ECLI:NL:RBAMS:2011:BV3656

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
485242 - HA ZA 11-799
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Toewijzing vordering tot betaling boete voor te late medewerking aan levering woning door koper

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 9 november 2011 uitspraak gedaan in een civiele procedure tussen [A] en [B] c.s. De zaak betreft een vordering tot betaling van een boete door [A] aan [B] c.s. wegens te late medewerking aan de levering van een woning. De partijen waren het eens over een vervroeging van de leveringsdatum van 1 december 2010 naar 18 november 2010, maar [A] heeft op de afgesproken datum niet geleverd. De rechtbank oordeelde dat er onvoorwaardelijke overeenstemming was bereikt over de vervroeging van de leveringsdatum en dat [A] in verzuim was geraakt door niet tijdig te leveren. De rechtbank heeft de vordering van [A] tot terugbetaling van de boete afgewezen en de vordering van [B] c.s. tot betaling van de boete toegewezen. De rechtbank oordeelde dat de boete niet gematigd hoefde te worden, omdat de partijen bij het sluiten van de overeenkomst waren overeengekomen dat de boete een drukmiddel was om nakoming te waarborgen. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van [B] c.s. toegewezen en [A] veroordeeld tot betaling van de wettelijke rente over de boete vanaf 11 februari 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 485242 / HA ZA 11-799
Vonnis van 9 november 2011
in de zaak van
[A],
wonende te --,
eiser in conventie,
verweerder in reconventie,
advocaat mr. E.T. van Dalen te Groningen,
tegen
1. [B],
wonende te --,
2. [C],
wonende te --,
gedaagden in conventie,
eisers in reconventie,
advocaat mr. J.M. de Bruin te Amsterdam.
Partijen zullen hierna [A] en [B] c.s. genoemd worden en [C] zal [C] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 25 februari 2011
- de conclusie van antwoord in conventie, tevens eis in reconventie van 18 mei 2011
- het tussenvonnis van 1 juni 2011
- de conclusie van antwoord in reconventie van 22 september 2011 en
- het proces-verbaal van comparitie van 22 september 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 18 augustus 2010 zijn [A] als koper en [B] c.s. als verkopers een koopovereenkomst (de “Koopovereenkomst”) aangegaan met betrekking tot een appartement aan de [adres 1] in Amsterdam. De Koopovereenkomst bevat onder meer de volgende bepalingen:
“Levering
Artikel 7
De leveringsakte zal worden verleden op 01 december 2010 ten overstaan van de notaris.
(…)
ALGEMENE BEPALINGEN
(…)
Tekortkoming (wanprestatie)
Artikel VI
(…)
2. Indien één van de partijen, na bij deurwaardersexploit in gebreke te zijn gesteld, gedurende acht dagen, na de dag waarop het deurwaardersexploit is uitgebracht, tekort schiet in de nakoming van één of meer van haar verplichtingen – daaronder begrepen het niet tijdig betalen van de waarborgsom of het niet tijdig doen stellen van een correcte bankgarantie – is deze partij in verzuim en heeft de wederpartij de al dan niet subsidiaire keus tussen:
a. uitvoering van de overeenkomst te verlangen, in welk geval de partij die in verzuim is na afloop van voormelde termijn van acht dagen voor elke sedertdien ingegane dag tot aan de dag van nakoming een onmiddellijk opeisbare boete verschuldigd is van drie pro mille van de koopprijs; of
b. de overeenkomst door een schriftelijke verklaring voor ontbonden te verklaren en betaling van een onmiddellijk opeisbare boete te vorderen van tien procent van de koopprijs.”
2.2. Op 8 oktober 2010 heeft [C] een e-mail aan [A] gezonden met de volgende inhoud:
“Hierbij een samenvatting van hetgeen zojuist besproken:
In principe vindt de levering van de [adres 1] plaats op 15 november 2010 in plaats van 1 december 2010, mits jouw hypotheekverstrekker dit op tijd voor elkaar krijgt. Jij verwacht hier volgende week uitsluitsel over te kunnen geven.”
2.3. Op 21 oktober 2010 heeft [A] aan [B] c.s. een sms gezonden met de volgende inhoud:
“Ben net terug uit Dtsld. Tel. vergeten, kon niet bellen. Bank gaf aan 3 tot 4 weken nodig te hebben. Mijn voorstel is transport op 18 nov. Gr. [A]”
2.4. Op 22 oktober 2010 heeft [C] aan [A] een sms gezonden met de volgende inhoud:
“18 nov is akkoord. Vriendelijk verzoek of je bij de bank een vinger aan de pols wil houden. Levering van mijn nieuwe huis is 22 nov, dus mocht levering van de [adres 1] nu vertraging oplopen kom ik in de problemen. Groet [C].”
2.5. Op 2 november 2010 heeft [C] aan [A] een sms gezonden met de volgende inhoud:
“Beste [A], is het tijdstip voor de overdracht al vastgesteld? Zoniet heeft ’s middags onze voorkeur. Groet [C].”
