vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 482149 / HA ZA 11-379
Vonnis van 24 augustus 2011
[A],
wonende te -,
eiser,
advocaat mr. H.K. Jap A Joe te Utrecht,
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TAXICENTRALE AMSTERDAM B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. L.F. Jagtenberg te Hoofddorp,
Partijen zullen hierna [A] en TCA worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 28 januari 2011 met producties,
- de conclusie van antwoord van 20 april 2011 met producties,
- het tussenvonnis van 4 mei 2011, waarbij een comparitie van partijen is gelast,
- het proces-verbaal van comparitie van 13 juli 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] is taxichauffeur van beroep, TCA drijft een taxicentrale. Partijen hebben op 31 maart 2009 een samenwerkingsovereenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. De artikelen 2 en 11 van deze overeenkomst, waarin met “certificaathouder” wordt gedoeld op de taxichauffeur die de overeenkomst aangaat, luiden, voor zover hier van belang, als volgt:
“Artikel 2. Ingangsdatum, duur en einde
1. De overeenkomst gaat in op datum van ondertekening en wordt aangegaan voor onbepaalde tijd.
2. Beide partijen kunnen deze overeenkomst, met inachtneming van een opzegtermijn van drie maanden, opzeggen tegen het einde van de kalendermaand. In bijzondere gevallen, de certificaathouder in persoon betreffende, kan deze termijn worden verkort.
(…)
5. TCA kan de overeenkomst met onmiddellijke ingang beëindigen indien de certificaathouder:
(…)
e. zich schuldig heeft gemaakt aan zodanig wangedrag en/of zodanige overtreding van de voor hem geldende regels dat van TCA in redelijkheid niet kan worden verlangd de samenwerkingsovereenkomst te continueren.
Artikel 11. Nadere voorschriften
1. Aan een door TCA op grond van het bepaalde bij of krachtens de samenwerkingsovereenkomst kunnen voorschriften worden verbonden.
2. Handelen in strijd met deze voorschriften en reglementen staat gelijk aan het handelen in strijd met de samenwerkingsovereenkomst.
3. Het TCA chauffeursreglement is de certificaathouder ter hand gesteld en maakt onlosmakelijk deel uit van deze samenwerkingsovereenkomst.
(…)”
2.2. Artikel 6 sub b van het TCA chauffeursreglement (hierna: het reglement) luidt:
“de TCA chauffeur is verplicht zich steeds correct te gedragen tegenover passagiers, het publiek en medewerkers van TCA.”
2.3. Op 16 juli 2010 tussen 18.15 uur en 18.30 uur heeft op de taxistandplaats bij de Westergasfabriek in Amsterdam een vechtpartij plaatsgevonden tussen [A] en [B], tevens taxichauffeur bij TCA. Bij deze vechtpartij is over en weer geslagen. [B] heeft tijdens het gevecht een pink gebroken. TCA heeft in het handelen van [A] aanleiding gezien de overeenkomst op 26 juli 2010 met onmiddellijke ingang te beëindigen wegens schending van artikel 6 sub b van het reglement.
3. Het geschil
3.1. [A] vordert, na vermindering van eis, dat TCA wordt veroordeeld tot nakoming van de overeenkomst, in die zin dat de overeenkomst dient te worden voortgezet. De vordering tot vergoeding van geleden schade heeft [A] ter zitting van 13 juli 2011 ingetrokken.
3.2. [A] legt aan zijn vordering ten grondslag dat TCA ten onrechte heeft aangenomen dat hij de aanstichter van de vechtpartij is geweest. Volgens de door [A] tegenover TCA en ter zitting afgelegde verklaring is het als volgt gegaan. Hij stond in een rij van drie taxi’s te wachten, [B] stond voor hem en daarvoor stond een derde taxi. [A] kreeg een rit aangeboden via de centrale en wilde de rij verlaten. Dat kon niet omdat [B] voor hem stond. [A] heeft een aantal maal getoeterd, maar daarop reageerde [B] niet, ook niet nadat de voorste taxi de rij had verlaten. [A] is toen uit zijn auto gestapt en naar de taxi van [B] gelopen. Hij heeft zijn hoofd door het geopende zijraam gestoken en aan [B] gevraagd waarom hij niet optrok en of hij doof was. [B] antwoordde daarop: “Heb je geen achteruit, ga een uitkering aanvragen” dan wel “Heb je geen achteruit, geitenneuker?” en trok aan de stropdas van [A], die daardoor zijn hoofd stootte aan de dakrand van de auto. Toen heeft [A] [B] een klap op zijn kin gegeven om los te komen. [B] stapte uit en er ontstond een vechtpartij op de taxistandplaats.
