RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/4013 WOB
uitspraak van de meervoudige kamer in de zaak tussen:
de stichting Nederlandse Omroep Stichting,
statutair gevestigd te Hilversum,
eiseres,
gemachtigde: mr. S.H. van den Ende,
de minister van Infrastructuur en Milieu,
verweerder,
gemachtigde: mr. J.P.J. Geurts.
Bij besluit van 9 mei 2011 (het primaire besluit) heeft verweerder een verzoek van eiseres om openbaarmaking van documenten op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) afgewezen.
Bij besluit van 14 juli 2011 (het bestreden besluit) heeft verweerder het bezwaar van eiseres tegen het primaire besluit ongegrond verklaard.
Eiseres heeft tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 23 november 2011. Eiseres is ter zitting vertegenwoordigd door haar gemachtigde, de heer [persoon 1], Hoofd Juridische Zaken bij de Nederlandse Omroep Stichting (NOS) en de heer [persoon 2], journalist/redacteur bij NOS-nieuws. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde en mr. J.P. Jansen.
1. Feiten en omstandigheden
1.1. Op 28 maart 2011 heeft eiseres met een beroep op de Wet openbaarheid bestuur (Wob) verweerder verzocht om de stukken met betrekking tot de quickscan naar de mate waarin het veiligheidsbeheersysteem (VBS) van bedrijven die onder de werking van het Besluit Risico’s Zware Ongevallen 1999 (Brzo) vallen, functioneert (het verzoek).
1.2. Bij het primaire besluit, dat bij het bestreden besluit is gehandhaafd, is het verzoek van eiseres afgewezen. Verweerder heeft met een beroep op artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob de openbaarmaking van de gevraagde documenten geheel geweigerd. Wel heeft verweerder het verzoek van eiseres om openbaarmaking van de lijst met geverifieerde bedrijven ingewilligd.
1.3. Ter zitting heeft de gemachtigde van eiseres aangevoerd dat het beroep van eiseres zich uitsluitend richt tegen de weigering de volgende documenten openbaar te maken:
- de lijst met namen van 25 bedrijven die op twee of meer elementen niet goed scoorden;
- de lijst met namen van 71 bedrijven die op één element niet goed scoorden.
2.1. Op grond van artikel 1, aanhef en onder g, van de Wob wordt in deze wet en de daarop berustende bepalingen onder milieu-informatie verstaan wat daaronder wordt verstaan in artikel 19.1a van de Wet milieubeheer (Wm).
2.2. Op grond van artikel 3, eerste lid, van de Wob kan een ieder een verzoek om informatie neergelegd in documenten over een bestuurlijke aangelegenheid richten tot een bestuursorgaan of een onder verantwoordelijkheid van een bestuursorgaan werkzame instelling, dienst of bedrijf.
Op grond van het vijfde lid wordt een verzoek om informatie ingewilligd met inachtneming van het bepaalde in de artikelen 10 en 11.
2.3. Op grond van artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob blijft het verstrekken van informatie op grond van deze wet eveneens achterwege voor zover het belang daarvan niet opweegt tegen het belang van het voorkomen van onevenredige bevoordeling of benadeling van bij de aangelegenheid betrokken natuurlijke personen of rechtspersonen dan wel van derden.
Op grond van het zesde lid is het tweede lid, aanhef en onder g, niet van toepassing op het verstrekken van milieu-informatie.
2.4. Op grond van artikel 19.1a, eerste lid, van de Wm, voor zover thans van belang, wordt in hoofdstuk 19 van deze wet en de daarop berustende bepalingen onder milieu-informatie verstaan alle informatie, neergelegd in documenten, over:
a. de toestand van elementen van het milieu, zoals lucht en atmosfeer, water, bodem, land, landschap en natuurgebieden met inbegrip van vochtige biotopen, kust- en zeegebieden, biologische diversiteit en haar componenten, met inbegrip van genetisch gemodificeerde organismen, en de interactie tussen deze elementen;
b. factoren, zoals stoffen, energie, geluid, straling of afval, met inbegrip van radioactief afval, emissies, lozingen en ander vrijkomen van stoffen in het milieu die de onder a bedoelde elementen van het milieu aantasten of waarschijnlijk aantasten;
c. maatregelen, met inbegrip van bestuurlijke maatregelen, zoals beleidsmaatregelen, wetgeving, plannen, programma's, milieuakkoorden en activiteiten die op de onder a en b bedoelde elementen en factoren van het milieu een uitwerking hebben of kunnen hebben, alsmede maatregelen of activiteiten ter bescherming van die elementen;
d. (..);
e. (..);
f. de toestand van de gezondheid en veiligheid van de mens, met inbegrip van de verontreiniging van de voedselketen, indien van toepassing, de levensomstandigheden van de mens, waardevolle cultuurgebieden en bouwwerken, voor zover zij worden of kunnen worden aangetast door de onder a bedoelde toestand van elementen van het milieu of, via deze elementen, door de onder b en c bedoelde factoren, maatregelen of activiteiten.
3. Beoordeling van het geschil
3.1. Eiseres stelt in beroep dat de namen van de bedrijven onlosmakelijk zijn verbonden met maatregelen en activiteiten ter bescherming van elementen van het milieu. De lijsten zijn dan ook van belang voor het toezicht op de naleving van wetgeving en milieubescherming, waaronder begrepen de veiligheid en gezondheid van de mens. Eiseres is van mening dat de lijsten als milieu-informatie moeten worden aangemerkt. Artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob is op de lijsten dan ook niet van toepassing, aldus eiseres.
