ECLI:NL:RBAMS:2011:BW5339

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
RK: 10/5821; 10/5822
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Raadkamer
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzoeken om schadevergoeding ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 februari 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door verzoeker, die op 10 juni 2010 door de rechtbank vrijgesproken was van de hem ten laste gelegde feiten. Het verzoekschrift is op 23 september 2010 ter griffie ingekomen, maar verzoeker is niet verschenen tijdens de behandeling in raadkamer op 6 januari 2011. Na een aanvulling op het verzoek op 12 januari 2011, waarin verzoeker een verhoging van de schadevergoeding vroeg wegens gederfde inkomsten, heeft de rechtbank de zaak beoordeeld.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoeker op 25 juni 2010 onherroepelijk is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft de verzoeken om schadevergoeding beoordeeld en kwam tot de conclusie dat verzoeker recht had op een standaardvergoeding voor de materiële en immateriële schade als gevolg van zijn detentie. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 11.365,00 voor de ten onrechte ondergane hechtenis, € 5.000,00 voor gederfde inkomsten, en € 939,29 voor reiskosten die zijn gemaakt voor bezoeken aan verzoeker tijdens zijn detentie.

De rechtbank overwoog dat de gederfde inkomsten en gemaakte reiskosten voldoende onderbouwd waren en dat er een causaal verband bestond tussen de detentie van verzoeker en het daaropvolgende faillissement van zijn onderneming. De rechtbank wees echter het verzoek om een hogere schadevergoeding van € 5.222,49 af, omdat dit verzoek te laat was ingediend. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen, waarbij een totaalbedrag van € 17.965,75 aan schadevergoeding is vastgesteld.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM, TWAALFDE ENKELVOUDIGE KAMER
Parketnummer: 13/528170-07
RK: 10/5821; 10/5822
BESCHIKKING
Op de verzoeken ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering (Sv) van
[verzoeker],
geboren te [geboorteplaats] op [1977],
wonende te [woonplaats],
voor dit verzoek woonplaats kiezende op het kantooradres van zijn raadsvrouw,
mr. G.A. Jansen, Jollemanhof 26, 1019 GW Amsterdam,
verder te noemen verzoeker.
Procesgang.
Het verzoek is op 23 september 2010 ter griffie van deze rechtbank ingekomen.
De rechtbank heeft op 6 januari 2011 de raadsvrouw van verzoeker en de officier van justitie in openbare raadkamer gehoord.
Verzoeker is, hoewel daartoe rechtsgeldig opgeroepen, niet in raadkamer verschenen.
Op 12 januari 2011 is het verzoek nogmaals ter griffie ingekomen, ditmaal voorzien van de originele handtekening van verzoeker en een aanvulling op het oorspronkelijke verzoekschrift.
Inhoud van het verzoekschrift.
De rechtbank heeft acht geslagen op de inhoud van het verzoekschrift, strekkende tot het toekennen van een vergoeding voor de schade die verzoeker tengevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis stelt te hebben geleden tot een bedrag van
€ 17.304,29, te weten:
- € 11.365,00 wegens ten onrechte ondergane hechtenis,
- € 5.000,00 wegens gederfde inkomsten,
- € 939,29 voor reiskosten om verzoeker in detentie te kunnen bezoeken.
Daarnaast strekt het verzoek tot het toekennen van een vergoe¬ding ten bedrage van
€ 121,46 voor gemaakte reiskosten voor het vervoer naar de zitting en € 540,00 voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
In de op 12 januari 2011 ontvangen aanvulling op het verzoek is tevens verzocht het verzoek met € 5.222,49 te verhogen wegens gederfde inkomsten.
Beoordeling.
Uit de stukken en het verhandelde in raadkamer is het volgende gebleken.
feiten
Verzoeker is op 10 juni 2010 door de meervoudige kamer van deze rechtbank vrijgesproken van het hem telastegelegde.
standpunten
De officier stelt zich primair op het standpunt dat verzoeker niet-ontvankelijk verklaard moet worden in het verzoek omdat het verzoek niet is voorzien van zijn originele handtekening. De officier van justitie heeft hierbij aangevoerd dit punt te passeren indien verzoeker binnen een week na behandeling in raadkamer het verzoekschrift heeft voorzien van zijn originele handtekening.
Subsidiair heeft de officier van justitie verklaard zich niet te ver¬zetten tegen het toekennen van de standaard schadevergoeding en een vergoe¬ding voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoek.
De officier van justitie zich tegen wel toekenning van de gederfde inkomsten omdat – primair - geen sprake is van een oorzakelijk verband tussen de gestelde geleden schade en de detentie. Subsidiair verzet zij zich tegen toekenning hiervan omdat de gestelde schade onvoldoende is onderbouwd.
Weliswaar is gesteld dat verzoeker € 5.000,00 heeft betaald voor de aankoop van de onderneming, maar niet blijkt wanneer dat is betaald, of het faillissement daadwerkelijk de neerslag was van de opbrengsten minus de kosten en of er überhaupt inkomsten uit de BV zijn geweest.
