ECLI:NL:RBAMS:2011:BV6651

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
14 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
486120 / HA ZA 11-886
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.A. Bouter - Rijksen
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen vonnis in civiele procedure tussen Ecological Management Institute B.V. en Euratel Luxembourg Holding S.A.

In deze civiele procedure heeft de Rechtbank Amsterdam op 31 augustus 2011 uitspraak gedaan in het verzet van Euratel Luxembourg Holding S.A. tegen een eerder vonnis van 6 oktober 2010. De oorspronkelijke eiseressen, Ecological Management Institute B.V. (EMI) en United Far East Holding B.V., hadden Euratel gedagvaard in verband met een vordering tot het overboeken van een bedrag van € 2.500.000,- dat in België in beslag was genomen. Euratel was niet verschenen in de oorspronkelijke procedure, wat leidde tot verstek. In het verzet stelde Euratel dat het verstek onterecht was verleend, omdat de dagvaarding niet tijdig was betekend. De rechtbank onderzocht de tijdigheid van de betekening en concludeerde dat de dagvaarding op 2 maart 2009 was verzonden en op 12 maart 2009 door de secretaresse van Euratel was ontvangen. De rechtbank oordeelde dat Euratel voldoende gelegenheid had gehad om verweer te voeren en dat er geen sprake was van schending van artikel 6 van het EVRM. De rechtbank verklaarde Euratel niet-ontvankelijk in haar verzet en veroordeelde haar in de kosten van de verzetprocedure, begroot op € 3.211,-.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 486120 / HA ZA 11-886
Vonnis in verzet van 31 augustus 2011
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ECOLOGICAL MANAGEMENT INSTITUTE B.V.,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UNITED FAR EAST HOLDING B.V.,
beiden gevestigd te Amsterdam,
oorspronkelijke eiseressen,
geopposeerden,
advocaat mr. S.M. van Elst te Amsterdam,
tegen
de besloten vennootschap naar het recht van Luxemburg
EURATEL LUXEMBOURG HOLDING S.A.,
gevestigd te Luxemburg,
oorspronkelijk gedaagde,
opposante,
advocaat mr. J.J. Gevers te Assen.
Partijen zullen hierna EMI c.s. en Euratel worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- verzetdagvaarding van 16 maart 2011 van Euratel;
- brief van 7 april 2011 met producties van EMI c.s.;
- fax van 12 april 2011 van Euratel;
- fax van 12 april 2011 van EMI c.s.;
- fax van 9 mei 2011 van Euratel;
- het tussenvonnis van 25 mei 2011;
- brief van 29 juni 2011 met producties van EMI c.s.;
- het proces-verbaal van comparitie van 18 juli 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. EMI c.s. heeft in de oorspronkelijke dagvaarding waarmee de procedure werd ingeleid (hierna: de inleidende dagvaarding) Euratel en de besloten vennootschap naar Spaans recht Leiper Solutions S.L. (hierna: Leiper Solutions) gedagvaard. Zij heeft daarbij, voorzover het Euratel betreft, gevorderd dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad te verklaren vonnis Euratel zal veroordelen tot het daadwerkelijk overboeken van het bedrag van € 2.500.000,- dat in opdracht van de Procureur des Konings in België in beslag is genomen, vermeerderd met kosten, waaronder in België gemaakte beslagkosten ad € 2.916,50. Subsidiair vordert zij ditzelfde onder de voorwaarde dat het strafrechtelijk beslag in België is opgeheven.
2.2. Leiper Solutions is in de procedure verschenen en heeft ter comparitie van
23 september 2010 met EMI c.s. een minnelijke regeling getroffen. Euratel is niet verschenen.
2.3. Bij het vonnis van 6 oktober 2010 zijn de primaire vorderingen van EMI c.s. integraal toegewezen en is Euratel veroordeeld in de proceskosten, aan de zijde van EMI c.s. tot de dag van de uitspraak begroot op in totaal € 8.221,25.
3. Het geschil
3.1. Euratel vordert in het verzet dat het vonnis van 6 oktober 2010 wordt vernietigd en dat de vorderingen van EMI c.s. alsnog worden afgewezen.
