ECLI:NL:RBAMS:2012:9132

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
20 juni 2012
Publicatiedatum
18 oktober 2013
Zaaknummer
HA RK 12-130
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van rechter in civiele procedure wegens vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 20 juni 2012 uitspraak gedaan over een wrakingsverzoek van een besloten vennootschap, vertegenwoordigd door mr. R. Moszkowicz, tegen mr. I.H.J. Konings, de rechter die de zaak behandelde. Het wrakingsverzoek was ingediend op 12 april 2012 en betrof een procedure waarin verzoekster betrokken was als eisende partij in een civiele zaak. De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen, omdat er geen grond was voor de vrees van partijdigheid van de rechter. De rechter had een beslissing genomen die niet onbegrijpelijk was, en de anti-misbruikbepaling werd toegepast. De rechtbank oordeelde dat het wrakingsverzoek kennelijk was ingediend om de voortgang van de procedure te frustreren.

De procedure begon met een getuigenverhoor op 12 april 2012, waarbij de advocaat van verzoekster zich wenste te ontrekken. Mr. Moszkowicz vroeg om aanhouding van het getuigenverhoor, maar de rechter besloot de aanwezige getuige van de tegenpartij te horen. Dit leidde tot bezwaren van mr. Moszkowicz, die stelde dat de beslissing van de rechter onbegrijpelijk was en de schijn van partijdigheid wekte. De rechter verdedigde haar beslissing door te wijzen op de lange duur van de procedure en de belangen van de tegenpartij.

De rechtbank concludeerde dat de gronden voor het wrakingsverzoek onvoldoende waren en dat er geen objectieve aanwijzingen waren voor partijdigheid. Bovendien was de rechter in kwestie niet dezelfde rechter die in een andere zaak een verzoek tot aanhouding had afgewezen, wat ook een argument van mr. Moszkowicz was. De rechtbank besloot dat het wrakingsverzoek misbruik van recht was en dat een volgend verzoek tot wraking niet in behandeling zou worden genomen. De uitspraak werd gedaan in aanwezigheid van de griffier, en tegen deze beslissing stond geen voorziening open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM

Beschikking op het op 12 april 2012 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 12-130 ingeschreven verzoek van:
de besloten vennootschap [verzoekster],
statutair gevestigd te Nieuwegein en kantoorhoudende te Amsterdam,
verzoekster,
gemachtigde: mr. R. Moszkowicz,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. I.H.J. Konings, rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
  • het proces-verbaal van getuigenverhoor gehouden op 12 april 2012 inhoudende het mondelinge wrakingsverzoek;
  • het door mr. Moszkowicz op schrift gestelde wrakingsverzoek d.d. 17 april 2012 met bijlagen;
  • de brief van mr. Moszkowicz d.d. 1 mei 2012 met producties;
  • de schriftelijke reactie van de rechter van 1 mei 2012;
  • de brief van de griffier van de wrakingskamer d.d. 1 mei 2012 aan mr. Moszkowicz;
  • de notitie ten behoeve van de mondelinge behandeling van het wrakingsverzoek van mr. Moszkowicz;
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten. Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 6 juni 2012, waar de rechtbank de rechter heeft gehoord. Mr. Moszkowicz heeft kort voorafgaand aan de zitting per fax notities toegestuurd. Hij heeft daarbij laten weten fysiek niet in staat te zijn ter zitting te verschijnen en heeft gevraagd de stukken aan het dossier toe te voegen. De uitspraak is bepaald op 20 juni 2012.

