ECLI:NL:RBAMS:2012:8975

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
4 juli 2012
Publicatiedatum
15 juli 2013
Zaaknummer
13/520086-09
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Klaagschrift ex artikel 552a Sv inzake herhaalde inbeslagneming van goederen

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 4 juli 2012 uitspraak gedaan op een klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering, ingediend door klager, die verzocht om opheffing van de inbeslagneming van diverse goederen. De rechtbank oordeelde dat er geen nieuwe feiten of omstandigheden waren die een herhaalde inbeslagneming rechtvaardigden. De rechtbank overwoog dat een sterke waardedaling van een goed onder bepaalde omstandigheden een nieuw feit kan opleveren, maar dat in dit geval geen reële en aannemelijke waardedaling was aangetoond. De officier van justitie had eerder een taxatie van het pand van klager ingediend, waaruit een waarde van € 575.000,- bleek. De rechtbank concludeerde dat de nieuwe taxatie van € 390.000,- geen nieuw feit was, maar een herwaardering van eerder bekende feiten. De rechtbank verklaarde het klaagschrift gegrond en gelastte de teruggave van de in beslag genomen goederen aan klager, waaronder een geldbedrag van € 4.000,- en een tegoed van € 87.792,92 op een spaarrekening. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzitter en de rechters in aanwezigheid van de griffier. Klager heeft het recht om binnen veertien dagen beroep in cassatie in te stellen bij de Hoge Raad.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, TWAALFDE RAADKAMER
Parketnummer: 13/520086-09
RK: 12/3605
BESCHIKKING
op het klaagschrift ex artikel 552a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van:
[klager],
geboren te [geboorteplaats] op [geboortedag] 1966,
wonende op het adres [adres 1], [postcode] te [plaats],
voor deze aangelegenheid adres kiezende ten kantore van zijn raadsvrouw, mr. W.A. Monster, advocaat te Amsterdam, Jollemanhof 26, 1019 GW te Amsterdam,
verder te noemen klager.
Procesgang
Het klaagschrift is op 15 mei 2012 bij akte ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De rechtbank heeft op 20 juni 2012 klager, de raadslieden van klager, mr. W.A. Monster en T. Dieben, en de officier van justitie, mr. M.J. Dontje, in openbare raadkamer gehoord.
Inhoud klaagschrift
De rechtbank heeft acht geslagen op het klaagschrift, waarin door de raadslieden namens klager wordt verzocht de beslagen op te heffen en de teruggave te gelasten van de in beslag genomen voorwerpen, één en ander overeenkomstig de beschikking van deze Rechtbank van 26 oktober 2011, met nummer RK-11/1748.
Beoordeling
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
Op 26 oktober 2011 heeft deze rechtbank in de onderhavige zaak bij beschikking RK-11/1748 een eerder klaagschrift ex artikel 552a Sv gegrond verklaard en daarbij het conservatoir beslag op diverse goederen van klager opgeheven. Dit beslag rustte op de volgende goederen:
1) een geldbedrag van € 4.000,- in contanten;
2) een tegoed van € 87.792,92 op rekeningnummer [nummer 1], spaarrekening ten name van klager;
3) een horloge, merk Rolex, (een getaxeerde waarde van € 7.645,- en een veilingwaarde van € 2.250,-);
5) een tegoed van € 1.033,82 op rekeningnummer [nummer 2], rekening-courant ten name van klager.
Daartoe heeft de rechtbank overwogen:
dat het onder 4. (perceel [adres 1]) genoemde beslag afdoende zekerheid biedt ter bewaring van het recht op verhaal van een aan klager op te leggen ontnemingsmaatregel.
Onder deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat het beslag voor zover dat rust op de overige goederen disproportioneel is.
De rechtbank heeft daarbij als uitgangspunt genomen dat het pand een vrije verkoopwaarde heeft van € 595.000,- overeenkomstig de taxatie in het door de officier van justitie in die procedure ingebrachte rapport berekening wederrechtelijk verkregen voordeel d.d. 31 mei 2011.
De officier van justitie heeft tegen deze beschikking van de rechtbank beroep in cassatie ingesteld. Op 2 mei 2012 heeft in opdracht van de officier van justitie een geveltaxatie van het pand aan de [adres 1] te [plaats] plaatsgevonden, op grond waarvan de taxateur een vrije verkoopwaarde van € 390.000,- heeft vastgesteld. Op 3 mei 2012 heeft de officier van justitie het beroep in cassatie ingetrokken, waarna zij op 9 mei 2012 opnieuw conservatoir beslag heeft gelegd op voormelde goederen van klager.
