vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 441120 / HAZA 09/3386
Vonnis van 2 november 2011
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[A] VASTGOED B.V.,
gevestigd te Ouderkerk aan den Amstel,
2. [A],
wonende te --
3. [B],
wonende te --
eisers,
advocaat mr. A.H. Beekhuizen te Amsterdam,
de naamloze vennootschap
SCHRETLEN & CO. N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
advocaat mr. Chr. F. Kroes te Amsterdam.
Eisers worden hierna afzonderlijk [A] BV en [A] en [B] genoemd en gezamenlijk [A] c.s. Gedaagde wordt Schretlen genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 oktober 2009, met producties;
- de conclusie van antwoord, met producties;
- het tussenvonnis van 10 februari 2010;
- de conclusie van repliek, met producties;
- de conclusie van dupliek, met producties;
- de akte uitlating producties van [A] c.s.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [A] en [B] zijn gehuwd. [A] is bestuurder en groot aandeelhouder van [A] BV [A] B.V. heeft tot doel het verzorgen van een invaliditeits- en ouderdomspensioen voor [A]. Schretlen is een vermogensbeheerder.
2.2. Op 29 maart 2007 heeft Schretlen voor [A] en [B] een beleggingsvoorstel opgesteld (hierna: het beleggingsvoorstel). Dit beleggingsvoorstel houdt, voor hier van belang, het volgende in:
Beschrijving huidige situatie:
U bent op dit moment beiden 58 jaar. (…) In 2006 hebt u uw vastgoed onderneming verkocht. (…) na aflossing en fiscale afrekening met betrekking tot de verkoop van uw zaak bedraagt uw vrij te beleggen vermogen € 1.200.000. in privé. U verwacht dat uw woning een huidige vrije verkoopwaarde heeft van € 1.200.000. (…) Vanaf heden dienen uw beleggingen uw inkomen te genereren.
Randvoorwaarden en doelstellingen:
• (…)
• Het na te streven gemiddeld rendement met de beleggingen is 6%. Om een rendement te kunnen behalen dat boven het rendement van een spaarrekening uitkomt, zult u bereid moeten zijn risico te lopen;
• In dit voorstel gaan wij uit van een vrij te beleggen vermogen in privé van € 1.200.000,-;
• Gezamenlijk zijn wij overeengekomen dat een portefeuilleverdeling conform portefeuillemodel 3a “Schretlenmix Vastrentend”(…) op dit moment het beste bij u past;
• Het beleggingsdoel is oudedagsvoorziening;
• U verwacht dit jaar circa € 100.000, te onttrekken. Na dit jaar zullen we nader bekijken wat de structurele onttrekking aan de portefeuille zal gaan worden;
• De hoofdsom hoeft niet intact te blijven, interen is geen probleem (…);
• De beleggingen kunnen geschieden met een lange termijn beleggingshorizon. Een lange termijn beleggingshorizon impliceert een periode van minimaal 10 jaar;
• U heeft ervaring in het beleggen met aandelen. U heeft nagenoeg geen ervaring met het beleggen in obligaties en alternatieve beleggingen. Uit oogpunt van diversificatie dichten wij deze beleggingsvorm een serieuze plaats toe in uw portefeuille;
• Naast liquide beleggingen zijn ook minder liquide beleggingen opgenomen in dit voorstel (…).
(…) Met het oog op de door u aangegeven randvoorwaarden voor de beleggingen adviseren wij de volgende verdeling van de middelen over de verschillende beleggingscategorieën.
Beleggingscategorie Bandbreedte Belang in % Belang in €
Aandelen 30-50% 35 420.000,-
Indexproducten 5 60.000,-
Beleggingsfondsen 25 300.000,-
Aandelen beperkt risico 5 60.000,-
Vastrentende waarden 35-65% 37.5 450.000,-
Obligaties 27,5 330.000,-
HighYield/CreditLinked 10 120.000,-
Alternatieve beleggingen 0-25% 15 180.000,-
Hedge Funds 15 180.000,-
Liquiditeiten 0-20% 12,5 150.000,-
Liquiditeiten is een restpost en de aanwezigheid daarvan is een gevolg van de verdeling over de andere beleggingscategorieën dan wel als een belegger op redelijk korte termijn liquiditeiten nodig heeft voor andere doeleinden.
1.4 Invulling vastrentende waarden
Vastrentende waarden zijn te verdelen in investment grade obligaties en overige vastrentende waarden. (…) Onder Investment Grade vallen obligaties die in de systematiek van de kredietbeoordelaars (Standard & Poor’s en Moody’s) behoren in de categorieën AAA tot en met BBB (Moody’s Aaa tot en met Baa3) Alle overige leningen, dus niet Investment Grade, behoren tot de categorie Overig Vastrentend.
Onder investment grade obligaties vallen ook zogenaamd credit linked obligaties, onder andere CDO’s en CLO’s. Het belangrijkste verschil met een gewone obligatie is dat in plaats van risico op één enkele debiteur (…) wordt belegd in de performance van een portefeuille van bedrijfsobligaties. (…) Daar staat tegenover dat het uiteindelijke totaal rendement wordt beïnvloed door verliezen die optreden in de onderliggende portefeuille (…) verliezen in de portefeuille kunnen soms leiden tot een lagere coupon. Daarnaast zullen verliezen in de portefeuille invloed hebben op het bedrag dat op de einddatum aan de belegger terugbetaald wordt. In ongunstige scenario’s kan dit er zelfs toe leiden dat de terugbetaling minder bedraagt dan de nominale waarde of zelfs de hoofdsom volledig teloor gaat.
In verband met de specifieke eigenschappen van credit linked obligaties en het feit dat deze obligaties minder goed verhandelbaar zijn, hanteren wij een maximum van 30% binnen het vastrentende deel van de portefeuille.
(…)
Beleggen in staat(obligaties) garandeert u een vast inkomen en een zeer laag hoofdsomrisico. Liquide (staats) leningen zijn geschikt voor aan- en verkoop bij het aanpassen van de duration. Met het oog daarop achten wij het noodzakelijk minimaal een kwart van de obligatieportefeuille met AAA-papier in te vullen. Bijwaarden met een lagere kredietwaardigheidbeoordeling hebben wij in de beleggingsrichtlijn gemaximaliseerd op 50% voor single-A en 25% voor BBB. Per individuele debiteur hanteren wij een maximum gewicht van 10% binnen de categorieën AA en A en een gewicht van maximaal 5% binnen de categorie BBB. Voor credit linked obligaties geldt een maximum van 10% bij een kredietbeoordeling AA of hoger en een maximum van 5% bij een kredietbeoordeling van A of lager.