3.2. Verweerder heeft de openbaarmaking van de lijsten geweigerd onder verwijzing naar artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob. Verweerder heeft gesteld dat hij alleen de beschikking heeft over lijsten met namen van bedrijven, niet over inhoudelijke informatie over het toezicht en de handhaving met betrekking tot de bedrijven. Om de lijsten met namen van de bedrijven samen te stellen heeft verweerder gebruik gemaakt van een database die niet zijn eigendom is. Verweerder is van mening dat de lijsten met namen geen milieu-informatie bevatten, zodat het bepaalde in artikel 10, zesde lid, van de Wob niet van toepassing is. De bedrijven die op de lijsten staan vermeld zullen onevenredig worden benadeeld bij openbaarmaking van hun naam.
3.3. De rechtbank heeft met toepassing van artikel 8:29, vijfde lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kennis genomen van de niet openbaar gemaakte delen van de documenten waarvan openbaarmaking is verzocht.
3.4. De rechtbank is van oordeel dat de gevraagde documenten milieu-informatie bevatten als bedoeld in artikel 19.1a, eerste lid, van de Wm. Het gaat hier om documenten die zijn opgesteld op verzoek van de Tweede Kamer nadat het ongeval bij Chemie Pack had plaatsgevonden. De quickscan, waar de lijsten met namen toe behoren, is opgesteld in het kader van het houden van toezicht op de veiligheid van Brzo-bedrijven, derhalve bedrijven waar de veiligheidsrisico’s het grootst zijn. Het doel van de Brzo is de bescherming van het milieu, aangezien er bij schending van de veiligheidseisen door dergelijke bedrijven onmiddellijke schade dreigt voor lucht en atmosfeer, water en bodem, mitsdien elementen van het milieu. Verweerder heeft weliswaar terecht naar voren gebracht dat de namen op zichzelf geen factoren zijn die tot aantasting van het milieu kunnen leiden, maar de namen van de bedrijven zijn wel onlosmakelijk verbonden met maatregelen en activiteiten ter bescherming van elementen van het milieu. Zij zijn immers van belang voor het toezicht op de naleving of aan de in of krachtens het Brzo gestelde veiligheidseisen. Dit betekent dat ook de lijsten met namen van bedrijven als milieu-informatie moeten worden aangemerkt. De rechtbank verwijst naar de uitspraak van de Afdeling van 10 maart 2010, LJN BL7035, waarin de namen en adressen van de kennisgevers van afvalstoffen ook werden aangemerkt als milieu-informatie.
3.5. Nu de gevraagde documenten milieu-informatie bevatten, was verweerder gelet op het bepaalde in artikel 10, zesde lid, van de Wob niet bevoegd openbaarmaking van deze documenten te weigeren op grond van het bepaalde in artikel 10, tweede lid, aanhef en onder g, van de Wob, nu deze weigeringsgrond op grond van niet van toepassing is op het verstrekken van milieu-informatie. Het bestreden besluit is mitsdien niet deugdelijk gemotiveerd, hetgeen in strijd is met het bepaalde in artikel 7.12, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht. Het beroep van eiseres zal gegrond worden verklaard en het bestreden besluit zal worden vernietigd.
3.6. Zoals de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in de uitspraak van
10 december 2008, LJN BG6401, heeft overwogen, dient de rechtbank, ingeval een besluit wordt vernietigd, de mogelijkheden van finale beslechting van het geschil te onderzoeken.
3.7. De rechtbank ziet geen mogelijkheid om het geschil finaal te beslechten nu verweerder ter zitting niet eenduidig heeft kunnen aangegeven wat zijn standpunt bij een eventuele vernietiging inhoudt. De rechtbank zal verweerder daarom opdragen om met inachtneming van hetgeen in deze uitspraak is overwogen binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuwe beslissing op het bezwaar te nemen.
3.8. De rechtbank zal verweerder veroordelen in de proceskosten van eiseres. De kosten van eiseres worden met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht forfaitair begroot op een bedrag van € 874 (1 punt voor het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting x wegenginsfactor 1 x € 437). Tevens dient verweerder het door eiseres betaalde griffierecht van € 302 te vergoeden.
- verklaart het beroep van eiseres tegen het bestreden besluit gegrond;
- vernietigt het bestreden besluiten;
- draagt verweerder op met inachtneming van deze uitspraak binnen zes weken na verzending van deze uitspraak een nieuw besluit op het bezwaar van eiseres te nemen;
- veroordeelt verweerder in de proceskosten van het geding tot een bedrag van
€ 874, te betalen aan eiseres;
- bepaalt dat verweerder aan eiseres het door haar betaalde griffierecht van
€ 302 vergoedt.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.J. Bongers-Scheijde, voorzitter, mrs. J.A.A.G. de Vries en P.H.A. Knol, leden, in aanwezigheid van J.J.M. Tol, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 23 december 2011.
De griffier, De voorzitter,
Tegen deze uitspraak kunnen een belanghebbende en het bestuursorgaan gedurende zes weken na toezending van deze uitspraak hoger beroep instellen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State te ‘s-Gravenhage.
Afschrift verzonden op:
DOC: B
SB