ECLI:NL:RBAMS:2011:BW5339
Rechtbank Amsterdam
- Raadkamer
- Rechtspraak.nl
Verzoeken om schadevergoeding ex artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 februari 2011 uitspraak gedaan in een verzoek om schadevergoeding op basis van artikel 89 en 591a van het Wetboek van Strafvordering. Het verzoek is ingediend door verzoeker, die op 10 juni 2010 door de rechtbank vrijgesproken was van de hem ten laste gelegde feiten. Het verzoekschrift is op 23 september 2010 ter griffie ingekomen, maar verzoeker is niet verschenen tijdens de behandeling in raadkamer op 6 januari 2011. Na een aanvulling op het verzoek op 12 januari 2011, waarin verzoeker een verhoging van de schadevergoeding vroeg wegens gederfde inkomsten, heeft de rechtbank de zaak beoordeeld.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de strafzaak tegen verzoeker op 25 juni 2010 onherroepelijk is geëindigd zonder oplegging van straf of maatregel. De rechtbank heeft de verzoeken om schadevergoeding beoordeeld en kwam tot de conclusie dat verzoeker recht had op een standaardvergoeding voor de materiële en immateriële schade als gevolg van zijn detentie. De rechtbank kende een schadevergoeding toe van € 11.365,00 voor de ten onrechte ondergane hechtenis, € 5.000,00 voor gederfde inkomsten, en € 939,29 voor reiskosten die zijn gemaakt voor bezoeken aan verzoeker tijdens zijn detentie.
De rechtbank overwoog dat de gederfde inkomsten en gemaakte reiskosten voldoende onderbouwd waren en dat er een causaal verband bestond tussen de detentie van verzoeker en het daaropvolgende faillissement van zijn onderneming. De rechtbank wees echter het verzoek om een hogere schadevergoeding van € 5.222,49 af, omdat dit verzoek te laat was ingediend. De rechtbank heeft de beslissing openbaar uitgesproken en de tenuitvoerlegging van de beschikking bevolen, waarbij een totaalbedrag van € 17.965,75 aan schadevergoeding is vastgesteld.