2.3. [A] en[B] en [A] BV hebben met Schretlen twee op respectievelijk 26 april en 9 mei 2007 gedateerde vermogensbeheerovereenkomsten gesloten. De door partijen op 10 mei respectievelijk 14 mei 2007 getekende schriftelijke overeenkomsten houden, voor zover hier van belang en in zoverre gelijkluidend, het volgende in:
In deze overeenkomst wordt verstaan onder
a) ‘Vermogensmanagement (Vermogensbeheer)’: Het namens en voor rekening van en risico van Cliënt door Schretlen zonder voorafgaande toestemming van de Cliënt verrichten van alle beheer- en beschikkingshandelingen met betrekking tot het aan Schretlen toevertrouwde Vermogen. (…)
b ‘Vermogen’:
De aan Schretlen in openbare bewaring toevertrouwde vermogensbestanddelen zoals gespecificeerd in Bijlage 1 (…)
Artikel 3. Wijze van beheer
(a) Schretlen zal (…) de vereiste zorgvuldigheid in acht nemen en daarbij naar beste kunnen rekening houden met het belang van de Cliënt.
(b) Onverminderd het bepaalde in onder sub a en het bepaalde in artikel 4van deze Overeenkomst zal Schretlen (…) vrij zijn in de wijze van belegging en herbelegging van het Vermogen (…)
Artikel 4. Doelstellingen, beperkingen
a) De Cliënt zal bij het aangaan van deze Overeenkomst aan Schretlen een schriftelijke opgave verstrekken waarin de doelstellingen en uitgangspunten van de Cliënt ter zake het Vermogensmanagement zijn omschreven. Deze doelstellingen en uitgangspunten worden vastgelegd in Bijlage 2 (…)
b) Voorts zal Cliënt bij het aangaan van deze Overeenkomst aan Schretlen schriftelijke instructies verstrekken met betrekking tot:
(…)
- eventuele beperkingen ten aanzien van effecten of categorieën van effecten waarin mag worden belegd; en het maximale relatieve belang dat een bepaalde categorie effecten mag vertegenwoordigen in de effectenportefeuille (…)
d) Schretlen verplicht zich tot het in acht nemen van de door Cliënt geformuleerde uitgangspunten en doelstellingen alsmede bovenbedoelde instructies.
Artikel 5. Risico’s van het beleggen in effecten
(…) b) Cliënt verklaart volledig te zijn geïnformeerd over de kenmerken van de effecten en andere financiële instrumenten welke onderdeel uitmaken van de in de Bijlagen vermelde doelstellingen, uitgangspunten en instructies en de daaraan verbonden specifieke beleggingsrisico’s.
Artikel 6. Aansprakelijkheid
(…) ( b) Schretlen is niet aansprakelijk voor schade als gevolg van koersdalingen, waardevermindering en/of door de Cliënt gelden verliezen of welke andere schade dan ook, behalve indien en voor zover vast komt te staan dat de geleden schade een rechtstreeks gevolg is van onzorgvuldigheid (…) van Schretlen bij de uitvoering van deze Overeenkomst.
Artikel 7. Verslagleggingen verantwoording
a) (…) Een maal per kwartaal zal Schretlen Cliënt een actueel schriftelijk overzicht verstrekken welke een getrouw beeld geeft omtrent de waarde en samenstelling van het Vermogen op de datum van de opgave.
b) Bovenbedoeld overzicht bevat minimaal de volgende gegevens:
- de samenstelling naar effecten- en fondssoort en de marktwaarde van het Vermogen;
- de wijze waarop de waardebepaling plaatsvindt;
- de performance van de effectenportefeuille;
- een specificatie van de mutaties in het vermogen sedert de laatste voorafgaande opgave;
(…)
2.4. De Bijlagen 1 en 2 bij de door [A] en [B] gesloten vermogensbeheerovereenkomst (hierna ook: de privé overeenkomst) houden, voor zover hier van belang het volgende in:
Specificatie samenstelling Vermogen op het moment van het aangaan van de Overeenkomst (…)
(…)
Saldo rekening : € 700.000,--
Totaal vermogen (…) € 700.000,--
Bijlage 2
(…)
De doelstellingen en uitgangspunten zijn gebaseerd op het beleggingsvoorstel d.d. 29 maart 2007.
Doelstellingen
• Het beleggingsbeleid is gericht op de realisatie van een constante stroom van inkomsten (zowel rente als dividend)
Uitgangspunten
• De beleggingen geschieden met een lange beleggingshorizon (…) minimaal vijf jaar (…)
Uw portefeuille zal beheerd worden op basis van onderstaand portefeuilleprofiel. Schretlen belegt binnen de bandbreedtes van het gekozen profiel.
Portefeuilleprofiel Schretlenmix
Aandelen 35-65%
Vastrentende waarden 25-55%
Alternatieve beleggingen 0-25%
Liquiditeiten vormen een restpost (…)
2.5. De Bijlagen 1 en 2 bij de door [A] BV gesloten vermogensbeheerovereenkomst (hierna ook: de BV overeenkomst) houden, voor zover hier van belang het volgende in:
Specificatie samenstelling Vermogen op het moment van het aangaan van de Overeenkomst (…)
(…)
Saldo rekening : € 780.000,--
Totaal vermogen (…) € 780.000,--
Bijlage 2
(…)
De doelstellingen en uitgangspunten zijn gebaseerd op het beleggingsvoorstel d.d. 19 april 2007.
Doelstellingen
• Het beleggingsbeleid is gericht op de realisatie van een constante stroom van inkomsten (zowel rente als dividend)
Uitgangspunten
• De beleggingen geschieden met een lange beleggingshorizon (…) minimaal vijf jaar (…)
Uw portefeuille zal beheerd worden op basis van onderstaand portefeuilleprofiel. Schretlen belegt binnen de bandbreedtes van het gekozen profiel.
Portefeuilleprofiel Vastrentend Gemengd
Aandelen 0-35%
Vastrentende waarden 45-85%
Alternatieve beleggingen 0-25%
Liquiditeiten vormen een restpost (…)
2.6. Schretlen heeft het in beheer gegeven vermogen belegd en [A] c.s. daarvan ieder kwartaal portefeuilleoverzichten toegezonden.
