoorl, die belast waren met de behandeling van de strafzaak tegen de verzoeker. De verzoeker, die gedetineerd was en geen bekende woon- of verblijfplaats in Nederland had, werd bijgestaan door zijn raadsman mr. J.J. Lieftink. Tijdens de zitting op 4 november 2011 had de verzoeker zijn raadsman niet langer willen aanhouden, waarna de raadsman de verdediging heeft neergelegd. De officier van justitie deed een vordering ex artikel 509a Sv, welke door de rechtbank werd toegewezen. Aan het einde van deze zitting heeft de verzoeker de rechtbank gewraakt. De voorzitter van de rechtbank heeft de verzoeker de gelegenheid gegeven om zijn wrakingsverzoek te bespreken met een nieuwe advocaat en om schriftelijk gronden voor het verzoek in te dienen.

Bij de zitting op 13 januari 2012 heeft de rechtbank vastgesteld dat de verzoeker, ondanks de geboden gelegenheid, geen gronden voor zijn wrakingsverzoek had ingediend. De rechtbank oordeelde dat de verzoeker daarom niet-ontvankelijk was in zijn verzoek. De rechtbank benadrukte dat het indienen van ongemotiveerde wrakingsverzoeken, die de voortgang van de rechtspleging belemmeren, als misbruik kan worden beschouwd. De rechtbank heeft besloten dat verdere ongemotiveerde wrakingsverzoeken van de verzoeker niet in behandeling zullen worden genomen.

De beslissing van de wrakingskamer werd in het openbaar uitgesproken, waarbij werd meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking van de beschikking zou volgen. Tegen deze beslissing staat op grond van artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering geen voorziening open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Wrakingskamer

Beschikking op het onder rekestnummer HA RK 7.2012 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker,
zonder bekende woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in Huis van Bewaring [plaats], [locatie] te [plaats],
raadsman mr. J.J. Lieftink,
welk verzoek strekt tot wraking van mrs. J.W. Moors en C.S. Schoorl, leden van de meervoudige kamer belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker, hierna: de rechters.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
 het proces-verbaal van de zitting van 4 november 2011;
 een brief van 12 januari 2012 van de raadsman van verzoeker aan de voorzitter van de meervoudige kamer,
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 13 januari 2012 waar verzoeker, zijn raadsman, de rechters en de officier van justitie zijn gehoord.
Verzoeker heeft gebruik gemaakt van zijn zwijgrecht. De rechters hebben bij monde van de voorzitter een reactie gegeven en de officier van justitie heeft het standpunt van het openbaar ministerie toegelicht. Verzoeker heeft het laatste woord gekregen. Na schorsing en hervatting van de behandeling is mondeling op het verzoek tot wraking beslist.
De beslissing op het verzoek is in het openbaar uitgesproken, waarbij is meegedeeld dat de schriftelijke uitwerking zou volgen.
Deze beschikking vormt die uitwerking.

1.Feiten

Verzoeker is als verdachte gedagvaard om te verschijnen voor een meervoudige strafkamer van de rechtbank Amsterdam in de zaak met parketnummer 13/650449-10.
De zaak is behandeld ter zitting van 4 november 2011. Uit het van die behandeling opgemaakte proces-verbaal blijkt dat verzoeker zijn raadsman niet langer wenste aan te houden waarop de raadsman de verdediging heeft neergelegd. De officier van justitie heeft daarop een vordering ex artikel 509a Sv gedaan welke vordering door de rechtbank is toegewezen. Aan het slot van de zitting heeft verzoeker de rechtbank gewraakt. De voorzitter heeft daarop medegedeeld dat verzoeker zijn wrakingsverzoek kon bespreken met zijn nieuwe advocaat en zich desgewenst voor de volgende zitting schriftelijk kon uitlaten over de wraking en de gronden daarvoor.
Ter zitting van heden is de behandeling van de strafzaak van verzoeker voortgezet. Door of namens verzoeker zijn geen gronden voor het eerder gedane wrakingsverzoek ingediend waarna de rechtbank de wrakingskamer heeft verzocht op het verzoek te beslissen.

2.De ontvankelijkheid van het verzoek

2.1
Op grond van het bepaald in artikel 512 van het Wetboek van strafvordering (Sv) kan elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een verdachte worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Op grond van het bepaalde in artikel 513 lid 2 Sv moet het verzoek worden gemotiveerd.
2.2
Verzoeker heeft, hoewel daartoe in de gelegenheid te zijn gesteld, geen gronden aan zijn verzoek ten grondslag gelegd en kan daarom in het door hem ingediende verzoek niet worden ontvangen.
2.3
Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er termen te bepalen dat verdere ongemotiveerde wrakingsverzoeken van verzoeker, voor zover die verzoeken zich richten tot leden van de rechtbank belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker, niet in behandeling zullen worden genomen. Het wraken van de rechters dient in dat geval te worden beschouwd als misbruik als bedoeld in art. 515 lid 4 Sv. Een dergelijk ongemotiveerd verzoek belemmert immers de voortgang van de rechtspleging.
3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De wrakingskamer:
 verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
 bepaalt dat een volgend ongemotiveerd verzoek van verzoeker tot wraking tegen leden van de rechtbank belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker niet in behandeling wordt genomen.
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mrs. W.M.C. van den Berg en A.J. Dondorp, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 13 januari 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering geen voorziening open.