1.Gronden van de beslissing

Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Verzoekster is eisende partij in een bij de rechter aanhangige zaak onder nummer 455155/HA ZA 10-1056.
b) Op 12 april 2012 is in deze zaak een getuigenverhoor bepaald.
c) Bij aanvang van de zitting deelde de advocaat van verzoekster mee dat hij zich wenste te ontrekken.
d) Daarop heeft mr. Moszkowicz om aanhouding van het getuigenverhoor gevraagd, omdat verzoekster zonder procesadvocaat geen proceshandelingen meer zou kunnen verrichten.
e) Hij heeft dit verzoek vervolgens nader toegelicht.
f) Na een schorsing van een half uur heeft de rechter als haar beslissing meegedeeld dat zij de aanwezige getuige aan de zijde van de tegenpartij wel wilde horen en zij de enquête aan de zijde van verzoekster desgewenst kon aanhouden en naar de rol kon verwijzen, waarbij de nieuwe procesadvocaat van verzoekster zich bij akte zou kunnen uitlaten.
g) Mr. Moszkowicz heeft daartegen zijn bezwaren geuit. Deze komen in het kort erop neer dat deze beslissing van de rechter alsnog zou kunnen leiden tot een nadelige procespositie van verzoekster, omdat in dat geval geen debat ter zitting meer zou kunnen plaatsvinden met de gehoorde getuige bij een volgend getuigenverhoor omdat deze getuige daarbij niet meer aanwezig behoefde te zijn. Bovendien diende een van de getuigen in de contra-enquête in verband met de lange duur van de schorsing te vertrekken, zodat in ieder geval geen proceseconomische redenen aanwezig waren om de getuige in de enquête tijdens deze zitting te horen.
h) De rechter heeft gepersisteerd bij haar beslissing.
i) Daarop heeft mr. Moszkowicz namens verzoekster het wrakingsverzoek gedaan.

2.Het verzoek en de gronden daarvan

Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende zakelijk weergegeven gronden.
2.1
De rechter heeft gehandeld in strijd met de goede procesorde. Zij heeft, ondanks de argumenten die namens verzoekster daartoe zijn gegeven, de enquête niet willen aanhouden. Haar beslissing was daardoor onbegrijpelijk. Daarmee heeft zij objectief en subjectief de schijn van partijdigheid op zich geladen.
2.2
Een bijkomende grond tot wraking is dat de rechter in een andere zaak waarbij het juristenkantoor van mr. Moszkowicz eisende partij was een gerechtvaardigd verzoek tot aanhouding van een comparitie zonder enige motivering heeft afgewezen, terwijl zij ervan op de hoogte was dat mr. Moszkowicz als vertegenwoordiger van het juristenkantoor ernstig ziek was en in verband met een darmoperatie in het ziekenhuis verbleef.

3.De reactie van de rechter

3.1
De rechter heeft aangevoerd dat de zaak voorafgaand aan het getuigenverhoor reeds grote vertraging heeft opgelopen. Op 23 augustus 2010 heeft ten overstaan van een andere rechter een comparitie plaatsgevonden. Van de zijde van verzoekster was zonder bericht niemand verschenen. De zaak is daarna naar de rol verwezen voor vonnis. De toenmalige advocaat van verzoekster heeft verzocht om alsnog een nieuwe zittingsdatum te bepalen, dan wel de zaak te verwijzen voor conclusie van repliek in conventie/ antwoord in reconventie en vervolgens is namens verzoekster
een wrakingsverzoek ingediend dat op 9 december 2010 ongegrond werd bevonden. Bij tussenvonnis van 29 december 2020 heeft de andere rechter aan de tegenpartij van verzoekster een bewijsopdracht gegeven. Er is vervolgens een getuigenverhoor bepaald op 24 maart 2011. Een nieuwe advocaat van verzoekster heeft laten weten dat mr. Moszkowicz verzoekster zou vertegenwoordigen, waarbij mr. Moszkowicz de beperking aanvaardde geen proceshandelingen te kunnen verrichten. Vervolgens heeft zich een nieuwe advocaat gesteld voor verzoekster. Op 24 maart 2011 heeft het getuigenverhoor plaatsgevonden. Mr. Moszkowicz was daarbij aanwezig zonder advocaat. Na beraad werd de voortzetting van de enquête bepaald op 21 juli 2011. Vanwege verhindering van de advocaat van verzoekster en mr. Moszkowicz werd, ondanks bezwaren van de zijde van de tegenpartij van verzoekster een nieuwe datum bepaald op 16 januari 2012. Op 9 januari 2012 verzocht de advocaat de zaak na het verhoor naar de rol te verwijzen voor akte vermeerdering van eis. Hij zou zelf niet aanwezig zijn bij het verhoor. Op 16 januari 2012 ontving de rechtbank kort voor de zitting bericht dat mr. Moszkowicz, die als een van de getuigen zou worden gehoord, wegens ziekte niet in staat was de verschijnen. Na overleg met de advocaat van de tegenpartij is besloten de verhoren uit te stellen. Kennelijk kon de advocaat van de tegenpartij die boodschap niet meer op tijd doorgeven aan zijn cliënt die als getuige was opgeroepen. Deze was ondanks ziekte wel verschenen. De rechtbank heeft de advocaat van verzoekster bij brief van 19 januari 2012 laten weten dat van hem werd verwacht dat hij bij de voortzetting van het verhoor, dat inmiddels was bepaald op 12 april 2012, aanwezig zou zijn, zodat ook bij eventuele onverhoopte verhindering van mr. Moszkowicz het verhoor van de getuige aan de zijde van de tegenpartij doorgang kon vinden.
3.2
Met betrekking tot de gang van zaken op de zitting heeft de rechter aangevoerd dat zij voorafgaand aan de schorsing mr. Moszkowicz heeft gewezen op de lange duur van de procedure, het eerdere uitstel en de positie van de tegenpartij van verzoekster, die ter gelegenheid van het vorige verhoor ook al voor niets was verschenen. Ook heeft zij hem voorgehouden dat hij van plan was het vorige verhoor zonder advocaat te doen. De rechter heeft haar beslissing genomen na zorgvuldige afweging van de wederzijdse belangen van partijen. Het afwijzen van een verzoek tot aanhouding is een procedurele beslissing, waaruit op geen enkele wijze blijkt van vooringenomenheid of partijdigheid.