Daarnaast had verzoeker, als hij in detentie niet in staat was om zaken te regelen, een zaakwaarnemer kunnen aanstellen.
De officier van justitie verzet zich voorts tegen toekenning van de verzochte reiskosten voor de in detentie ontvangen bezoeken van verzoekers echtgenote. Verzoeker had overplaatsing kunnen aanvragen naar een Penitentiaire Inrichting in [plaats], op steenworp afstand van zijn huis, waardoor geen reiskosten gemaakt zouden hoeven worden. Nu dat niet is gedaan, is het openbaar ministerie niet gehouden de gemaakte kosten te vergoeden.
In raadkamer heeft de raadsman ter aanvulling op het verzoekschrift aangevoerd – kort samengevat – dat verzoeker het bedrijf heeft aangekocht met als bedoeling een goed lopende onderneming te gaan voeren in keramiekwerk. Hij had al diverse fonteinen aangekocht en deze waren opgeslagen in een loods. Net toen verzoeker de eerste goederen wilde verkopen is hij gearresteerd. Na zijn detentie bleek dat het geen zin meer had om het bedrijf voort te zetten en is het failliet verklaard.
De goederen welke zich in de loods bevonden, waren op 2 mei 2007 geleverd. Volgens de faillissementsaangifte zou verzoeker zijn werk op 11 mei 2007 hebben gestaakt, maar dat zou 2008 moeten zijn.
Verzoeker had een lege BV overgenomen. Deze overname bestond enkel uit een overname van aandelen. Klager heeft daarop een loods gehuurd, waar hij de fonteinen heeft opgeslagen. Hij diende direct de lasten voor sociale voorzieningen, inkoop van goederen en de huur van de loods te voldoen. Door deze vaste lasten is het mis gegaan, hetgeen begrijpelijk is als je op 2 mei 2007 je eerste goederen geleverd krijgt en op 11 juni 2007 wordt gearresteerd en vervolgens 157 dagen vast zit. Dat is dodelijk voor een bedrijf als je net gestart bent.
Verzoeker was directeur-grootaandeelhouder en had geen personeel in dienst. Hij kon dus ook geen werkzaamheden over laten nemen.
Verzoeker heeft er voor gekozen om in de onderhavige procedure alleen de investering in de BV, de overname van de aandelen, als schadepost op te voeren.
Ten aanzien van de reiskosten is opgemerkt dat het algemeen bekend is dat het in voorarrest volstrekt kansloos is om overplaatsing aan te vragen. Het kan verzoeker dan ook niet worden tegengeworpen dat hij zo’n verzoek niet heeft gedaan.
De raadsman heeft ten aanzien van de ontvankelijkheid van het verzoek meegedeeld dat verzoeker binnen een week na behandeling van het verzoek in raadkamer het verzoek voorzien van originele handtekening zal voorzien om een niet-ontvankelijkheid te voorkomen.
De rechtbank overweegt als volgt.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 89 Sv
Ingevolge artikel 89 Sv kan de rechter op verzoek van de gewezen verdachte, indien de zaak eindigt zonder oplegging van straf of maatregel, of met zodanige oplegging, doch op grond van een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten, hem een vergoeding ten laste van de Staat toekennen voor de schade welke hij tengevolge van ondergane verzekering, klinische observatie of voorlopige hechtenis heeft geleden. Het verzoek dient te zijn ingediend binnen drie maanden na beëindiging van de zaak.
De strafzaak tegen verzoeker is op 25 juni 2010 onherroepelijk geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel.
Het verzoekschrift is tijdig ingediend.
De rechtbank acht, gelet op artikel 90, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering, alle omstandigheden in aanmerking genomen, waaronder de levensomstandigheden van verzoekster, gronden van billijkheid aanwezig een schadevergoeding toe te kennen tot een bedrag van na te noemen hoogte.
Bij het bepalen van het aantal dagen dat verzoekster gedurende haar voorarrest in een politiecel of huis van bewaring heeft doorgebracht, dient aansluiting te worden gezocht bij artikel 136 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering. Onder één dag wordt verstaan een tijd van vierentwintig uren. Dit brengt mee dat de dag van de invrijheidstelling niet voor vergoeding in aanmerking komt. De eerste dag van de inverzekeringstelling wordt echter altijd naar de maatstaf van een volledige dag vergoed.
Verzoeker heeft in totaal 1 dag op een politiebureau en 156 dagen in een huis van bewaring doorgebracht. De rechtbank kent een vergoeding toe van € 95,- per dag op het politiebureau en € 70,00 per dag in een huis van bewaring. Daarnaast heeft verzoeker 5 dagen in uitleveringsdetentie doorgebracht, waarvoor de rechtbank eveneens een vergoeding van
€ 70,00 per dag toekent.
Ten aanzien van de gevraagde hogere vergoeding overweegt de rechtbank dat het standaardbedrag dat in het kader van een verzoek ex artikel 89 Sv wordt toegekend, feitelijk een vergoeding is voor de materiële en immateriële schade tengevolge van detentie. Daarnaast kan ingevolge artikel 89 Sv een vergoeding worden toegekend voor inkomstenderving en andere extra-immateriële schade, mits deze een rechtstreeks gevolg zijn van de detentie.
