ECLI:NL:RBAMS:2011:BV6411

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
13 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
489363 / KG ZA 11-687 HJ/TF verkort
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van het gevorderde bevel om uitvoering te geven aan het bestuursbesluit voor het aanwijzen van kandidaten voor het bestuur

In deze zaak, die voor de Rechtbank Amsterdam werd behandeld, hebben eisers, waaronder de besloten vennootschap Esperaza Holding B.V., een kort geding aangespannen tegen de besloten vennootschap AEBV en enkele andere gedaagden. De eisers vorderden een bevel om uitvoering te geven aan een bestuursbesluit dat hen de bevoegdheid gaf om kandidaten voor het bestuur van Galp Energia, SGPS, S.A. voor te dragen. De zitting vond plaats op 10 mei 2011, waar beide partijen hun standpunten en bewijsstukken presenteerden. De zaak werd pro forma aangehouden tot 12 mei 2011, maar partijen konden geen overeenstemming bereiken. Op 13 mei 2011 heeft de voorzieningenrechter uitspraak gedaan in de vorm van een verkort vonnis, waarin de vorderingen van de eisers werden afgewezen.

De voorzieningenrechter oordeelde dat de gedaagde bestuurders van AEBV redelijkerwijs konden weigeren de voorgestelde kandidaten voor te dragen, gezien eerdere problemen met een door Esperaza voorgedragen bestuurslid. De rechter benadrukte dat de gedaagde bestuurders geen onredelijke eisen mochten stellen en dat partijen in goed overleg tot een oplossing moesten komen. De eisers werden als de in het ongelijk gestelde partij veroordeeld in de proceskosten, die aan de zijde van de gedaagden op EUR 1.384,00 werden begroot. Het vonnis werd openbaar uitgesproken op 13 mei 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht, voorzieningenrechter
zaaknummer / rolnummer: 489363 / KG ZA 11-687 HJ/TF
Vonnis in kort geding van 13 mei 2011
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ESPERAZA HOLDING B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [eiser 2],
3. [eiser 3],
beiden wonende te Angola,
eisers bij dagvaarding van 3 mei 2011,
advocaten mrs. J.F. Ouwehand en L.D. Bruining te Amsterdam,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde 4] ENERGIA B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
2. [gedaagde 2],
wonende te [woonplaats],
3. [gedaagde 3],
wonende te [woonplaats],
4. [gedaagde 4],
wonende te Portugal,
5. [gedaagde 5],
wonende te Portugal,
6. [gedaagde 6],
wonende te Portugal,
7. [gedaagde 7],
wonende te Portugal,
8. [gedaagde 8],
wonende te Portugal,
gedaagden,
advocaten mrs. H.J.M. Harmeling en J.W. van der Staay te Amsterdam.
eiseres sub 1 zal hierna Esperaza worden genoemd en gedaagde sub 1 AEBV.
1. De procedure
Ter terechtzitting van 10 mei 2011 hebben eisers gesteld en gevorderd overeenkomstig de in fotokopie aan dit vonnis gehechte dagvaarding. Gedaagden hebben verweer gevoerd met conclusie tot weigering van de gevraagde voorzieningen. Beide partijen hebben producties en pleitnota’s in het geding gebracht. Ter zitting is de zaak pro forma aangehouden tot 12 mei 2011 te 10.00 uur teneinde partijen in de gelegenheid te stellen tot nadere overeenstemming te komen.
Bij faxen van 12 mei 2011 hebben de advocaten van alle partijen meegedeeld dat zij geen overeenstemming hebben bereikt. In een nader schriftelijk bericht dezelfde dag hebben eisers alsnog verzocht vonnis te wijzen.
In verband met de spoedeisendheid van de zaak is op 13 mei 2011 uitspraak gedaan, in de vorm van een verkort vonnis. De uitwerking daarvan kan op een later tijdstip volgen. Die uitwerking zal in elk geval de hierna bij “De beoordeling” volgende overweging(en) bevatten. Nu dat ook de dragende overwegingen uit het vonnis zijn, wordt partijen verzocht om binnen zeven dagen na de vonnisdatum aan de onderaan dit vonnis genoemde griffier, schriftelijk mee te delen of zij nog prijs stellen op een uitwerking. Mocht een dergelijk bericht niet worden ontvangen, dan zal van uitwerking worden afgezien.
