ECLI:NL:RBAMS:2011:BW4308
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- M.M. van der Nat
- M.E.B. Nyman
- K.M. van Hassel
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens verdovende middelen zonder bewijs van kennis of beschikkingsmacht
In de strafzaak tegen de verdachte, die op 2 december 2011 voor de rechtbank Amsterdam verscheen, werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastegelegde feiten. De rechtbank stelde vast dat de verdachte was aangetroffen in een woning waar later hoeveelheden cocaïne en heroïne zijn aangetroffen, evenals stoffen die als versnijdingsmiddelen konden worden gebruikt. Echter, het dossier bevatte geen bewijs dat de verdachte op de hoogte was van de aanwezigheid van deze stoffen in de woning. Dit leidde de rechtbank tot de conclusie dat er geen bewijs was voor de beschikkingsmacht van de verdachte over de aangetroffen goederen.
De officier van justitie had betoogd dat de verdachte samen met anderen verdovende middelen voorhanden had gehad, maar de rechtbank oordeelde dat er onvoldoende bewijs was om deze stelling te onderbouwen. De verdediging stelde dat de verdachte niet wist van de drugs en dat er geen bewijs was dat hij de beschikkingsmacht over deze middelen had. De rechtbank volgde dit standpunt en oordeelde dat de tenlastelegging niet bewezen kon worden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank de tenlastelegging niet bewezen en sprak de verdachte vrij. Tevens werd het bevel tot voorlopige hechtenis opgeheven. De uitspraak werd gedaan door een meervoudige kamer van de rechtbank Amsterdam, waarbij de rechters de argumenten van zowel de officier van justitie als de verdediging in overweging namen.