vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Rolnummer: 1195853 CV EXPL 10-37112
Vonnis van: 20 juli 2011
F.no.: 713
Vonnis van de kantonrechter
[eiser sub 1]
en
[eiser sub 2]
wonende te [woonplaats]
eisers
nader samen ook [eiser] te noemen
verschenen bij [eiser sub 1]
DE GEMEENTE AMSTERDAM, STADSDEEL ZUID
gevestigd te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen het Stadsdeel
gemachtigde: mr M. van Muijen.
De volgende processtukken zijn ingediend:
- de dagvaarding van 11 oktober 2010 inhoudende de vordering van [eiser] met producties;
- de conclusie van antwoord van het Stadsdeel met producties.
Daarna is bij tussenvonnis van 17 februari 2011 een verschijning van partijen ter terechtzitting bevolen. Deze zitting heeft op 3 mei 2011 plaatsgevonden. Het Stadsdeel heeft ter voorbereiding op deze zitting nog vier producties aan de kantonrechter en aan [eiser] gezonden. [eiser] heeft bij brief van 5 april 2011 stukken toegezonden aan de kantonrechter. Eisers zijn in persoon op de zitting verschenen. Het Stadsdeel is verschenen bij de heren [persoon 1] en [persoon 2], bijgestaan door zijn gemachtigde. [eiser] heeft een schriftelijke toelichting op zijn standpunt overgelegd. De griffier heeft aantekeningen gemaakt van hetgeen ter zitting is besproken.
Daarna is vonnis bepaald.
GRONDEN VAN DE BESLISSING
1. Als gesteld en niet (voldoende) weersproken staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1. [eiser] bewoont sinds 2001 een woonboot die in de Amstel ligt aan de [adres].
1.2. Het Stadsdeel heeft omstreeks 2006 met de bewoners van de woonboten aan de Amsteldijk nrs [nrs] voor de duur van eén kalenderjaar zogenoemde “beheerovereenkomsten” gesloten, waarin het beheer van de oever van de Amstel over de gehele lengte van de onderscheiden woonboten werd geregeld. De overeenkomst kan met in achtneming van een opzegtermijn van 3 maanden tegen het einde van een kalenderjaar worden opgezegd. De beheerovereenkomst met [eiser] is op 1 januari 2007 ingegaan en jaarlijks stilzwijgend verlengd. Als Bijlage 1 is een situatietekening bij deze overeenkomst gevoegd, waarop met stippellijnen de objectgrenzen zijn aangegeven. [eiser] heeft de oever langs zijn woonboot ingericht als tuin.
1.3. Op 22 juni 2007 heeft overleg plaatsgevonden tussen [eiser] en de heren [persoon 3], [persoon 2] en [persoon 4] van het stadsdeel. De daarbij gemaakte afspraken zijn vastgelegd in een document dat als “tuincontract’ wordt aangeduid en van de zijde van het stadsdeel op 27 september 2007 is ondertekend door [persoon 3] als Hoofd Groenbeheer.
1.4. Het Stadsdeel schrijft op 23 maart 2010 voor zover hier van belang aan [eiser]:
(…) Bijlage 1 (bij de beheerovereenkomst) bevat een tekening die globaal aangeeft tot waar het beheer zich uitstrekt. Vastgesteld kan worden dat de tekeningen een ruimer beheergebied aangeven dan ‘het deel van de oever over de gehele lengte van de woonboot’ zoals het in artikel 1 wordt omschreven. Als uitgangspunt bij de afbakening tussen twee beheer gebiedjes is gekozen voor een denkbeeldige lijn in het midden van de tussenruimte tussen twee woonboten. Bewust is niet overgegaan tot afgrenzing op kadastraal niveau vanwege het karakter van de oever en in principe is het stadsdeel ook niet voor fysieke afbakening.(…)
De gebiedsafspraken laten qua gebiedsafbakening door hun bewuste globaliteit mogelijk interpretatieverschillen toe. (…) Het stadsdeel wil op het vlak van de begrenzing van de beheersgebieden een finale poging doen deze ondubbelzinnig te definiëren. Het voorstel is om op dinsdag 30 maart 2010 om 10.30 in aanwezigheid van de direct betrokkenen en een aantal ambtenaren van het stadsdeel de grenzen van het te beheren terrein opnieuw vast te stellen en vervolgens ondubbelzinnig vast te leggen. (…)
1.5. Naar aanleiding van geschillen die zijn ontstaan tussen [eiser] enerzijds en de bewoners van de woonboten op [nrs] anderzijds over de afgrenzing van het bij elke woonboot behorende deel van de Amsteloever, heeft het Stadsdeel bij brief van 25 augustus 2010 aan [eiser] laten weten dat de beheerovereenkomsten met hem en de beide buren per 1 januari 2011 werden opgezegd. De reden voor deze beslissing is volgens het Stadsdeel gelegen in de zeer slechte onderlinge verhouding tussen [eiser] en zijn buren, die tot een reeks van incidenten hebben geleid. De portefeuillehouder overweegt in september 2010 een nieuw voorstel voor een beheerovereenkomst te doen waarbij de grenzen van het telkens aan de bewoners in beheer te geven gebied eenzijdig door het Stadsdeel zullen worden vastgesteld en niet voor nader overleg vatbaar zullen zijn.
