ECLI:NL:RBAMS:2011:BV6764

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
22 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
1239348 CV EXPL 11-11299
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Inbreuk op auteursrecht en persoonlijkheidsrecht door publicatie van foto op website

In deze zaak vordert eiser, een professioneel fotograaf, schadevergoeding van gedaagde, een evenementenorganisatie, wegens inbreuk op zijn auteursrecht en persoonlijkheidsrecht. Eiser stelt dat gedaagde zonder toestemming een foto van hem op haar website heeft geplaatst, wat een schending van zijn rechten inhoudt. Eiser heeft gedaagde per brief op de hoogte gesteld van de inbreuk en gesommeerd de foto te verwijderen. Gedaagde heeft de foto verwijderd, maar heeft het schikkingsvoorstel van eiser niet geaccepteerd. Eiser vordert een schadevergoeding van € 765,-, bestaande uit een licentievergoeding en schadevergoeding voor de inbreuk op zijn rechten.

Gedaagde betwist de hoogte van de schadevergoeding en stelt dat zij niet op de hoogte was van het auteursrecht. Zij voert aan dat de foto slechts ter opsiering van de website is gebruikt en dat zij niet kon achterhalen wie de maker van de foto was. Gedaagde heeft excuses aangeboden en de foto verwijderd zodra zij op de hoogte was van de inbreuk. De kantonrechter oordeelt dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van eiser door de foto openbaar te maken zonder toestemming. De kantonrechter wijst de vordering van eiser toe en oordeelt dat de schadevergoeding van € 765,- redelijk is, gebaseerd op de gebruikelijke licentievergoeding en de algemene voorwaarden van de FotografenFederatie.

De kantonrechter overweegt dat, hoewel er geen contractuele relatie bestaat tussen partijen, de algemene voorwaarden van de FotografenFederatie naar analogie kunnen worden toegepast. De proceskosten worden toegewezen, maar niet volledig, gezien de omstandigheden van de zaak. De kantonrechter verklaart voor recht dat gedaagde inbreuk heeft gemaakt op de auteursrechten van eiser en veroordeelt gedaagde tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector Kanton
Locatie Amsterdam
Rolnummer: 1239348 CV EXPL 11-11299
Vonnis van: 22 juli 2011
F.no.: 639
Vonnis van de kantonrechter
I[eiser]
[eiser]
wonende te Amsterdam
eiser
nader te noemen [eiser]
gemachtigde: mr. K.M. van Boven
t egen
[gedaagde]
wonende te Amsterdam
gedaagde
nader te noemen [gedaagde]
procederend in persoon
VERDER VERLOOP VAN DE PROCEDURE
Op 29 april 2011 is een tussenvonnis gewezen. Ter uitvoering van dat tussenvonnis zijn ingediend:
- de conclusie van repliek van [eiser], met producties;
- de conclusie van dupliek van [gedaagde].
De zaak staat thans weer voor vonnis.
1. GRONDEN VAN DE BESLISSING
Als gesteld en niet (voldoende) weersproken, staan de volgende feiten en omstandigheden vast:
1.1. [eiser] is professioneel fotograaf.
1.2. De onderneming van [gedaagde] is een evenementenorganisatie die in het verleden de website [website naam] heeft geëxploiteerd.
1.3. Eén van de activiteiten van [gedaagde] is een rondleiding in de Rosse Buurt. Ter illustratie van deze activiteit heeft [gedaagde] via Google een foto gevonden van “3 prostituees achter het raam” (hierna: de foto) en deze op haar website geplaatst.
1.4. Bij brief van 12 november 2010 heeft [eiser] [gedaagde] kort gezegd medegedeeld dat hij de maker en auteursrechthebbende van de foto is, en dat [gedaagde], nu hij haar geen toestemming heeft gegeven voor openbaarmaking en verveelvoudiging van de foto, inbreuk maakt op zijn auteursrecht. Tevens meldt [eiser] in deze brief dat [gedaagde] inbreuk maakt op zijn persoonlijkheidsrecht nu bij de foto zijn naam als maker niet is vermeld. [eiser] heeft [gedaagde] gesommeerd de foto te verwijderen en haar aansprakelijk gesteld voor de door hem geleden schade.