3.3. TCA voert verweer. TCA voert aan dat uit de verklaringen van [A] en [B] blijkt dat [A] is begonnen met slaan. Dit is voor TCA voldoende om de overeenkomst wegens wangedrag van [A] te beëindigen. TCA verwijst naar de verklaringen die [B] tegenover TCA en bij de politie heeft afgelegd. Volgens deze verklaringen stond [A] achter hem in de rij wachtende taxi’s toen [A] ongeveer vier keer op zijn claxon drukte. Dit deed [B] vermoeden dat [A] uit de rij wilde omdat hij een klant had. [B] kon echter niet naar voren omdat daar een andere taxi stond. Nadat deze taxi de rij had verlaten reed [B] naar voren, waarop [A] de rij verliet. Toen [A] [B] voorbij reed riep [B] naar hem: “Zit er geen achteruit op je auto?”, als dolletje omdat [B] meende dat [A] ook door achteruit te rijden de rij had kunnen verlaten. [A] stapte uit zijn taxi en liep op [B] af. [B] herhaalde zijn opmerking. Plotseling voelde [B] dat [A] hem twee keer met zijn vuist op de linkerkant van zijn gezicht sloeg. [B] heeft [A] aan zijn stropdas getrokken. [B] wilde de taxi verlaten maar dat ging niet omdat [A] tegen het portier aan stond. [A] heeft [B] nog circa tien keer geprobeerd te slaan, maar die klappen kon [B] ontwijken. Op een gegeven moment kon [B] uitstappen en heeft de vechtpartij zich voortgezet.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. De verklaringen van [A] en [B] stemmen in zoverre overeen dat [A] degene is geweest die uit zijn taxi is gestapt en op de taxi van [B] is afgestapt, zodat dit als vaststaand kan worden aangenomen. Uit de verklaringen van [A] zelf blijkt verder dat hij zijn hoofd door het linker voorraam van de taxi van [B] heeft gestoken, terwijl deze aan het bellen was, en heeft gevraagd of hij doof was en waarom hij niet optrok. Uit de verklaring van [A] volgt ook dat [B] hem bij zijn stropdas heeft gepakt en dat hij zijn hoofd terugtrok en zich stootte aan de dakrand van de auto van [B]. Nu TCA deze onderdelen van de verklaringen van [A] niet heeft betwist, neemt de rechtbank ook deze als vaststaand aan. [A] heeft verder niet betwist dat hij de standplaats ook kon verlaten door eerst een stuk achteruit te rijden. Het ligt ook voor de hand dat dit mogelijk was, omdat er geen taxi achter hem stond. [A] en [B] hebben tot slot beiden verklaard dat [A] de eerste klap heeft uitgedeeld.
4.2. De rechtbank is van oordeel dat TCA zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat het handelen van [A] is aan te merken als wangedrag in de zin van artikel 2 lid 5 onder e van de overeenkomst. [A] heeft zich op verschillende momenten in de aanloop naar de vechtpartij als agressor gedragen. Hij is begonnen met toeteren, terwijl hij ook door een stukje achteruit te rijden de rij had kunnen verlaten, is als eerste uit zijn auto gestapt en naar [B] toegelopen en heeft – en dat weegt het zwaarst – de eerste klap uitgedeeld: een vuistslag op het gezicht van [B]. Indien ervan wordt uitgegaan dat [B] als eerste de stropdas van [A] heeft vastgepakt, dan was dit in enige mate te billijken als reactie op het gedrag van [A], vooral dat hij zijn hoofd door het raam van de auto van [B] stak om verhaal te halen. Dat [A] zich heeft gestoten aan de dakrand van de auto van [B] is kennelijk veroorzaakt door een terugtrekkende beweging die [A] in een reflex op het vastpakken van zijn das maakte. Anders dan [A] heeft aangevoerd, kan dit niet worden gelijkgesteld met het uitdelen van een vuistslag.
4.3. TCA heeft terecht in het nadeel van [A] laten meewegen dat de vechtpartij plaatsvond op de taxistandplaats van de Westergasfabriek waar op dat moment een evenement, de Amsterdam International Fashion Week, plaatsvond. TCA heeft – naar zij onweersproken heeft gesteld – een groot commercieel belang bij het krijgen van de exclusieve opdracht voor dergelijke evenementen in de stad. Daar komt bij dat TCA zich tot doel heeft gesteld om het negatieve imago dat zij in de loop der jaren bij het publiek heeft opgebouwd om te buigen. Voor beide doelstellingen is het gedrag van [A], dat heeft geleid tot een vechtpartij tussen twee TCA-chauffeurs op een openbaar en druk bezocht evenemententerrein, zonder meer schadelijk.
4.4. [A] heeft nog naar voren gebracht dat hij zo heftig heeft gereageerd op het vastpakken van zijn stropdas vanwege een overval op hem in het verleden. Sindsdien wordt hij woest als iemand hem bij zijn keel pakt of aan zijn stropdas trekt. Met TCA is de rechtbank van oordeel dat deze omstandigheid het gedrag van [A] niet rechtvaardigt noch afdoet aan de ernst daarvan. Uit de vastgestelde gang van zaken blijkt dat [A] zich al agressief gedroeg voordat [B] zijn das pakte. Het is aan [A] om zich, wetende dat hij explosief kan reageren in bepaalde situaties, niet in dergelijke situaties te begeven, laat staan die zelf te creëren. Dat hij in dit geval over de schreef is gegaan, valt hem dus volledig toe te rekenen. Dit geldt onverminderd indien ervan wordt uitgegaan dat [B] hem verbaal heeft geprovoceerd.
4.5. De rechtbank verwerpt tot slot het betoog van [A] dat TCA niet de juiste procedure heeft gevolgd. TCA heeft daartegen ingebracht dat zowel [A] als [B] zijn gehoord over het voorval en dat op grond van die gesprekken een beslissing is genomen. Het valt niet in te zien dat TCA [A] heeft benadeeld door [B] en [A] niet in een gezamenlijk gesprek te horen. [A] heeft zijn stelling dat hij daardoor is benadeeld ook niet nader toegelicht.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat TCA zich terecht op het standpunt heeft gesteld dat sprake is van wangedrag van [A] in de zin van artikel 2 lid 5 onder e van de overeenkomst. Beëindiging van de overeenkomst met onmiddellijke ingang was dan ook gerechtvaardigd. De slotsom luidt dat de vordering dient te worden afgewezen.
4.7. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van TCA worden begroot op:
- griffierecht 568,00
- salaris advocaat 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 384,00)
Totaal EUR 1.472,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [A] in de proceskosten, aan de zijde van TCA tot op heden begroot op EUR 1.472,00,
5.3. verklaart de proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Fehmers en in het openbaar uitgesproken op 24 augustus 2011.?