1.6. Bij e-mail van 25 maart 2011 bericht [eiser] aan de gemachtigde van het Stadsdeel voor zover hier van belang:
(…) Wat we ook over en weer van elkaar begrepen mogen hebben, we hangen ons niet op aan een door het Stadsdeel bepaalde nieuwe grens. Uitgangspunt blijft de grens van de oevertekening, met het water hebben we niets te maken. (…)
2. [eiser] vordert dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de opzegging althans ontbinding van de beheerovereenkomst en het tuincontract ongeldig zal verklaren met veroordeling van het Stadsdeel in de kosten van het geding.
2.1 Daartoe stelt [eiser] dat het Stadsdeel geen behoorlijke reden geeft voor de opzegging van de overeenkomsten. Hij betwist dat hem wanprestatie bij de nakoming van de overeenkomsten kan worden verweten en stelt dat de situatie met de buren niet aan hem is te wijten. Volgens [eiser] is zijn siertuin op de openbare oever van de Amstel het Stadsdeel een doorn in het oog en grijpt het Stadsdeel thans een gefingeerde reden aan om de beheerovereenkomst en het tuincontract op te zeggen. Er is geen probleem met de buren op nr [nr]. De onmin met de buren op nr. [nr] is ontstaan door een geschil omtrent het afmeren van motorbootjes. Pas later zijn de buren op nr. [nr] aanspraak gaan maken op een deel van de tuin van [eiser], niet om daar zelf gebruik van te gaan maken, maar om [eiser] het tuinieren op dat deel van de oever onmogelijk te maken. Het Stadsdeel heeft twee handhavingverzoeken die deze buren in 2009 tegen [eiser] hadden ingediend, afgewezen. De politierechter heeft [eiser] in 2009 vrijgesproken van de valse beschuldiging van mishandeling van de buurvrouw. Daarna hebben zich in 2009 geen incidenten met buren meer voorgedaan, aldus [eiser].
2.2 [eiser] voert aan dat de vijandigheden in april 2010 weer zijn opgelaaid naar aanleiding van de hiervoor onder 1.4 bedoelde metingen door het Stadsdeel. Hij heeft tweemaal de politie gebeld omdat de agressie van de buren op nr. [nr] zich richtte tegen zijn tuinhek en zijn beplanting en stelt nu dat het Stadsdeel deze gebeurtenissen misbruikt om de grenzen van de tuinen te herzien.
2.3 In de visie van [eiser] is er geen aanleiding om deze grenzen te wijzigen, aangezien het Stadsdeel deze duidelijk met stippellijnen heeft aangegeven op de hiervoor onder 1.2 bedoelde bijlage 1. Aan deze grenzen zegt [eiser] zich te houden, hij stelt dat het Stadsdeel hem niet heeft aangesproken op overschrijding daarvan. [eiser] brengt naar voren dat de hiervoor onder 1.4 bedoelde meting wel heeft plaatsgevonden maar niet heeft geleid tot opnieuw vastgestelde grenzen. Zelf is hij bereid een ‘bufferzone’ van 1 meter in acht te nemen aan zijn kant van de vast te stellen grens, ten einde verdere problemen met buren te voorkomen.
2.4 Ten slotte voert [eiser] aan dat afwijzing van zijn onderhavige vordering door zijn buren zal worden opgevat als een overwinning en hij vreest dat dit tot tegen hem gerichte onaangename activiteiten van de zijde van de buren zal leiden.
3. Het Stadsdeel voert verweer tegen de vordering en stelt dat zij de beheerovereenkomst op goede gronden heeft opgezegd. Het wijst er op dat de overeenkomst voor de duur van 1 jaar is aangegaan en stelt dat [eiser] er niet van mocht uitgaan dat de beheerovereenkomst tot in lengte van jaren ongewijzigd zou blijven voortbestaan.
