Uitspraak
RECHTBANK AMSTERDAM,
INTERNATIONALE RECHTSHULPKAMER
1.Procesgang
2.Identiteit van de opgeëiste persoon
3.Grondslag en inhoud van het EAB
arrest warrant issued on 10 May 2012 by the investigating judge.
4.De tussenbeslissing
5.Reactie van de uitvaardigende justitiële autoriteit
- de onderzoeksrechter geen verdere gegevens over de mogelijke betrokkenheid van de opgeëiste persoon heeft dan datgene dat al staat vermeld in de samenvatting van de feiten van het EAB.
- dat het de oorspronkelijke wens van de onderzoeksrechter was dat de opgeëiste persoon als verdachte in Nederland gehoord zou worden in het kader van een internationale rogatoire commissie en dat vervolgens, afhankelijk van de ingewonnen informatie gedurende het verhoor, mogelijk een EAB zou worden uitgevaardigd.
- dat op 13 september 2011 een coördinatiebijeenkomst heeft plaatsgevonden bij ‘Eurojust’ en dat tijdens die bijeenkomst is gebleken dat een EAB zou moeten worden uitgevaardigd nog voordat kon worden overgegaan tot een verhoor.
6.De vereisten van artikel 2, tweede lid onder e OLW
“involvement in the shipping of containers does not in itself seem to substantiate the intentional involvement in the carriage of the drugs in those containers.”
7. Toepasselijke wetsartikelen
8. Beslissing
[opgeëiste persoon]over te leveren aan het Tribunal de Grande Instance de Marseille, Frankrijk, ten behoeve van het in Frankrijk tegen hem gerichte strafrechtelijk onderzoek naar de feiten waarvoor zijn overlevering wordt verzocht.