ECLI:NL:RBAMS:2011:BW4308

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
2 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13-670770-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak wegens verdovende middelen zonder bewijs van kennis of beschikkingsmacht

In de strafzaak tegen de verdachte, die op 2 december 2011 voor de rechtbank Amsterdam verscheen, werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank stelde vast dat de verdachte was aangetroffen in een woning waar later hoeveelheden cocaïne en heroïne zijn aangetroffen, evenals stoffen die als versnijdingsmiddelen konden worden gebruikt. Echter, het dossier bevatte geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze stoffen in de woning. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen bewijs was voor de beschikkingsmacht van de verdachte over de aangetroffen goederen.

De officier van justitie had betoogd dat de verdachte samen met anderen verdovende middelen voorhanden had gehad, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze stelling te onderbouwen. De verdediging stelde dat de verdachte niet wist van de drugs en dat er geen bewijs was dat hij de beschikkingsmacht over deze middelen had. De rechtbank volgde dit standpunt en oordeelde dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden.

Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de tenlastelegging niet bewezen en sprak de verdachte vrij. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij de rechters de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging in overweging namen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
VONNIS
Parketnummer: 13/670770-11 (Promis)
Datum uitspraak: 2 december 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Nigeria) op [1964],
ingeschreven in de gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens op het adres
[adres] te [woonplaats],
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Demersluis” te Amsterdam.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 2 december 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. S.A. van de Vliet en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. W.A. Monster, naar voren hebben gebracht.
2. Tenlastelegging
Aan verdachte is – na wijziging ter terechtzitting van 2 december 2011 – ten laste gelegd dat
1.
hij op of omstreeks 21 augustus 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk
aanwezig heeft gehad (ongeveer)
- (itemnummer 4122452 A) 1,51 gram cocaine en/of
- (itemnummer 4122452 C) 0,07 gram heroine en/of
- (itemnummer 4122452 E) 0,30 gram heroine en/of
- (itemnummer 4122457) 143 gram cocaine en/of
- (itemnummer 4122522 A) 1,30 gram cocaine, in elk geval (een)
hoeveelhe(i)d(en) van een materiaal bevattende cocaine en/of heroine, in elk geval (telkens) (een) middel(en) vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I;
Artikel 2C Opiumwet
2.
hij op of omstreeks 21 augustus 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, om een feit, bedoeld in het vierde of vijfde lid van artikel 10 van de Opiumwet, te weten het opzettelijk telen, bereiden, bewerken, verwerken, verkopen, afleveren, verstrekken, vervoeren, vervaardigen en/of binnen of buiten het grondgebied van Nederland brengen van cocaine en/of heroine, in elk geval een
hoeveelheid van een materiaal bevattende cocaine en/of heroine, in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst I voor te bereiden en/of te bevorderen
- (itemnummer 4122452 B) 22,9 gram lactose en/of
- (itemnummer 4122452 F) 0,99 gram alprazolam en/of
- (itemnummer 4122455) 621 gram fenacetine en/of
- (itemnummer 4122486 A en B) 2,82 gram en 1,68 gram (14 slikkersbollen) coffeine en/of
- (itemnummer 4122494) 149 gram coffeine en/of
- (itemnummer 4122495) 52,2 gram fenacetine en/of
- (itemnummer 4122499) 392 gram lidocaine en/of
- (itemnummer 4122517) 1,83 gram lactose en/of
- (itemnummer 4122518) 126 gram coffeine) en/of
- (itemnummer 4122533) 0,62 gram lidocaine,
voorhanden heeft gehad, waarvan verdachte en/of verdachtes mededader(s) wist(en) of ernstige redenen had(den) te vermoeden, dat dat/die bestemd was/waren tot het plegen van dat/die feit(en).
Artikel 10A Opiumwet
3. Voorvragen
De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Vrijspraak
4.1. Het standpunt van het openbaar ministerie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat bewezen kan worden dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen verdovende middelen voorhanden heeft gehad. Hij acht echter geen bewijs aanwezig dat verdachte tezamen en in vereniging met anderen de 12 verspreid over het trapportaal van het flatgebouw aangetroffen slikkersbollen bevattende cocaïne voorhanden heeft gehad. De officier van justitie merkt op dat de in de woning aangetroffen verdovende middelen zich in de machtssfeer van verdachte bevonden. Verdachte heeft zich opgesteld als de heer des huizes, wat onder meer blijkt uit het feit dat verdachte een sleutel van de woning had, en dat hij [naam] in de woning heeft laten slapen. De officier van justitie acht het niet geloofwaardig dat verdachte in de tijd dat hij in deze woning verbleef in het geheel geen gebruik zou hebben gemaakt van de keukenkastjes en/of lades. Verdachte moet iets van de aanwezigheid van de verdovende middelen hebben geweten, aldus de officier van justitie. Ook het tweede feit acht de officier van justitie om diezelfde redenen, begaan tezamen en in vereniging met anderen, wettig en overtuigend bewezen.
4.2. Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte van beide feiten vrijgesproken dient te worden nu daarvoor onvoldoende bewijs is. Verdachte heeft verklaard niet te hebben geweten dat er drugs en versnijdingsmiddelen in de woning lagen en dit wordt niet door de bewijsmiddelen weerlegd, aldus de raadsvrouw. De drugs en versnijdingsmiddelen lagen– voorzover van die stoffen is gerelateerd waar exact zij zijn aangetroffen – niet op zichtbare plaatsen in de woning en uit niets blijkt dat verdachte in de keukenkastjes en lades heeft gekeken of anderszins moet hebben geweten wat daarin zat. Reeds om deze reden dient integrale vrijspraak te volgen.
Voorts merkt de raadsvrouw op dat, zelfs indien wel zou worden aangenomen dat verdachte van de drugs en de versnijdingsmiddelen moet hebben geweten, dit op zichzelf ook onvoldoende is voor een veroordeling. Er moet dan namelijk ook nog worden vastgesteld dat verdachte op de een of andere manier de beschikkingsmacht over de drugs en de versnijdingsmiddelen heeft gehad. Daarvoor ontbreekt eveneens ieder bewijs.
4.3. Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank stelt vast dat verdachte is aangetroffen in een woning waarin later hoeveelheden cocaïne en heroïne zijn aangetroffen, alsmede stoffen waarvan het openbaar ministerie heeft betoogd dat deze als versnijdingsmiddelen kunnen worden gebruikt. Het dossier bevat evenwel geen bewijs dat verdachte wist van de aanwezigheid van deze stoffen in de woning. Dit brengt met zich dat de rechtbank niet toekomt aan de vraag of verdachte beschikkingsmacht had over de aangetroffen goederen.
De rechtbank acht beide ten laste gelegde feiten niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
5. Beslissing
Verklaart het onder 1 en 2 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Heft op het bevel tot voorlopige hechtenis.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van der Nat, voorzitter,
mrs. M.E.B. Nyman en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van mr. J. Gardenier, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 2 december 2011.