3.2. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Tussen partijen is in geschil of het verzet ontvankelijk is. Euratel heeft gesteld dat het verstek tegen haar nooit verleend had mogen worden, omdat er sprake is van een nietige dagvaarding, nu deze niet tijdig is betekend en er geen herstelexploot is uitgebracht. Het vonnis kan niet gelden als een vonnis op tegenspraak. De dagvaarding is op 14 juni 2009 rechtsgeldig aan Euratel betekend, terwijl de eerste rolzitting op 1 april 2009 heeft plaatsgevonden. Euratel heeft derhalve geen reële mogelijkheid gehad om in de procedure op te komen.
EMI c.s. heeft het verweer gevoerd dat het verstek terecht is verleend. De dagvaarding is gelet op artikel 14 van de Herziene EG-betekeningsverordening, Verordening (EG) nr. 1393/2007 PbEU 2007 L 324/79, hierna: de Betekeningsverordening) tijdig betekend, nu deze op 2 maart 2009 is verzonden en op 12 maart 2009 door Euratel is ontvangen. Euratel was bovendien vóór de comparitie van 23 september 2010 op de hoogte van de procedure en heeft het verstek in de loop van de anderhalf jaar durende procedure nimmer gezuiverd.
4.2. Vooropgesteld dient te worden dat wanneer er in een procedure meerdere gedaagden zijn en tenminste één van hen is verschenen, er tegen de niet verschenen gedaagde verstek wordt verleend - indien de voorgeschreven formaliteiten en termijnen in acht zijn genomen - en tussen de eiser en de verschenen gedaagden wordt voortgeprocedeerd, aldus artikel 140 Burgerlijke Rechtsvordering (hierna: Rv). Tussen alle partijen wordt een vonnis gewezen dat als een vonnis op tegenspraak wordt beschouwd, zodat daartegen geen verzet open staat maar alleen hoger beroep (artikel 335 Rv). Op grond van de hiervoor genoemde artikelen wordt het vonnis van 6 oktober 2010 als een vonnis op tegenspraak beschouwd. Dit betekent dat Euratel hoger beroep had moeten instellen tegen het vonnis van 6 oktober 2010 en in hoger beroep had moeten opkomen tegen het al dan niet terecht verleende verstek. Euratel is dan ook in beginsel niet ontvankelijk in haar verzet.
4.3. Euratel heeft verder gesteld dat zij geen reële mogelijkheid heeft gehad om een advocaat voor zich te laten stellen en in de procedure op te komen. Voor zover Euratel met deze stelling een beroep doet op schending van artikel 6 van het Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de fundamentele vrijheden (EVRM), overweegt de rechtbank hieromtrent als volgt.
4.4. Voor de beantwoording van de vraag of er sprake is van schending van artikel 6 van het EVRM zoekt de rechtbank aansluiting bij de voorgeschreven dagvaarding- en betekeningstermijnen. Vast staat dat de dagvaarding bij aangetekend schrijven op
2 maart 2009 is verzonden en op 12 maart 2009 door de secretaresse van de heer [A], bestuurder van Euratel, is ontvangen. Ingevolge artikel 14 van de Betekeningsverordening kan betekening van de dagvaarding rechtstreeks door postdiensten worden verricht bij aangetekend schrijven met ontvangstbevestiging. Gelet op artikel 115 Rv bedraagt de dagvaardingstermijn tenminste vier weken. De dagvaardingstermijn is aangevangen op de dag volgend op de datum van verzending (artikel 119 Rv), te weten op 3 maart 2009 en is vier weken later geëindigd op 31 maart 2009. De roldatum zoals aangezegd in de dagvaarding is bepaald op 1 april 2009, zodat de dagvaarding tijdig is betekend en er geen sprake is van een nietige dagvaarding.