Op 1 januari 2008 bedroeg - blijkens een door Schretlen toegezonden overzicht - de waarde van de voor [A] en [B] beheerde portefeuille (hierna: de privé portefeuille) € 586.722,83 en was de privé portefeuille als volgt samengesteld:
Aandelen: 38.63 %
Aandelen met beperkt risico 8.36 %
Vastrentende waarden 33.42 %
te weten:
ING Bank FRN. Perp. 2003 II 4.15 %
Banco popular CMS FRN 04 4.47 %
Banque federative CM 2004 3.33 %
Creon VI 4.50 floored FL. 2.49 %
Avoca 8 CLO inleggar CS. 2.43 %
ZIB eurostrand CV 2.56 %
Faxtor credit value fund 4.63 %
Robeco flex-o-rent (EU) 5.28 %
Templeton gobal bonds FD 4.09 %
Alternatieve beleggingen 18,74 %
te weten:
Attica long/short sel. FD 2.52 %
Eur. convergenge dev. comp. 2.13 %
GLG multi-strat. fund cert. 2.10 %
Global opportunities fund 9.36 %
Theta multist.mid.vol. fnd 2.63 %
en werd een bedrag van € 4.538,30 liquide aangehouden.
2.7. Op 1 januari 2008 bedroeg de waarde van de voor [A] BV beheerde portefeuille (hierna: de BV portefeuille) € 754.605,39 en was de BV portefeuille als volgt samengesteld:
Aandelen: 20.70 %
Aandelen met beperkt risico 5.69 %
Vastrentende waarden 47.13 %
te weten:
Nederland 2003-13 3.99 %
ING Bank 2001-12 3.93 %
Wolters kluwer 2003-14 1,97 %
ABN AMRO Bank 1999-09 BBR 3.96 %
ING Bank FRN. Perp. 2003 II 3.88 %
Banco popular CMS FRN 04 2.52 %
Banque federative CM 2004 2.59 %
Creon VI 4.50 floored FL. 2.71 %
ZIB eurostrand CV 1.99 %
Cypress tree lev. Alt. fund 2.43 %
Faxtor credit value fund 2.16 %
Germ govt. 5.5-10.5 ETF 4.11 %
Robeco flex-o-rent (EU) 3.97 %
Templeton global bonds FD 3.82 %
Conversies 1.73%
Alternatieve beleggingen 23.68 %
te weten:
Arc capital Holdings (US) 2.97 %
Attica long/short sel. FD 2.88 %
CS Volatiliteitsnote 3.24 %
DB Croci alpha 3.06 %
Eur. convergence dev. comp. 2.21 %
GLG multi-strat. fund cert. 2.51 %
Theta multist.mid. vol. fnd 2.98 %
Vietnam infrastructure fd 1.28 %
Cheyne credit spi 2005-13 2.54 %
en werd een bedrag van € 4.367,38 liquide aangehouden.
2.8. In augustus 2008 hebben [A] c.s. hun zorgen geuit over de waardeontwikkeling in de portefeuilles. Naar aanleiding daarvan heeft op 3 september 2008 een gesprek plaatsgevonden tussen [A] c.s. en Schretlen.
2.9. Een brief van Schretlen aan [A] c.s. van 22 september 2008 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Op 3 september 2008 hebben wij elkaar gesproken over uw huidige beleggingsportefeuille en het beleggingsbeleid. In deze brief vat ik het gesprek samen.
De voornaamste onderwerpen van het gesprek
1. de behaalde resultaten van 1 januari 2007 tot en met 31 december 2007.
2. de behaalde resultaten van 1 januari 2008 tot en met 3 september 2008.
3. de huidige opbouw van het beheerde vermogen.
4. Gemaakte afspraken.
Ad 1. De behaalde resultaten van 1 januari 2007 tot en met 31december 2007
(…) de waarde van de portefeuilles is uitgekomen op:
(…) de heer [A] en/of:
€ 586.250,45 een afname van € 33.519,56 (gecorrigeerd voor opnames en stortingen) (…)
(…) [A] Vastgoed B.V.:
€ 753.180,86 een afname van € 26.141,82 (gecorrigeerd voor opnames en stortingen) (…)
Ad 2. De behaalde resultaten van 1 januari 2008 tot en met 3 september 2008
(…) de heer [A] en/of:
€ 462.424,70 een afname van € 87.169,66 (gecorrigeerd voor opnames en stortingen) (…)
(…) [A] Vastgoed B.V.:
€ 642.808,69 een afname van € 89.784,60 (gecorrigeerd voor opnames en stortingen) (…)
Ad 3. De huidige opbouw van het beheerde vermogen
Per 3 september 2008 was het beheerde vermogen als volgt gestructureerd:
(…) de heer [A] en/of:
(…)
Aandelen 33,29 %
Aandelen met beperkt risico 8,82 %
Vastrentende waarden 38,06 %
Conversies 2,21 %
Alternatieve beleggingen 16,07 %
Opgelopen coupon rente 0,29 %
Liquiditeiten 1,27 %
(…) [A] Vastgoed B.V.:
(…)
Aandelen 15,03 %
Aandelen met beperkt risico 5,66 %
Vastrentende waarden 50,49 %
Conversies 1,90 %
Alternatieve beleggingen 22,96 %
Opgelopen coupon rente 0,71 %
Liquiditeiten 3.25 %
Wij zijn gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat uw persoonlijke situatie, zoals wij die hebben besproken voor uw B.V.- portefeuille geen aanleiding geeft om van profiel te veranderen. Voor uw privéportefeuille wijzigen wij het profiel van 3 (Schretlenmix) naar 3A (Schretlenmix vastrentend). (…) de afronding van de profielwijziging gaan we per heden uitvoeren. (…) ik heb u geadviseerd op niet al te lange termijn (voor begin 2009) wederom een stap terug te gaan in het portefeuille profiel voor uw privéportefeuille en te kiezen voor profiel 1 of 2. (…)
Daarnaast hebben wij de volgende zaken besproken:
(…) U bent niet tevreden over de gerealiseerde rendementen. U hebt dit kenbaar gemaakt in uw schrijven van 20 augustus jl. het negatieve rendement in met name de privéportefeuille komt naast de papieren koersverliezen op obligaties ook voort uit het relatief grote belang in GO Capital dat op uw verzoek ten laste van de op dat moment aanwezige liquide middelen in de portefeuille is opgenomen. Dat verklaart direct waarom het bedrag aan liquide middelen lager is dan in een eerder stadium afgesproken. De (huidige) koersverliezen op de obligaties komen grotendeels voort uit de matige verhandelbaarheid van een aantal obligaties in combinatie met een door de markt hogere geëiste risico opslag dan in het verleden. (…) Wij hebben deze punten besproken en stilgestaan bij de inhoud van de portefeuilles. Conform uw verzoek hebben wij de door ons voorgestelde te reserveren cash op een lager niveau gebracht bij aanvang van het beheer. (…)
In juni 2008 hebben wij € 65.000,- naar Rabobank overgemaakt. Dit betrof de inkomensvoorziening tot en met februari 2009. Per woensdag 17 september heb ik op uw verzoek wederom reeds € 33.000 voor u overgemaakt naar de Rabobank hiermee is de inkomensvoorziening tot en met juli 2009 zeker gesteld. Dit betekent ook, dat wij momenteel vrijwel geen liquide middelen aanhouden. (…)
2.10. Op 2 oktober 2008 hebben [A] c.s. een tweetal nieuwe schriftelijke vermogensbeheerovereenkomsten ondertekend. Als Bijlagen 1 bij die overeenkomsten is voor [A] en [B] en voor [A] BV een nieuw profiel opgesteld. Het door [A] en [B] ondertekende profiel houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
De gegevens van dit profiel zijn gebaseerd op het beleggingsvoorstel van 29 maart 2008 (de rechtbank begrijpt: 2007) en het evaluatiegesprek van 3 september 2008 en het intake gesprek van 15 maart 2008 (de rechtbank begrijpt: 2007).