Standpunten
Klager heeft primair aangevoerd dat het laatstgenoemde beslag op onrechtmatige wijze is gelegd nu dit is gelegd in strijd met de beginselen van een behoorlijke procesorde. De beslaglegging is in strijd met het beginsel van nemo debet bis vexari, met het stelsel van gesloten rechtsmiddelen en met het beginsel van zuiverheid van oogmerk. Subsidiair stelt klager dat het beslag op de goederen nog altijd disproportioneel is, nu de te verwachten overwaarde van het pand aan de [adres 1] (D) ook vandaag de dag nog afdoende zekerheid biedt voor een mogelijk op te leggen ontnemingsmaatregel.
De verdediging heeft het woord gevoerd overeenkomstig de pleitnotities welke als hier herhaald en ingevoegd dienen te worden beschouwd.
De officier van justitie heeft verklaard zich te verzetten tegen teruggave van de inbeslaggenomen goederen. Zij heeft aangevoerd dat zich nieuwe feiten en omstandigheden hebben voorgedaan die dit beslag rechtvaardigen. Immers, uit de nieuwe taxatiegegevens van 2 mei 2012 blijkt dat het beslag onvoldoende verhaal biedt voor de ontnemingsvordering en een mogelijk op te leggen geldboete. De officier van justitie heeft het woord gevoerd overeenkomstig de reactie op de conclusie van repliek, welke als hier herhaald en ingevoegd dient te worden beschouwd.
De rechtbank overweegt het volgende.
Anders dan de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat geen sprake is van nieuwe feiten en omstandigheden die een herhaalde inbeslagneming rechtvaardigen. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de officier van justitie zich ten tijde van de behandeling van het eerste klaagschrift in raadkamer van deze rechtbank op 12 oktober 2011 op het standpunt heeft gesteld dat het pand van klager diende te worden gewaardeerd conform de door haarzelf ingebrachte taxatie in het ontnemingsrapport van € 575.000,-, hetgeen vervolgens door de rechtbank tot uitgangspunt is genomen. Die beschikking van de rechtbank is onherroepelijk en de daarin vastgestelde feiten dienen ook in deze zaak als uitgangspunt te gelden.
De rechtbank overweegt dat niet is uitgesloten dat een sterke waardedaling van een goed onder omstandigheden een nieuw feit oplevert op grond waarvan een herhaald beslag gerechtvaardigd kan worden geacht. Het dient daarbij echter wel te gaan om een reëel te achten en daarmee aannemelijke waardedaling, en daarvan is naar het oordeel van de rechtbank in deze zaak geen sprake. Het standpunt van de officier komt er immers de facto op neer dat het pand in een periode van iets meer dan zes maanden in totaal een bedrag van
€ 205.000,- minder waard zou zijn geworden, terwijl van de zijde van de officier van justitie geen feiten of omstandigheden zijn aangevoerd die een dergelijke waardedaling kunnen verklaren. De door de officier van justitie gestelde waardedaling is dan ook niet aannemelijk geworden, zodat dit de herhaalde beslaglegging niet kan rechtvaardigen.
Voor zover de officier van justitie heeft beoogd te stellen dat de eerdere taxatie van het pand op een waarde van € 575.000,- onjuist was en dat dient te worden uitgegaan van de nieuwe, aanmerkelijk lagere waarde van € 390.000,-, geldt dat het hier geen nieuw feit betreft maar een nieuwe waardering van feiten die het openbaar ministerie reeds ten tijde van de behandeling van het eerdere klaagschrift bekend waren, dan wel hadden kunnen zijn. Een herhaald beslag kan niet worden benut om dergelijke misslagen te herstellen.
Er is naar het oordeel van de rechtbank in dit geval geen sprake van een nieuwe situatie.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Beslissing
De rechtbank verklaart het beklag GEGROND en gelast de teruggave aan klager van:
een geldbedrag van € 4.000,- in contanten;
een tegoed van € 87.792,92 op rekeningnummer [nummer 1], spaarrekening ten
name van klager;
3. een horloge, merk Rolex, (een getaxeerde waarde van € 7.645,- en een veilingwaarde
van € 2.250,-);
4. een tegoed van € 1.033,82 op rekeningnummer [nummer 2],rekening courant ten
name van klager.
Deze beslissing is op 4 juli 2012 gegeven en in het openbaar uitgesproken door
mr. A.J. Wesdorp, voorzitter,
mrs. V.V. Essenburg en V. Zuiderbaan, rechters,
in tegenwoordigheid van J.H. Zandbergen, griffier.
Tegen de beslissing van deze rechtbank staat voor klager beroep in cassatie bij de Hoge Raad open, in te stellen bij de griffie van deze rechtbank, binnen veertien (14) dagen na betekening van deze beschikking.