4.De beoordeling van het verzoek

4.1
Op grond van het bepaalde in artikel 36 Rv, dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2
Volgens vaste jurisprudentie is het instrument van wraking niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen te worden aangewend. Zodanige beslissingen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien zo onbegrijpelijk zijn dat daaruit een zwaarwegende aanwijzing moet worden afgeleid voor het oordeel dat sprake is van partijdigheid van de rechter die de betrokken beslissing(en) heeft genomen. Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd over de weigering om de enquête aan te houden is daartoe onvoldoende. Voor het oordeel dat de rechter bij de beoordeling van de vordering jegens verzoekster partijdig is, dan wel dat de vrees van verzoekster voor partijdigheid van die voorzieningenrechter objectief gerechtvaardigd is, bestaat geen grond.
4.3
De bijkomende grond, zo die al tot wraking zou kunnen leiden, heeft zich niet voorgedaan. De rechter is niet de rechter die in de andere in het wrakingsverzoek genoemde zaak een beslissing heeft genomen over het verzoek tot aanhouding. Dat mr. Moszkowicz daarmee bekend is blijkt uit het feit dat hij als gemachtigde in die andere zaak een wrakingsverzoek gericht tegen de andere rechter heeft ingediend.
4.4
Naar het oordeel van de rechtbank hebben verzoekster en haar gemachtigde geen enkel rechtens te respecteren belang gehad bij indiening van het onderhavige verzoek. Mede gelet op de voorgeschiedenis van de zaak als omschreven in de reactie van de rechter, welke als zodanig niet door verzoekster is betwist, was kennelijk het enige doel van het wrakingsverzoek de voortgang van de procedure te frustreren. De rechtbank is daarom van oordeel dat mr. Moszkowicz, handelend als gemachtigde van verzoekster, misbruik maakt van de bevoegdheid om een verzoek tot wraking te doen. De rechtbank zal daarom op de voet van artikel 39 lid 4 (Rv) bepalen dat een volgend wrakingsverzoek van verzoeker in de onderhavige zaak niet in behandeling wordt genomen.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
B E S L I S S I N G
De rechtbank:
  • wijst het verzoek tot wraking af;
  • bepaalt dat de procedure met zaaknummer HA ZA 10-1056 wordt voorgezet in de stand waarin deze zich bevond op het moment dat het wrakingsverzoek werd ingediend;
  • bepaalt dat een volgend verzoek ingediend door verzoekster en haar gemachtigde tot wraking van de rechter in deze zaak niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. C.L.J.M. de Waal, voorzitter, C. van Meyenfeldt en T.P.J. de Graaf, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juni 2012 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.