(…)
1 Financiële situatie
Periodieke inkomsten:
Pensioen AOW € 39.000,-
Beleggingsinkomsten € 45.000,-
Totale inkomsten € 84.000,-
(…)
3 Doelstellingen
Uw doelstelling ten aanzien van deze portefeuille is
• Genereren van inkomen : € 3.500,-, maand
(…)
4 Horizon, wensen en beperkingen
(…)
Er is sprake van een korte beleggingshorizon, dat wil zeggen korter dan vijf jaar
(…)
• : U wenst een belang in Go capital aan te houden
• : Vrij te vallen gelden zijn bestemd voor de jaarlijkse inkomens voorziening
(…)
5 Portefeuilleprofiel
(…)
Portefeuilleprofiel Schretlenmix vastrentend
Aandelen 30 – 50%
Vastrentende waarden 35 – 65%
Alternatieve beleggingen 0 – 25%
(…)
6 rendement, risicobereidheid en risicoprofiel
(…)
U hebt aangegeven te streven naar een rendement van 5 tot 7 %
(…)
U hebt aangegeven in enig jaar een neerwaarts risico in uw portefeuille te kunnen aanvaarden van 10 tot 15%.
(…)
Uw risicoprofiel karakteriseren wij als neutraal/enige risicobereidheid. (…)
2.11. Het door [A] BV ondertekende profiel houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
De gegevens van dit profiel zijn gebaseerd op het beleggingsvoorstel van 29 maart 2007 en het evaluatiegesprek van 3 september 2008 en het intake gesprek van 15 maart 2007.
(…)
1 Financiële situatie
Periodieke inkomsten:
Totale inkomsten € 37.000,-
(…)
3 Doelstellingen
Uw doelstelling ten aanzien van deze portefeuille is
• Genereren van inkomen : € 42.000,-, jaar
(…)
4 Horizon, wensen en beperkingen
(…)
Er is sprake van een lange beleggingshorizon, dat wil zeggen langer dan vijf jaar
(…)
U hebt geen specifieke wensen ten aanzien van het beleggingsbeleid.
(…)
5 Portefeuilleprofiel
(…)
Portefeuilleprofiel Vastrentend gemengd
Aandelen 0 – 35%
Vastrentende waarden 45 – 85%
Alternatieve beleggingen 0 – 25%
(…)
6 rendement, risicobereidheid en risicoprofiel
(…)
U hebt aangegeven te streven naar een rendement van 5 tot 7 %
(…)
U hebt aangegeven in enig jaar een neerwaarts risico in uw portefeuille te kunnen aanvaarden van 10 tot 15%.
(…)
Uw risicoprofiel karakteriseren wij als voorzichtig/neutraal. (…)
2.12. Een brief van [A] c.s. aan Schretlen van 3 oktober 2008 houdt, voor zover hier van belang, het volgende in:
Na het gesprek dat wij op 3 september jl. (…) bij Schretlen&Co hebben gehad, zijn onze vermoedens eigenlijk alleen maar bevestigd aangaande het inruilen door de beheerder van veiligheid voor rendement.
Het advies om verder terug te gaan in risico in het omschreven risicoprofiel, leggen wij dan ook naast ons neer, omdat wij van mening zijn dat binnen de aangegeven bandbreedtes, de portefeuille genoeg beschermd had moeten zijn tegen de huidige marktomstandigheden. (…) Alles wijst er op dat de beleggingsbeslissingen zijn gebaseerd op bewegingen van de markten in het verleden i.p.v. de eis van de klant centraal te stellen, zijnde:
- veiligheid gaat boven rendement!
(…) Het gevolg hiervan is, dat een buiten proportioneel deel van het verlies is geleden in de vastrentende waarden, terwijl dit toch het meest risicomijdende deel van de portefeuille zou moeten zijn. (…)
We nemen het Schretlen&Co dan ook kwalijk in deze situatie terecht gekomen te zijn en beraden ons de komende tijd op eventuele verdere stappen. (…)
2.13. [A] c.s. hebben de vermogensbeheerovereenkomsten per 8 december 2008 beëindigd.
3. Het geschil
3.1. [A] c.s. vorderen bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
I. te verklaren voor recht dat Schretlen toerekenbaar tekort is geschoten in haar verplichtingen jegens [A] c.s.;
II. Schretlen te veroordelen tot vergoeding van de schade die [A] c.s. daardoor lijden, hebben geleden en nog zullen lijden, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
III. Schretlen te veroordelen in de kosten van de onderhavige procedure.
3.2. [A] c.s. leggen - kort samengevat - aan hun vordering ten grondslag dat Schretlen:
A. het beleggingsdoel (pensioenvoorziening) onjuist heeft vertaald in de randvoorwaarden van het vermogensbeheerbeleid en dus een vermogensbeheerbeleid heeft uitgevoerd dat strijdig was met het beleggingsdoel;
B. de uitgangspunten en doelstellingen van het vermogensbeheer heeft geschonden door het voeren van een te risicovol beleggingsbeleid;
C. de eigen assetallocatie heeft veronachtzaamd door buiten de door haarzelf aangegeven bandbreedtes te treden;
D. niet de vereiste (sectorale) spreiding heeft aangebracht, waardoor het risico, met name in de vastrentende waarden, te groot is geworden;
E. heeft nagelaten passende actie te ondernemen toen duidelijk werd dat de portefeuilles zeer verliesgevend waren, zelfs in het licht van uitdrukkelijke klachten, zeer uitvoerig op 3 september 2008;
F. haar verplichting heeft geschonden om [A] c.s. correct te informeren over de risico’s van de individuele effecten;
G. aan [A] c.s. versluierd heeft gerapporteerd over de samenstelling van de effectenportefeuilles.
3.3. [A] c.s. betogen dat hun vermogen als gevolg van de aan Schretlen verweten tekortkomingen te risicovol is belegd, waardoor aanzienlijk grotere verliezen zijn geleden dan bij een passend beleggingsbeleid het geval zou zijn geweest.