3.1 Het Stadsdeel meent alles te hebben gedaan dat van hem kon worden verwacht om de geschillen tussen [eiser] en zijn buren, waar het Stadsdeel ongewild telkens in werd betrokken, te beslechten. Het Stadsdeel verwijt [eiser] een oplossing in der minne in de weg te staan, door vast te houden aan de meergenoemde stippellijn als objectgrens, terwijl de beide buren zich er bij hebben neergelegd dat het Stadsdeel de objectgrenzen thans eenzijdig wenst vast te leggen. Uiteindelijk is het Stadsdeel overgegaan tot opzegging van de beheerovereenkomsten met inachtneming van de opzegtermijn, in de overtuiging dat de huidige situatie onhoudbaar is en dient te worden beëindigd.
3.2 Ten aanzien van de grenzen van de in beheer gegeven delen van de Amsteloever erkent het Stadsdeel dat er een discrepantie is tussen de in de tekst van de overeenkomst (zie 1.2) genoemde lengte van de woonboot en de in de bijlage gemarkeerde –ruimere- objectgrens. De stippellijnen dienden met name om duidelijk te maken welke bewoner voor het onderhoud van de op de tekening weergegeven bomen aangesproken kon worden, aldus het Stadsdeel. Het merkt nog op dat de stippellijn moet worden gezien als een schematische weergave van de objectgrens en dat deze weergave bij geen van de andere oeverbeheerders tot problemen heeft geleid.
3.3 Daarnaast merkt het Stadsdeel op dat het niet zijn bedoeling is geweest dat de openbare oever zou worden ingericht als privétuin, aangezien deze inrichting strijdt met het openbare karakter van de rivieroever. In de visie van het Stadsdeel strekten de beheerovereenkomsten ertoe dat de bewoners de aanwezige bomen en struiken konden beheren, waarbij een aantal bomen, struiken en planten gedurende de bewoning van de woonboten door de huidige bewoners werd gedoogd.
4. Wat er ook zij van hetgeen partijen naar voren hebben gebracht over hun verschil van mening over de grens van de in het kader van de beheersovereenkomst bij [eiser]s woonboot behorende rivieroever, voorop gesteld dient te worden dat het Stadsdeel onder de beheerovereenkomst het recht heeft deze, met inachtneming van de overeengekomen opzegtermijn, op te zeggen. Gesteld noch gebleken is dat [eiser] mocht menen dat hier sprake is van een overeenkomst die niet eenzijdig kan worden beëindigd. Immers, ook duurovereenkomsten kunnen in beginsel worden opgezegd. Wanprestatie van [eiser] is daarvoor geen vereiste. De reden die het Stadsdeel voor de opzegging geeft, te weten het beëindigen van een reeks incidenten tussen buren waarbij het Stadsdeel bovendien steeds wordt betrokken, is zonder meer billijk, te meer daar de opzegging niet slechts de beheerovereenkomst van [eiser] betreft, maar ook die van zijn buren.
5. Dit geldt te meer nu het Stadsdeel in de opzeggingsbrief te kennen heeft gegeven dat [eiser] een nieuwe beheerovereenkomst tegemoet kon zien. Ook als die nieuwe overeenkomst betrekking zou hebben op een kleiner of anders gelegen stuk van de Amsteloever, wordt aldus op voldoende wijze rekening gehouden met de belangen van [eiser]. Het hiervoor onder 2.4 weergeven argument van [eiser] kan niet tot een ander oordeel leiden, nog daargelaten dat [eiser] de bedoelde situatie zelf heeft gecreëerd door het in deze zaak te laten aankomen op een vonnis en niet in te gaan op de door het Stadsdeel aangeboden schikking.
6. Ten slotte verdient opmerking dat aan [eiser] geen absoluut recht toekomt om de openbare Amsteloever ter hoogte van zijn woonboot naar eigen inzicht als privétuin in te richten, hoe graag hij dat ook wil. Hij is nu eenmaal geen eigenaar van die oever en dient zich te schikken naar wat het Stadsdeel -wat het gebruik van de oever betreft- aan de woonbootbewoners wil geven. [eiser] kan er slechts aanspraak op maken dat het Stadsdeel hem in deze net zo behandelt als zijn buren. Van ongelijkheid in de behandeling door het Stadsdeel is niet gebleken.
7. De vordering zal derhalve worden afgewezen. Als in het ongelijk gestelde partij zal [eiser] worden veroordeeld in de kosten van de procedure.
I. wijst de vordering af;
II. veroordeelt [eiser] in de proceskosten die aan de zijde van de Gemeente Amsterdam, Stadsdeel Zuid tot op heden begroot worden op € 400,- , inclusief eventueel verschuldigde btw;
III. verklaart de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mr E.D. Bonga-Sigmond, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 20 juli 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.