1.5. Per e-mail van 16 november 2010 heeft [gedaagde] [eiser] medegedeeld de foto te hebben verwijderd.
1.6. Per e-mail van 17 november 2010 heeft [eiser] [gedaagde] een schikkingsvoorstel gedaan teneinde de schade te vergoeden. [gedaagde] heeft dit voorstel niet geaccepteerd.
1.7. Per e-mail van 19 november 2010 heeft [eiser] de door hem gevorderde schadevergoeding nader onderbouwd.
Vordering en verweer
2. [eiser] vordert een verklaring voor recht dat [gedaagde] door de publicatie inbreuk heeft gemaakt op zijn auteursrecht en persoonlijkheidsrecht. [eiser] vordert in dit kader dat [gedaagde] veroordeeld zal worden tot betaling van een schadevergoeding van € 765,-
(€ 255,- aan licentievergoeding en € 510.- wegens inbreuk op de auteurs- en persoonlijkheidsrecht), althans een bedrag dat de kantonrechter redelijk voorkomt.
Ten slotte vordert [eiser] veroordeling van [gedaagde] in de volledige proceskosten ex artikel 1019h Rv, althans de proceskosten waaronder het salaris van de gemachtigde van [eiser].
3. [eiser] stelt hiertoe dat de foto van rechtswege auteursrechtelijk is beschermd, nu deze het resultaat is van de eigen, oorspronkelijke en creatieve keuzes van hem als maker. Volgens [eiser] heeft [gedaagde] inbreuk gemaakt op zijn auteursrecht en persoonlijkheidsrecht. [eiser] stelt dat [gedaagde] had moeten nagaan of de foto auteursrechtelijk is beschermd en wie de maker daarvan is. Bij Google Afbeeldingen staat volgens [eiser] bovendien vermeld: “Deze afbeelding kan auteursrechtelijk zijn beschermd”. [eiser] betwist dat [gedaagde] niet bekend zou zijn met het auteursrecht, aangezien in de algemene voorwaarden van [gedaagde] is bepaald dat de auteursrechten op de website de exclusieve eigendom van [gedaagde] zijn.
[gedaagde] heeft de foto gebruikt voor een commercieel doel.
[eiser] betoogt dat het aantal bezoekers van een website geen invloed heeft op de hoogte van de licentievergoeding. [eiser] stelt naamsvermelding in beginsel als voorwaarde voor het verlenen van toestemming, en betoogt dat het niet aan hem is toe rekenen dat derden niet aan deze voorwaarde hebben voldaan.
[eiser] betwist dat het verboden is om op de Wallen te fotograferen en stelt dat geportretteerden zich alleen kunnen verzetten tegen publicatie indien zij daartoe een redelijk belang hebben, welk belang in dit geval niet aan de orde is. Dit redelijk belang geldt volgens [eiser] bovendien niet ten opzichte van de maker maar tegenover degene die de foto publiceert.
[eiser] stelt dat de door hem geleden schade bestaat uit de gebruikelijke licentievergoeding van € 255,-, die in overeenstemming met de richtprijzen fotografie 2010 is. Daarnaast vordert [eiser] vergoeding van (immateriële) schade als gevolg van het niet kunnen stellen van voorwaarden aan het gebruik voor commerciële doeleinden, de duur van het gebruik en het niet vermelden van zijn naam als maker.
[eiser] stelt zich op het standpunt dat de algemene voorwaarden van de FotografenFederatie, hoewel hier geen sprake is van een overeenkomst, naar analogie kunnen worden toegepast voor het begroten van de schade. Dit betekent volgens [eiser] dat de totale schade wordt begroot op 4 maal de licentievergoeding. Bij deze begroting houdt [eiser] rekening met de reële inkomsten die hij is misgelopen en met de vergrote kans dat er door deze inbreuk meerdere inbreuken worden gepleegd.
[eiser] vordert volledige proceskostenvergoeding nu het gaat om de handhaving van zijn intellectuele eigendomsrechten.