3.4. Schretlen voert gemotiveerd verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover voor de beoordeling van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Partijen hebben vermogensbeheerovereenkomsten gesloten op basis waarvan Schretlen binnen de in de overeenkomsten vastgelegde grenzen zelfstandig besliste welke transacties zij voor rekening en risico van [A] c.s. verrichtte. De tussen hen gesloten overeenkomsten kunnen worden gekwalificeerd als overeenkomsten van opdracht als bedoeld in artikel 7:400 van het Burgerlijk Wetboek (BW). Op grond van artikel 7:401 BW moet de opdrachtnemer (hier Schretlen) bij haar werkzaamheden de zorg van een goed opdrachtnemer in acht dient te nemen. Dat wil in dit geval zeggen dat Schretlen bij de uitvoering van de haar verstrekte opdrachten diende te handelen overeenkomstig hetgeen van een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam vermogensbeheerder onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.
4.2. Over de uitgangspunten voor het door Schretlen te voeren beheer bestaat tussen partijen eigenlijk geen geschil. Een en ander is beschreven in het beleggingsvoorstel en in de bijlagen bij de overeenkomsten. Vaststaat derhalve dat het voor [A] c.s. te beheren vermogen een pensioenbestemming had waaraan in het eerste jaar € 100.000,00 en nadien een vergelijkbaar bedrag voor levensonderhoud zou worden onttrokken. Verder staat vast dat [A] en [B] in ieder geval tot hun 65e geen andere inkomsten hadden en dus voor hun levensonderhoud afhankelijk waren van de aan de portefeuilles te ontrekken gelden en dat zij - afgezien van de waarde van hun woonhuis - niet over relevant ander vermogen beschikten. Tegen deze achtergrond moet vervolgens worden beoordeeld of Schretlen bij de uitvoering van de haar verstrekte opdracht, binnen de overeengekomen grenzen, heeft gehandeld overeenkomstig hetgeen van een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam vermogensbeheerder onder de gegeven omstandigheden mocht worden verwacht.
4.3. [A] c.s. menen dat dit niet het geval is en zij hebben in dat kader de onder 3.2. A. tot en met G. genoemde specifieke verwijten geformuleerd. De rechtbank zal deze hierna puntsgewijs bespreken.
Ad A; het beleggingsdoel (pensioenvoorziening) onjuist vertaald in de randvoorwaarden van het vermogensbeheerbeleid en dus een vermogensbeheerbeleid uitgevoerd dat strijdig was met het beleggingsdoel
4.4. [A] c.s. verwijten Schretlen concreet dat zij op basis van de aan haar verstrekte informatie ten onrechte heeft geconcludeerd dat voor [A] c.s. een lange beleggingshorizon van ten minste 10 jaar gold en dat interen op het vermogen geen probleem zou zijn. [A] c.s. betogen daartoe dat een lange beleggingshorizon op zichzelf onverenigbaar is met een pensioendoelstelling, zeker indien daaraan al direct moet worden onttrokken en dat ook het interen op het belegd vermogen zich niet verdraagt met de omstandigheid dat [A] en [B] voor hun levensonderhoud steeds afhankelijk waren van de onttrekkingen aan het belegd vermogen.
4.5. De rechtbank volgt [A] c.s. daarin niet. Anders dan [A] c.s. betogen is een lange beleggingshorizon niet steeds onverenigbaar met een pensioendoelstelling waarbij direct aan het vermogen wordt ontrokken. Zolang de portefeuille zo is ingericht dat voor de uitbetaling van de gewenste onttrekkingen steeds voldoende liquide middel worden aangehouden, zonder dat daarvoor op een ongunstig moment tot gedwongen verkopen van de beheerde effecten hoeft te worden overgegeaan, bestaat geen bezwaar om bij de inrichting van de portefeuille ook rekening te houden met de omstandigheid dat, zoals hier ook het geval, de beleggingen erop gericht zijn om voor een (zeer) lange termijn in het inkomen te blijven voorzien. Dat bij de portefeuilles van [A] c.s. onvoldoende ruimte voor het doen van de gewenste ontrekkingen bestond is gesteld noch gebleken. Integendeel, uit de brief van 22 september 2008 blijkt dat in ieder geval tot en met 2009 de gewenste ontrekkingen probleemloos konden worden gedaan.
Met betrekking tot het interen op het vermogen is in het beleggingsvoorstel uitdrukkelijk opgenomen dat de hoofdsom niet intact hoefde te blijven en dat interen geen probleem zou zij. [A] c.s. hebben daartegen niet geprotesteerd, zodat Schretelen ervan uit mocht gaan dat zij zich daarin konden vinden. Interen is, anders dan [A] c.s. betogen ook niet zonder meer onverenigbaar met het feit dat [A] en [B] voor hun levensonderhoud afhankelijk waren van het belegde vermogen. Het is zeer wel mogelijk en ook niet ongebruikelijk om in het kader van een oudedagsvoorziening in te teren op het belegde vermogen, zolang daarbij maar zodanig ruime marges worden gehanteerd dat wordt voorkomen dat de hoofdsom geheel is opgebruikt voordat de behoefte aan ontrekkingen voor het dagelijks levensonderhoud een einde nemen. [A] c.s. hebben niet gesteld, laat staan onderbouwd dat daaraan niet was voldaan.
Ad B; de uitgangspunten en doelstellingen van het vermogensbeheer geschonden door het voeren van een te risicovol beleggingsbeleid;
4.6. [A] c.s. betogen dat Schretlen ten onrechte geen uitvoering heeft gegeven aan het in het beleggingsvoorstel onder 1.2 omschreven beleggingsbeleid waarin concreet is aangegeven welk percentage van het beheerde vermogen per beleggingscategorie zal worden belegd. [A] c.s. stellen dat Schretlen ten onrechte niet haar eigen voorstel heeft gevolgd, maar heeft gekozen voor de in de bijlagen bij de vermogensbeheerovereenkomsten opgenomen verdelingen in bandbreedtes van aandelen, vastrentende waarden en alternatieve beleggingen en dat zij daarmee in samenhang met de wijze waarop zij daaraan invulling heeft gegeven, ten onrechte heeft gekozen voor een (te) risicovol beleggingsbeleid.