Ter zitting waren - voor zover van belang - aanwezig:
aan de zijde van eisers: [persoon 1] en mrs. Ouwehand en Bruining.
aan de zijde van gedaagden: [gedaagde 2], [gedaagde 7], [gedaagde 8] en mrs. Harmeling en Van der Staay.
2. De feiten
Volgen bij de uitwerking.
3. Het geschil
Volgt bij de uitwerking.
4. De beoordeling
4.1. Omdat in dit geval sprake is van een procedure waarin een voorlopige voorziening wordt gevorderd, zal de voorzieningenrechter artikel 127a lid 1 en lid 2 Rv - waarin is bepaald dat aan het niet tijdig betalen van het griffierecht consequenties worden verbonden - buiten beschouwing laten. Toepassing van deze bepaling zou immers, gelet op het belang van één of beide partijen bij de toegang tot de rechter, leiden tot een onbillijkheid van overwegende aard.
4.2. De voorzieningenrechter acht de vorderingen van de eisende bestuurders in ieder geval ontvankelijk jegens de gedaagde bestuurders van AEBV
4.3. De voorzieningenrechter stelt voorop dat het uitgangspunt is dat krachtens het unanieme bestuursbesluit van 4 april 2006 Esperaza bevoegd is via haar directeuren een non-executive en een executive member als kandidaten voor het bestuur van Galp Energia, SGPS, S.A. aan te wijzen.
De bestuurders van AEBV hebben krachtens hun verantwoordelijkheid als bestuurders de verplichting steeds te toetsen of de handhaving van eerder genomen bestuursbesluiten in het belang van de vennootschap is. De gedaagde bestuurders hebben het standpunt ingenomen dat dit ten aanzien van het voordrachtsrecht van Esperaza niet zonder meer het geval is, nu gebleken is dat een door Esperaza voorgedragen bestuurslid - de heer [executive director] - zich bij een stemming in het GALP-bestuur niet heeft gehouden aan de verplichting om met de andere AEBV-bestuursleden mee te stemmen en de door het AEBV gegeven instructie heeft genegeerd. Zij menen dat nadere garanties noodzakelijk zijn om een herhaling van een dergelijke situatie te voorkomen.
De voorzieningenrechter is van oordeel dat de gedaagde bestuursleden van AEBV redelijkerwijs dit standpunt in kunnen nemen en dus kunnen weigeren de voorgestelde kandidaat voor te dragen indien niet vooraf zodanige afspraken zijn gemaakt en zodanige voorzieningen getroffen dat herhaling van de genoemde situatie redelijkerwijs niet meer kan worden verwacht.
Anderzijds zullen de gedaagde bestuursleden van AEBV geen onmogelijke of onredelijke eisen mogen stellen en het voordrachtsrecht van Esperaza niet illusoir mogen maken. Het is niet aan de voorzieningenrechter te bepalen welke voorwaarden wel of niet gesteld kunnen worden en welke voorzieningen wel of niet geboden zijn; partijen zullen hierover in goed overleg overeenstemming moeten bereiken.
4.4. De gevraagde voorziening gaat ervan uit dat het bestuursbesluit van 4 april 2006 ongewijzigd gehandhaafd dient te worden. Dit is blijkens het voorafgaande niet zonder meer het geval. De gevraagde voorziening kan daarom (in ieder geval op dit moment) niet worden toegewezen. Indien het genoemde overleg niet slaagt en AEBV blijft weigeren de door Esperaza voorgedragen kandidaat voor te dragen ondanks de bereidheid van Esperaza in te stemmen met maatregelen om herhaling van afwijkend stemgedrag door die kandidaat te voorkomen, is denkbaar dat opnieuw een voorlopige voorziening wordt gevraagd. Deze zal dan op korte termijn door dezelfde voorzieningenrechter worden behandeld.
4.5. Eisers zullen als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van gedaagden worden begroot op:
- griffierecht EUR 568,00
- salaris advocaat 816,00
Totaal EUR 1.384,00
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. Weigert de gevraagde voorzieningen.
5.2. Veroordeelt eisers in de proceskosten, aan de zijde van gedaagden tot op heden begroot op EUR 1.384,00.
5.3. Verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. R.H.C. Jongeneel, voorzieningenrechter, bijgestaan door mr. G.H. Felix, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 mei 2011.?