4. [gedaagde] voert verweer tegen de vordering. Zij betwist de hoogte van de schadevergoeding, nu zij meent dat sprake is van een boete in plaats van een vergoeding voor het gebruik van de foto. De foto had volgens haar de grootte van een postzegel en is gebruikt ter opsiering van de site en niet om de verkoop te versnellen. Zij heeft niest te maken met de FotografenFederatie, aangezien zij daarmee geen contract heeft gesloten, aldus [gedaagde]. [gedaagde] betoogt dat het niet mogelijk was om [eiser] toestemming te vragen, nu zij niet kon achterhalen van wie de foto was. Zij wist niet dat zij geen foto’s van Google mocht halen. Toen zij hiervan op de hoogte raakte, heeft zij direct haar excuses aangeboden en de foto en zelfs de website verwijderd, aldus [gedaagde].
Volgens [gedaagde] is haar website nauwelijks bezocht.
[gedaagde] voert voorts aan dat het verboden is om op de Wallen de fotograferen en dat de dames die op de foto te zien zijn schade hebben geleden.
Volgens [gedaagde] gaat het [eiser] er niet om zich te verzetten tegen publicatie van zijn foto’s zonder zijn toestemming, maar om het geld dat hij kan verdienen nu de foto een paar dagen op de website van [gedaagde] heeft gestaan. Volgens [gedaagde] kan de schade van [eiser] niet meer zijn dan de misgelopen licentievergoeding van € 255,- per jaar, gedeeld door 365 dagen, maal de 30 dagen dat de foto online heeft gestaan, is € 20,96.
[gedaagde] heeft verzocht om een kopie van het legitimatiebewijs van de gemachtigde van [eiser]. Zij betwist de proceskosten te zijn verschuldigd, aangezien het volgens haar niet nodig was geweest om een advocaat in te schakelen; [eiser] had haar gewoon zelf kunnen bellen. [gedaagde] voert aan dat haar eigen verdediging veel meer tijd in beslag heeft genomen, aangezien zij niet juridisch onderlegd is. Zij vordert daarom een bedrag van € 4.792,74.
Beoordeling
5 Nadat [gedaagde] bij antwoord vraagtekens heeft gezet bij het auteursrecht van [eiser] op de foto, heeft [eiser] een afdruk van de foto in het geding gebracht zoals deze in het archief van het [naam] wordt aangeboden met daarbij vermeld de naam van [eiser] als rechthebbende. Geoordeeld wordt dat als onvoldoende gemotiveerd weersproken vast staat dat de foto kan worden aangemerkt als een werk in de zin van artikel 10 Auteurswet dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt en dat [eiser] de auteursrechthebbende van de foto is.
6. Vervolgens dient de vraag te worden beantwoord of [gedaagde] door de foto op haar website te plaatsen inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht van [eiser]. Door de foto op de website te plaatsen, heeft [gedaagde] de foto openbaargemaakt en verveelvoudigd. Op grond van de Auteurswet is het auteursrecht een uitsluitend recht van de maker om een werk openbaar te maken en te verveelvoudigen. Vaststaat dat [gedaagde] van [eiser] geen toestemming had om de foto openbaar te maken en te verveelvoudigen. [eiser] is gerechtigd om een derde die zijn foto gebruik hierop aan te spreken. Dat de foto op Google te vinden was, ontslaat [gedaagde] niet van haar verplichting om zich ervan te vergewissen dat daarop geen auteursrechtelijke bescherming rustte.
Daar komt bij dat, ook als het gebruik van de foto te goeder trouw is gebeurd, openbaarmaking zonder toestemming van de rechthebbende een inbreuk op het auteursrecht oplevert. De door [eiser] gevorderde verklaring voor recht is dan ook toewijsbaar.
7. Voorts heeft [eiser] zich verzet tegen het openbaar maken van de foto zonder vermelding van zijn naam. Op grond van artikel 25 Auteurswet heeft [eiser] recht op vermelding van zijn naam bij de foto. Nu zijn naam niet is vermeld, komt hem een beroep toe op dit artikel.