4.7. De rechtbank stelt voorop dat [A] c.s. door ondertekening van de vermogensbeheerovereenkomsten en de daarbij behorende bijlagen het daarin vastgelegde beleggingsbeleid hebben geaccepteerd. Dat brengt niet alleen mee dat Schretlen er van uit mocht gaan dat [A] c.s. het daarmee eens waren, maar ook dat Schretlen bij het door haar te voeren vermogensbeheer gebonden was aan de aldus overeengekomen bandbreedtes en dat zij zonder instemming van [A] c.s. daar niet meer van af mocht wijken. Anders dan [A] c.s. betogen kan dan ook niet als juist worden aanvaard dat Schretlen zich in afwijking van hetgeen partijen in de vermogensbeheerovereenkomsten hebben afgesproken, aan het in het beleggingsvoorstel opgenomen beleggingsbeleid had moeten houden. Daarbij komt dat, zoals Schretlen terecht betoogt, het beleggingsvoorstel in zoverre afweek van de uiteindelijk gesloten overeenkomsten dat het nog was gebaseerd op een geheel in privé te beleggen vermogen van € 1,2 miljoen, terwijl uiteindelijk is gekozen voor twee beheersovereenkomsten - één in privé en één voor de BV - waarbij in totaal € 1,48 miljoen werd belegd. Blijkens de vermogensbeheerovereenkomsten hebben [A] c.s. er in dat kader voor gekozen om in de privé portefeuille meer risico te nemen (Schretlenmix) en in de BV portefeuille juist minder risico (Vatsrentend gemend) dan in het beleggingsvoorstel voor het gehele vermogen was voorzien (Schretlenmix vastrentend). Anders dan [A] c.s. stelt volgt daaruit dan ook niet dat Schretlen, over het geheel genomen in de vermogensbeheer-overeenkomsten eenzijdig een meer risicovol beleggingsbeleid heeft opgenomen dan zij aanvankelijk zelf had voorgesteld. Dat Schretlen aldus ten onrechte geen uitvoering heeft gegeven aan het in het beleggingsvoorstel omschreven beleggingsbeleid is dan ook niet gebleken. Een en ander brengt mee dat ook dit betoog [A] c.s. niet kan baten.
Ad C; de eigen assetallocatie veronachtzaamd door buiten de door haarzelf aangegeven bandbreedtes te treden;
4.8. [A] c.s. stellen dat aan de door Schretlen in de portefeuilles als vastrentende waarden opgenomen effecten, een (te) hoog risico verbonden was. Het gaat daarbij volgens [A] c.s., per 1 januari 2008 in de privé portefeuille om de volgende effecten:
ING Bank FRN. Perp. 2003 II 4.15 %
Banco popular CMS FRN 04 4.47 %
Banque federative CM 2004 3.33 %
Creon VI 4.50 floored FL. 2.49 %
Avoca 8 CLO inleggar CS. 2.43 %
ZIB eurostrand CV 2.56 %
Faxtor credit value fund 4.63 %
Robeco flex-o-rent (EU) 5.28 %
Templeton gobal bonds FD 4.09 %
en in de BV portefeuille om de volgende effecten:
ING Bank FRN. Perp. 2003 II 3.88 %
Banco popular CMS FRN 04 2.52 %
Banque federative CM 2004 2.59 %
Creon VI 4.50 floored FL. 2.71 %
ZIB eurostrand CV 1.99 %
Cypress tree lev. Alt. fund 2.43 %
Faxtor credit value fund 2.16 %
Robeco flex-o-rent (EU) 3.97 %
Templeton gobal bonds FD 3.82 %
[A] c.s. betogen vervolgens dat deze effecten, gelet op de daaraan verbonden risico’s en eigenschappen niet als ‘vastrentende waarden’ kunnen worden aangemerkt. De ING Banco Popular en Banque federative perpetuele obligaties zijn eeuwigdurend en de waarde daarvan is afhankelijk van de waarde van de uitgevende instantie. Creon VI en de Avoca 8 zijn complexe producten, zonder hoofdsomgarantie en met een variabele coupon. ZIB eurostrand is een risicodragende belegging in vakantie parken. Faxtor Credit value fund en Cypress tree fund zijn fondsen die risicovol beleggen, hetgeen alleen al blijkt uit de grote verliezen die daarop zijn geleden. Robeco flex-o-rent en Templeton Global bonds kennen net als de overige effecten geen hoofdsomgarantie en zijn alleen daarom al ongeschikt om als vastrentende waarden in de portefeuilles te worden opgenomen.
Dit alles brengt volgens [A] c.s. mee dat Schretlen zich materieel niet aan de tussen partijen overeengekomen asset verdeling heeft gehouden, omdat zij feitelijk een te klein deel van de portefeuille in verhoudingsgewijs veiliger vastrentende waarden heeft belegd. Daarnaast voeren [A] c.s. aan dat ook de door Schretlen als alternatieve beleggingen gekochte effecten een te hoog risico kenden.
4.9. Schretlen heeft het door [A] c.s. gestelde betwist. Zij voert daartoe allereerst aan dat de als alternatieve beleggingen in de portefeuilles opgenomen effecten weliswaar een hoger risico kennen dan vastrentende waarden maar dat dit ook uitdrukkelijk tussen partijen is overeengekomen, past bij de overeengekomen beleggingsdoelstellingen en om die reden geen tekortkoming in de nakoming van de overeenkomst kan opleveren.
Daarnaast voert zij aan dat de door haar als vastrentende waarden in de portefeuilles opgenomen effecten alle voldoen aan de omschrijving van vastrentend waarden zoals die is opgenomen in het beleggingsvoorstel. De perpetuele obligaties hadden alle een hoge credit rating van respectievelijk A1, AA3 en A2. Creon VI en de Avoca 8 hadden een credit rating van AA respectievelijk Aa2 en kenden een zeer geringe kans op verlies van de hoofdsom waarbij Avoca 8 wel een inleggarantie had alsmede een uitstekend trackrecord. ZIB eurostrand had weliswaar geen kredietwaardigheidbeoordeling, maar belegde in hypothecaire leningen en kende daarmee een beperkt risico. Faxtor Credit value fund belegde in obligaties en kende een lage volatiliteit. Cypress tree fund kende een lage volatiliteit en had over de afgelopen 15 jaar steeds een positief rendement behaald. Robeco flex-o-rent belegt in geldmarkt producten en instellingen met een gemiddelde credit rating van AA en Templeton Global bonds fund belegt in staatsobligaties en heeft een AA credit rating. De effecten pasten aldus naar risico’s en kenmerken, bezien in samenhang met de overige in de portefeuilles opgenomen effecten, bij het voor [A] c.s. op grond van de overeenkomsten te voeren beleggingsbeleid, aldus steeds Schretlen.
