ECLI:NL:RBAMS:2011:BV7038

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
11/971
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring van beroep inzake griffierecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 22 december 2011 uitspraak gedaan in het verzet van [naam] tegen een eerdere uitspraak van 15 juli 2011, waarin zijn beroep niet-ontvankelijk werd verklaard wegens het niet tijdig betalen van het griffierecht. De rechtbank heeft vastgesteld dat [naam] op 9 februari 2011 onder bewind was gesteld en dat hij afhankelijk was van zijn bewindvoerder voor de betaling van rekeningen. Ondanks herhaalde verzoeken aan de bewindvoerder om het griffierecht te betalen, was dit niet tijdig gebeurd. Tijdens de zitting op 11 november 2011 heeft [naam] verklaard dat hij voldoende middelen had om het griffierecht te betalen en dat hij ervan uitging dat dit was geregeld door zijn bewindvoerder. De rechtbank heeft de verklaringen van [naam] als consistent en geloofwaardig beoordeeld en heeft besloten dat het niet tijdig betalen van het griffierecht hem niet kan worden aangerekend. Hierdoor werd het verzet gegrond verklaard en werd de eerdere uitspraak van 15 juli 2011 vernietigd. De rechtbank heeft bepaald dat het onderzoek in de oorspronkelijke zaak wordt voortgezet en dat [naam] opnieuw een griffierechtnota zal ontvangen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummer: AWB 11/971
uitspraak van 22 december 2011 van de meervoudige kamer op het verzet tegen een uitspraak van deze rechtbank van 15 juli 2011 in de zaak van:
[naam], te [plaatsnaam], (hierna te noemen: [naam])
(gemachtigde: M. van de Velde),
Procesverloop
Bij brief van 4 april 2011 heeft [naam] beroep ingesteld tegen het besluit van 1 maart 2011 van de Raad van Bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen.
Bij uitspraak van 15 juli 2011 heeft de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk verklaard omdat [naam] het griffierecht niet tijdig heeft betaald.
Tegen deze uitspraak heeft [naam] verzet gedaan bij brief van 25 juli 2011.
Het verzet is behandeld ter zitting van 11 november 2011, waar [naam] is verschenen, bijgestaan door zijn gemachtigde.
Overwegingen
1. In dit geding dient te worden beoordeeld of de rechtbank in haar uitspraak van 15 juli 2011 het beroep van [naam] terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard.
2. De uitspraak van de 15 juli 2011 berust op de overwegingen dat het verschuldigde griffierecht niet binnen de bij brief van 16 mei 2011 – nader – gestelde termijn van 28 dagen is voldaan en dat niet is gebleken dat [naam] hiervoor een goede verontschuldiging heeft.
3. In verzet stelt [naam] dat hij een bewindvoerder heeft en dat hij van deze afhankelijk is wanneer het gaat om de betaling van rekeningen. [naam] stelt dat hij zijn bewindvoerder verschillende malen heeft verzocht het verschuldigde griffierecht over te maken maar dat deze het griffierecht niet (tijdig) heeft overgemaakt.
4. Uit de stukken en het verhandelde ter zitting blijkt dat [naam] op 9 februari 2011 onder bewind is gesteld. Verder blijkt dat [naam] inmiddels niet meer onder bewind staat.
5. Ter zitting geeft [naam] aan dat hij met de bewindvoerder heeft afgesproken om alle financiële post door te sturen naar de bewindvoerder zodat deze de rekeningen betaalbaar kon stellen. [naam] stelt verder dat hij de griffierechtnota en de aanmaning naar zijn bewindvoerder heeft gestuurd ten einde te worden betaald. Voorts stelt hij dat hij gedurende het bewind voldoende geld op zijn rekening had staan om de nota te betalen en dat hij een terugmelding van de bewindvoerder heeft gehad dat het griffierecht betaalbaar zou worden gesteld. [naam] geeft aan dat hij er daarom van uit is gegaan dat het griffierecht was betaald.
6. De rechtbank acht de verklaringen van [naam] consistent en geloofwaardig. De rechtbank ziet hierin aanleiding om [naam] het voordeel van de twijfel te gunnen. Het feit dat het griffierecht niet (tijdig) is betaald wordt [naam] in dit geval niet aangerekend.
7. Uit het vorenstaande volgt dat het door [naam] gedane verzet gegrond dient te worden verklaard. Gelet hierop heeft de rechtbank in de uitspraak van 15 juli 2011 ten onrechte geoordeeld dat het beroep niet-ontvankelijk moet worden verklaard.
8. Als gevolg van deze uitspraak is de uitspraak, waartegen het verzet is gericht, vervallen en wordt het onderzoek voortgezet in de stand waarin het zich bevond. Aan [naam] zal opnieuw een griffierechtnota worden gestuurd.
Beslissing
De rechtbank verklaart het verzet gegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. M. Kraefft, voorzitter, mr. drs. J.H.A.C. Everaerts en
mr. W.A. Swildens, leden, in aanwezigheid van mr. S.C. Jacobs, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 22 december 2011.
griffier voorzitter
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.