8. Bij de berekening van de gevorderde schadevergoeding knoopt [eiser] aan bij de gebruikelijke licentievergoeding die hij hanteert voor het gebruik van foto’s op internet en die in overeenstemming zijn met de “Richtprijzen Nederlandse Vakfotografie” editie 2010. Voor de overige (immateriële schade) zoekt [eiser] aansluiting bij de algemene voorwaarden van de FotografenFederatie. Naar de kantonrechter begrijpt beroept [eiser] zich hier op artikel 18.2 van deze voorwaarden waarin is bepaald dat de fotograaf bij inbeuk een vergoeding toekomt van tenminste driemaal de door de fotograaf gebruikelijk gehanteerde licentievergoeding.
Overwogen wordt dat, hoewel tussen [eiser] en [gedaagde] geen contractuele relatie bestaat waarop de algemene voorwaarden van de FotografenFederatie van toepassing zijn, deze voorwaarden naar analogie kunnen worden toegepast, nu deze een rechtens aanvaardbaar en geaccepteerd uitgangspunt vormen om de schade te begroten. In dit kader wordt het gevorderde bedrag van € 765,- redelijk geacht, zodat dit bedrag toewijsbaar is.
9. Gelet op de uitkomst van de procedure zal [gedaagde] worden veroordeeld in de proceskosten. Het betoog van [gedaagde] dat de proceskosten voorkomen hadden kunnen worden als [eiser] niet direct zou zijn overgegaan tot het inschakelen van een gemachtigde zodat zij tot een regeling zouden zijn gekomen, wordt niet gevolgd. Het stond [eiser] immers vrij om direct een gemachtigde in te schakelen en voorts is niet gebleken dat [gedaagde] zich na ontvangst van de sommatiebrieven van de gemachtigde van [eiser] bereid heeft getoond om een schadevergoeding te betalen.
10. [eiser] heeft verzocht om een vergoeding van de werkelijk door haar gemaakte advocaatkosten in verband met deze procedure. Artikel 1019h Rv is de implementatie van artikel 14 van de Europese Richtlijn betreffende maatregelen en procedures om de handhaving van intellectuele eigendomsrechten (de “Handhavingsrichtlijn”) die als uitgangspunt neemt dat de redelijke en evenredige gerechtskosten en andere kosten die de in het gelijk gestelde partij heeft gemaakt, door de verliezende partij worden gedragen, tenzij de billijkheid zich daartegen verzet. Dit betekent dat de proceskostenveroordeling afhankelijk is van de complexiteit van de zaak en daarbij passende inspanningen van een gemachtigde, en van de mate van verwijtbaarheid van de inbreuk.
Overwogen wordt dat de onderhavige zaak niet als gecompliceerd dient te worden aangemerkt nu sprake is van een helder feitencomplex. Ten aanzien van de mate van verwijtbaarheid wordt overwogen dat niet is gebleken van een opzettelijke en evenmin van een grootschalige inbreuk. Nu niet gebleken is dat [gedaagde] te kwader trouw heeft gehandeld en een volledige proceskostenveroordeling voor [gedaagde] als kleine onderneming grote gevolgen kan hebben voor haar financiële positie, verzet de billijkheid zich naar het oordeel van de kantonrechter tegen toewijzing van de volledige proceskosten. De proceskosten zullen daarom worden toegewezen op de bij de sector kanton gebruikelijke wijze.
BESLISSING
De kantonrechter:
I. verklaart voor recht dat [gedaagde] door de publicatie inbreuk heeft gemaakt op het auteursrecht en het persoonlijkheidsrecht van [eiser];
II. veroordeelt [gedaagde] tot betaling aan [eiser] van € 765,- aan schadevergoeding voor de inbreuk op het auteursrecht en het persoonlijkheidsrecht van [eiser];
III. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op:
- griffierecht: € 142,00
- kosten dagvaarding: € 81,31
- salaris gemachtigde: € 200,00
--------------
Totaal: € 423,31
Inclusief eventueel verschuldigde BTW;
IV. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
V. wijst het meer of anders gevorderde af.
Aldus gewezen door mr. G.C. Boot, kantonrechter, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 22 juli 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
De griffier De kantonrechter