4.5. Vervolgens is van belang of is voldaan aan het vereiste van tijdigheid in de zin van artikel 19 van de Betekeningsverordening. In dat artikel is de eis neergelegd dat de betekening zo tijdig geschiedt dat de gedaagde gelegenheid heeft gehad om verweer te voeren. Dit betekent dat tussen de datum van betekening ter plaatse en de aangezegde roldatum een termijn van tenminste vier weken moet zitten. Hoewel in casu aan deze termijn van vier weken niet is voldaan, kan naar het oordeel van de rechtbank niet gezegd worden dat gedaagde (in het geheel) geen gelegenheid heeft gehad om verweer te voeren.
Vast staat dat de secretaresse van de heer [A] op 12 maart 2009 namens Euratel de dagvaarding in ontvangst heeft genomen. Daarnaast staat vast dat de betekening van de dagvaarding door de deurwaarder heeft plaatsgevonden op 14 mei 2009. Vervolgens is op 28 oktober 2009 verstek verleend tegen Euratel en heeft de comparitie bijna een jaar later plaatsgevonden op 23 september 2010. Dit betekent dat Euratel op 12 maart 2009, 2,5 week vóór de aangezegde roldatum, op de hoogte had kunnen zijn van de aangezegde roldatum. Vanaf dat moment en (in ieder geval) vanaf 14 mei 2009 heeft Euratel zich op de hoogte kunnen stellen van de voortgang van de procedure en heeft zij tot het wijzen van het eindvonnis op 6 oktober 2010 de gelegenheid gehad om het verstek te zuiveren en zo op te komen in de procedure en verweer te voeren. De data van 12 maart 2009 en 14 mei 2009 liggen bovendien ruim vóór de datum van de comparitie (ten minste één jaar en 4,5 maand), zodat Euratel ruimschoots de gelegenheid heeft gehad een advocaat voor zich te stellen en verweer te voeren. Van schending van artikel 6 van het EVRM is dan ook geen sprake.
4.6. Voor zover Euratel heeft gemeend dat er sprake was van een kennelijke nietigheid van de dagvaarding en dat er op grond van artikel 121 Rv geen verstek zou worden verleend, komt dit voor risico van Euratel. Euratel heeft zich voortdurend van de precieze stand van zaken op de hoogte kunnen (laten) stellen door het (laten) raadplegen van het roljournaal. Daaruit had haar kunnen blijken wanneer er verstek is verleend, wanneer de comparitie was gepland en tegen welke datum er vonnis zou worden gewezen. Had Euratel dit gedaan dan had zij tijdig verweer kunnen voeren (in de hoofdprocedure) en ook tijdig hoger beroep kunnen instellen tegen het vonnis van 6 oktober 2010. Voor zover zij dit niet heeft gedaan, komt dit voor haar risico, ook indien haar advocaat haar onjuist zou hebben voorgelicht. Ook op het moment dat Euratel stelt daadwerkelijk op de hoogte te zijn gekomen van het vonnis van 6 oktober 2010, had zij hoger beroep in kunnen stellen, met een beroep op doorbreking van de appeltermijnen. Nu het rechtsmiddel van hoger beroep (steeds) heeft opengestaan en zo de toegang tot de rechter was gewaarborgd, kan ook op die grond een beroep op artikel 6 van het EVRM niet slagen.
4.7. Gelet op het hiervoor onder 4.5 en 4.6 overwogene kan niet gezegd worden dat Euratel niet op enig moment in de procedure bij de rechtbank dan wel bij het Hof heeft kunnen opkomen en dat zij geen verweer heeft kunnen voeren, zodat er van schending van artikel 6 van het EVRM geen sprake is. Het beroep daarop - voor zover gedaan - faalt.
4.8. Gelet op het hiervoor overwogene zal de rechtbank Euratel niet ontvankelijk verklaren in haar verzet.
4.9. Euratel zal als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten van het verzet worden veroordeeld. De kosten worden aan de zijde van EMI c.s. begroot op:
- salaris advocaat 3.211,- (1,0 punt × tarief EUR 3.211,-)
Totaal EUR 3.211,-
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verklaart Euratel niet-ontvankelijk in het verzet,
5.2. veroordeelt Euratel in de kosten van de verzetprocedure, aan de zijde van EMI c.s. tot op heden begroot op EUR 3.211,-;
5.3. verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A. Bouter - Rijksen en in het openbaar uitgesproken op 31 augustus 2011.?