4.10. De rechtbank stelt voorop dat uit het door partijen over en weer gestelde niet volgt dat de door Schretlen in de portefeuilles als vastrentende waarden opgenomen effecten niet zouden beantwoorden aan de in het beleggingsvoorstel gegeven omschrijving van “vastrentende waarden”. Verder is gesteld noch gebleken dat of waarom de door Schretlen als alternatieve beleggingen in de portefeuilles opgenomen effecten niet als zodanig zouden kwalificeren. De rechtbank stelt vervolgens vast dat tegen deze achtergrond uit de door partijen in het geding gebrachte portefeuilleoverzichten niet volgt dat Schretlen, uitgaande van de door haar gehanteerde - en aan [A] c.s. meegedeelde - categorisering van de diverse effecten, op enig moment buiten de tussen partijen overeengekomen bandbreedtes heeft belegd. Integendeel, uit de overzichten blijkt juist dat Schretlen steeds binnen de in de bijlagen bij de vermogensbeheerovereenkomsten vastgelegde percentages in de diverse door haar gehanteerde beleggingscategorieën heeft belegd.
4.11. Vervolgens is dan aan de orde of Schretlen desondanks een beleggingsbeleid heeft gevoerd dat in strijd is met het overeengekomen profiel, door in de portefeuille als vastrentende waarden, naast meer traditionele staatsobligaties en bedrijfsobligaties ook de onder 4.8 genoemde effecten op te nemen. [A] c.s. hebben daartoe betoogd dat deze effecten gelet op de daaraan verbonden bijzondere risico’s en eigenschappen materieel niet als ‘vastrentende waarden’ kunnen worden aangemerkt. Schretlen heeft dat op haar beurt gemotiveerd betwist.
4.12. Voor de beantwoording van de vraag of Schretlen in de door [A] c.s. gestelde zin is tekortgeschoten in de nakoming van de op haar uit hoofde van de overeenkomst rustende verbintenissen, moet worden beoordeeld of een redelijk handelend en redelijk vakbekwaam vermogensbeheerder, onder de gegeven omstandigheden, in redelijkheid heeft kunnen besluiten om naast staatsobligaties en obligaties van (financiële) ondernemingen de hiervoor onder 4.8 genoemde effecten als vastrentende waarden in de portefeuilles op te nemen. Daarbij is van belang dat met de overeengekomen verdeling in aandelen, vastrentende waarden en alternatieve beleggingen werd beoogd de portefeuilles zo veel mogelijk te laten aansluiten bij de beleggingswensen en doelstellingen van [A] c.s. en dat partijen daarbij juist met het oog op een beperking van de risico’s hebben gekozen voor een aanzienlijke belegging in vastrentende waarden. Bij de beoordeling van de vraag of Schretlen vervolgens met de door haar gekozen inrichting van de portefeuilles aan dat uitgangspunt heeft voldaan, gaat het niet alleen om de vraag of bepaalde effecten blijkens de door Schretlen daartoe gehanteerde omschrijving als vastrentende waarden kunnen worden gekwalificeerd, maar ook om de vraag welke concrete risico’s en rendementsverwachtingen aan de door Schretlen als vastrentende waarden in de portefeuilles opgenomen effecten verbonden zijn en of het als vastrentende waarden in de portefeuille opnemen daarvan, naar de destijds bekende stand van de kennis en wetenschap, in aanmerking genomen de tussen partijen gemaakte afspraken (pensioendoelstelling met jaarlijkse onttrekkingen, interen op het vermogen, lange horizon) en mede gelet op de overige als vastrentende waarden in de portefeuille opgenomen effecten, in overeenstemming was met het concrete risico dat [A] c.s. in staat waren te dragen en bereid waren te lopen om het beoogde rendement van 6% te behalen.
4.13. Teneinde die vraag te kunnen beantwoorden zal allereerst moeten worden vastgesteld welke concrete risico’s en rendementsverwachtingen aan de hiervoor onder 4.8 genoemde effecten zijn verbonden. Partijen verschillen daarover van mening. De rechtbank beschikt op dit punt niet over de nodige kennis en kunde om de juistheid van het door partijen dienaangaande gestelde zelf te kunnen beoordelen en behoeft onder deze omstandigheden alvorens verder te kunnen beslissen, nadere deskundige voorlichting.
Ad D; niet de vereiste (sectorale) spreiding aangebracht, waardoor het risico, met name in de vastrentende waarden, te groot is geworden;
4.14. [A]s c.s. stellen ter onderbouwing van dit verwijt dat de vastrentende waarden in de portefeuilles grotendeels beleggingen in de financiële sector betroffen, hetgeen een risicoverhogend effect zou hebben. Schretlen heeft het door [A] c.s. gestelde gemotiveerd betwist. Zij voert daartoe onder meer aan dat de vastrentende waarden grotendeels indexbeleggingen en individuele leningen betroffen met een breed spectrum aan debiteuren, waaronder overheden en ondernemingen in alle sectoren, waardoor de beleggingen in vastrentende waarden in de financiële sector per 1 december 2007 in de BV portefeuille slechts 32% en in de privé portefeuille 37% bedroegen.
4.15. De rechtbank stelt vast dat [A] c.s. anders dan dat sprake zou zijn van onvoldoende sectorale spreiding met een grote overweging in de financiële sector, niet concreet hebben gesteld om welke specifieke effecten het daarbij gaat, dat, waarom, hoe en in welke omvang daarmee telkens een concreet risico in de financiële sector werd gelopen en waarom en in hoeverre dientengevolge daadwerkelijk door hen meer risico is gelopen en of, hoe en in hoeverre dat risico zich ook heeft gematerialiseerd. Aldus hebben zij hun vordering op dit punt, mede bezien in het licht van de gemotiveerde betwisting door Schretlen onvoldoende onderbouwd, zodat deze reeds daarom niet kan slagen.
Ad E; nagelaten passende actie te ondernemen toen duidelijk werd dat de portefeuilles zeer verliesgevend waren, zelfs in het licht van uitdrukkelijke klachten, zeer uitvoerig op 3 september 2008;
4.16. [A] c.s. betogen allereerst dat Schretlen onmiddellijk had moeten ingrijpen toen bleek dat de portefuilles in waarde daalden. Daarnaast betogen zij dat Schretlen niet adequaat heeft ingegrepen toen [A] c.s. zich in augustus 2008 met een klacht tot Schretlen wendden.