In het onderhavige geval ziet de rechtbank aanleiding om het verzoek om toekenning van een vergoeding wegens gederfde inkomsten en gemaakte reiskosten te vergoeden.
De rechtbank is van oordeel dat aannemelijk is geworden dat er voldoende verband bestaat tussen de detentie van verzoeker en het daaropvolgende faillissement van de BV. De de kosten van de aankoop van de BV kunnen als schade die rechtstreeks voortvloeit uit de voorlopige hechtenis voor vergoeding in aanmerking komen. Verzoeker had de lege BV namelijk kort voor diens detentie gekocht, en heeft vervolgens 157 dagen gedetineerd gezeten, terwijl de eerste maanden voor een nieuw bedrijf van cruciaal belang kunnen zijn voor het daadwerkelijk op kunnen bouwen en voortbestaan van het bedrijf.
De rechtbank acht het voorts redelijk dat de reiskosten voor vergoeding in aanmerking komen. De reiskosten die verzoeker heeft gemaakt voor de behandeling van zijn zaak ter zitting komen blijkens artikel 591a Sv voor vergoeding in aanmerking.
De verzochte vergoeding voor de reiskosten die zijn gemaakt om verzoeker in detentie te kunnen bezoeken, komen eveneens voor vergoeding in aanmerking. Het kan verzoeker niet worden verweten dat hij niet om overplaatsing heeft verzocht omdat dergelijke verzoeken in voorlopige hechtenis-situaties niet makkelijk worden gehonoreerd. De rechtbank acht voorts voldoende aannemelijk dat deze kosten ten laste van verzoeker zijn gekomen.
Ten aanzien van het na de behandeling in raadkamer ingekomen verzoek om toekenning van een vergoeding ad € 5.222,49 wegens gederfde inkomsten overweegt de rechtbank als volgt.
De rechtbank zal dit verzoek om toekenning van een vergoeding wegens gederfde inkomsten afwijzen, nu dat verzoek is ingekomen nadat de behandeling in raadkamer is gesloten, waarbij bovendien expliciet is meegedeeld dat er voor was gekozen om aan gederfde inkomsten
€ 5.000,00 als schadevergoeding te verzoeken.
De rechtbank zal voor het opmaken, indienen en behandelen van het verzoekschrift de standaardvergoeding toekennen.
De rechtbank komt tot de volgende beslissing.
Beslissing:
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 89 Sv:
De rechtbank kent aan verzoekster ten laste van de Staat een vergoeding TOE voor de schade, die verzoekster ten gevolge van ondergane verzekering en voorlopige hechtenis heeft geleden tot een bedrag van € 11.365,00 (zegge: elfduizenddriehonderdvijfenzestig euro).
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding TOE ten bedrage van
€ 939,29 (zegge: negenhonderdnegenendertig euro en negenentwintig eurocent) wegens gemaakte reiskosten voor bezoek van de echtgenote aan verzoeker gedurende diens detentie.
De rechtbank kent aan verzoekster uit ’s Rijks kas een vergoeding TOE ten bedrage van
€ 5.000,00 (zegge: vijfduizend) wegens gederfde inkomsten.
Ten aanzien van het verzoek ex artikel 591a Sv:
De rechtbank kent aan verzoekster uit 's Rijks kas een vergoe¬ding TOE ten bedrage van
€ 121,46 (zegge: honderdeenentwintig euro en zesenveertig eurocent) voor de ten behoeve van het onderzoek gemaakte reiskosten.
De rechtbank kent aan verzoekster uit 's Rijks kas een vergoe¬ding TOE ten bedrage van
€ 540,00 (zegge: vijfhonderdveertig euro) voor de kosten van het opstellen, indienen en behandelen van het verzoekschrift.
Wijst het meer of anders verzochte AF.
Deze beslissing is gegeven op 17 februari 2011 en in het openbaar uitgesproken door
mr. I.M. Bilderbeek, voorzitter,
mrs. M. van Mourik en F.P. Geelhoed rechters,
in tegenwoordigheid van mr. M.H. Ettema, griffier.
De oudste rechter is buiten staat
deze beschikking te ondertekenen.
Tegen deze beslissing staat voor verzoekster hoger beroep open, in te stellen ter griffie van deze rechtbank, binnen een maand na betekening van deze beschikking.
De rechtbank te Amsterdam, TWAALFDE enkelvoudige kamer, be¬veelt de tenuitvoerlegging van deze beschikking door overmaking van € 17.965,75 (zegge: zeventienduizendnegen-honderdvijfenzestig euro en vijfenzeventig eurocent) op rekeningnummer 57.48.60.630 ten name van Stichting Beheer Derdengelden Jahae Advocaten te Amsterdam o.v.v. dossiernummer 10-121 ([verzoeker] / vergoeding art. 89, 591a Sv).
Aldus gedaan op 17 februari 2011
door mr. I.M. Bilderbeek, voorzitter.