4.17. Ook dit verwijt slaagt niet. Allereerst verzuimen [A] c.s. concreet te stellen wanneer, waarom en hoe dat ingrijpen door Schretlen plaats had moeten vinden en tot welke gevolgen dat zou hebben geleid. Schretlen heeft in dat kader gesteld dat de waardedalingen in de portefeuilles het gevolg waren van papieren, ongerealiseerde koersverliezen die verzoorzaakt werden door, of het gevolg waren van de kredietcrisis, zodat daarin geen aanleiding gevonden kon worden het beleggingsbeleid aan te passen. [A] c.s. hebben dit weliswaar in algemene zin betwist, maar daartegenover niet gesteld welke concrete maatregelen volgens hen, wanneer genomen hadden moeten worden. Dit alles klemt temeer nu ook [A] c.s. - die eenmaal per kwartaal een portefeuilleoverzicht ontvingen - kennelijk zelf tot augustus 2008 in de waardedalingen geen aanleiding hebben gezien zich tot voor nader overleg Schrtelen te wenden. Verder blijkt uit de brief van 22 september 2008 dat Schretlen direct heeft gereageerd op de klachten van [A] c.s. en vervolgens in overleg met hen tot een aanpassing van de privé portefeuille is gekomen. Een door Schrtelen voorgestane verdere beperking van de risico’s werd evenwel ook op dat moment door [A] en [B] blijkens hun brief van 3 oktober 2008 niet gewenst geacht. Onder deze omstandigheden hebben [A] c.s. onvoldoende onderbouwd dat en waarom Schretlen ter zake van het beweerdelijk niet tijdig of passend ingrijpen een verwijt kan worden gemaakt, noch hoe zulks tot een ander voor hen gunstiger resultaat zou hebben kunnen leiden.
Ad F; de verplichting geschonden om [A] c.s. correct te informeren over de risico’s van de individuele effecten;
4.18. De rechtbank volgt [A] c.s. ook op dit punt niet. Als gezegd was het uitgangspunt voor de tussen partijen gesloten vermogensbeheerovereenkomsten dat Schretlen binnen de in de overeenkomsten vastgelegde grenzen zelfstandig besliste welke transacties zij voor rekening en risico van [A] c.s. verrichtte. Daarbij past niet de door [A] c.s. kennelijk voorgestane, verstrekkende verplichting dat Schretlen hen telkens had moeten waarschuwen voor de risico’s verbonden aan (bepaalde) individuele effecten waarin het in beheer gegeven vermogen door Schretlen werd belegd. Schretlen heeft in het beleggingsvoorstel een uiteenzetting gegeven van de kenmerken van de verschillende soorten effecten waarin zou worden belegd en de daaraan meer algemeen verbonden risico’s. Dat deze informatie onjuist zou zijn is gesteld noch gebleken. Aldus heeft Schretlen aan de op haar in kader van de met [A] c.s. gesloten vermogensbeheerovereenkomsten rustende waarschuwingsplicht voldaan.
Ad G; versluierd gerapporteerd over de samenstelling van de effectenportefeuilles.
4.19. [A] c.s. betogen dat uit de door Schretlen aan [A] c.s. toegestuurde kwartaaloverzichten niet zou blijken dat in werkelijkheid zeer risicovol belegd zou worden. Dat de kwartaaloverzichten niet zouden voldoen aan hetgeen in artikel 7 van de vermogensbeheerovereenkomsten is opgenomen, is evenwel niet gesteld. Uit de door [A] c.s. overgelegde kwartaaloverzichten kunnen de samenstelling, de waarde en de wijzigingen in de portefeuille op eenvoudige wijze worden afgeleid, zodat het verwijt ook in zoverre ongegrond voorkomt. De rechtbank begrijpt dit verwijt dan ook veeleer aldus dat daarmee niet zozeer is beoogd een zelfstandige grondslag voor de vordering aan te voeren als wel dat daarmee een eventueel beroep op eigen schuld wordt afgeweerd, in die zin dat uit de rapportages voor [A] c.s. niet kenbaar zou zijn geweest dat door Schretlen materieel te risicovol werd belegd, zoals door hen onder C. betoogd. De rechtbank zal een verdere beoordeling op dit punt om die reden aanhouden totdat dienaangaande door de deskundige zal zijn bericht.
4.20. Uit het voorgaande volgt dat de rechtbank alvorens verder te kunnen beslissen voorlichting door een deskundige behoeft. De rechtbank zal partijen in de gelegenheid stellen zich bij akte uit te laten over de perso(o)n(en) van de te benoemen deskundige(n) en de inhoud van de aan de deskundige(n) te stellen vragen. De rechtbank is vooralsnog voornemens de volgende vragen voor te leggen:
-1 Welke concrete risico’s en rendementsverwachtingen zijn verbonden aan de volgende in de portefeuilles als vastrentende waarden opgenomen effecten:
de privé portefeuille:
ING Bank FRN. Perp. 2003 II 4.15 %
Banco popular CMS FRN 04 4.47 %
Banque federative CM 2004 3.33 %
Creon VI 4.50 floored FL. 2.49 %
Avoca 8 CLO inleggar CS. 2.43 %
ZIB eurostrand CV 2.56 %
Faxtor credit value fund 4.63 %
Robeco flex-o-rent (EU) 5.28 %
Templeton gobal bonds FD 4.09 %
de BV portefeuille:
ING Bank FRN. Perp. 2003 II 3.88 %
Banco popular CMS FRN 04 2.52 %
Banque federative CM 2004 2.59 %
Creon VI 4.50 floored FL. 2.71 %
ZIB eurostrand CV 1.99 %
Cypress tree lev. Alt. fund 2.43 %
Faxtor credit value fund 2.16 %
Robeco flex-o-rent (EU) 3.97 %
Templeton gobal bonds FD 3.82 %
-2 Konden deze effecten ten tijde van het gevoerde beheer redelijkerwijs worden aangemerkt als vastrentende waarden?
-3 Kunt u toelichten of en waarom, naar uw mening, het in de genoemde percentages als vastrentende waarden in de portefeuilles opnemen van deze effecten, naar de destijds bekende stand van de kennis en wetenschap, in aanmerking genomen de tussen partijen gemaakte afspraken (pensioendoelstelling met jaarlijkse onttrekkingen, interen op het vermogen, lange horizon) en mede gelet op de overige als vastrentende waarden, aandelen en alternatieve beleggingen in de portefeuilles opgenomen effecten, en bezien in het licht van het beoogde rendement van 6% al dan niet als passend kan worden aangemerkt?
-4 Hebt u nog andere opmerkingen die voor de beslissing van het geschil van belang kunnen zijn?
4.21. De rechtbank zal de zaak naar de rol verwijzen voor het door partijen gelijktijdig nemen van de hiervoor onder 4.20 genoemde akte, waarbij de rechtbank in overweging geeft een en ander vooraf onderling af te stemmen. Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. verwijst de zaak naar de rol van 30 november 2011 voor het gelijktijdig nemen van een akte door partijen als bedoeld onder r.o. 4.20;
5.2. houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.W.H. Vink en in het openbaar uitgesproken op
2 november 2011.?