2.6. Op 11 november 2010 heeft [D], een medewerker van notaris [E], aan [B] c.s. een e-mail gestuurd waarbij onder meer een concept akte van levering en een concept nota van afrekening werden opgestuurd en met onder meer de volgende inhoud:
“Voorts bevestig ik u de afspraak voor het passeren van de akte op donderdag 18 november a.s. om 14:00 uur. Op de komst van u beiden wordt alsdan gaarne gerekend.”
2.7. Op 17 november in de middag heeft [A] gebeld met [E] en [F], de makelaar van [B] c.s., en verteld dat de levering op de volgende dag niet door kon gaan.
2.8. Levering vond inderdaad niet plaats op 18 november. Op die dag heeft [B] c.s. een exploit doen betekenen aan [A] met een sommatie om binnen acht dagen na 18 november 2010 de leveringsakte te doen verlijden met aanzegging dat indien geen gehoor aan die sommatie wordt gegeven [B] c.s. de Koopovereenkomst zullen ontbinden of nakoming zullen verlangen, in beide gevallen met een beroep op het in artikel VI van de algemene bepalingen van de Koopovereenkomst opgenomen boetebeding.
2.9. Op 1 december 2010 heeft [E] een e-mail gestuurd aan [A] met de volgende inhoud:
“Ter voorkoming van enig misverstand bericht ik u dat verkoper heeft aangegeven uitvoering van de overeenkomst te verlangen als vermeld in artikel VI lid 2 sub a van de algemene bepalingen van het koopcontract (pagina 23).”
2.10. Op 9 december 2010 heeft [A] aangegeven, dat de levering de volgende dag kon doorgaan.
2.11. Op 10 december 2010 heeft de levering plaats gevonden. Aangezien [B] c.s. slechts wilden meewerken aan de levering als [A] een boete van € 19.500,00 zou voldoen en [A] dit bedrag slechts onder protest wilde voldoen, is naast de leveringsakte op die datum door partijen en notaris [E] een depotakte (de “Depotakte”) getekend. Op grond hiervan is een bedrag van € 19.500,00 in depot gestort bij de notaris tot meerdere zekerheid van hetgeen [B] c.s. van [A] te vorderen mochten hebben uit hoofde van eventueel verschuldigde boete en/of schadevergoeding met rente en kosten. De depotakte bepaalt onder meer:
“2. Partijen 1 en 2 (respectievelijk [B] c.s. en [A], rechtbank) verkrijgen ten gevolge hiervan een voorwaardelijke vordering op de notaris. Deze vordering wordt op één van de hierna vermelde wijzen onvoorwaardelijk:
- na ondubbelzinnige gelijkluidende schriftelijke opdracht van partijen 1 en 2, dan wel
- na een in kracht van gewijsde gegaan vonnis of een uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis.”
3. Het geschil
in conventie
3.1. [A] vordert samengevat - veroordeling van [B] c.s. tot betaling aan [A] van EUR 20.767,75, tegen behoorlijk bewijs van kwijting vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 19.767,75 vanaf 10 december 2010 tot de dag van algehele voldoening en veroordeling van [B] c.s. in de kosten van deze procedure. De vordering is opgebouwd uit het bedrag van de in depot gestorte boete van € 19.500,00,
€ 267,75 aan exploitkosten voor het door [B] c.s. uitgebrachte exploit en € 1.000 aan vermogensschade in de vorm van een door [A] aan de door hem ingeschakelde deurwaarder verschuldigde vergoeding.
3.2. [B] c.s. voeren verweer.
3.3. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.4. [B] c.s. vorderen zo mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
- primair veroordeling van [A] om aan [B] c.s. te voldoen een bedrag van EUR 19.500,00 ter zake van verbeurde boetes, althans een in goede justitie te betalen bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 11 februari 2011, althans vanaf 17 februari 2011, althans vanaf 25 februari 2011, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening;
- subsidiair
1.[A] te veroordelen om binnen 5 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis zijn volledige medewerking te verlenen aan de uitbetaling van het volledige depotbedrag ad € 19.500,00 door notaris mr [E] aan [B] c.s. door tezamen met [B] c.s. binnen 5 dagen na betekening van het in dezen te wijzen vonnis, ondubbelzinnig en gelijkluidend schriftelijk opdracht te geven aan de notaris om hetvolledige depotbedrag ad € 19.500,00 per omgaande uit te keren aan [B] c.s. en
2. [A] te gebieden zich te onthouden van ieder handelen waardoor de uitbetaling van voornoemd depotbedrag door notaris mr [E] aan [B] c.s. zal worden gefrustreerd, en
3. [A] te veroordelen tot betaling van een dwangsom aan [B] c.s. van
€ 10.000,00 voor iedere dag of gedeelte van een dag dat [A] in gebreke blijft met de nakoming van één van de hiervoor onder 1. en 2. genoemde veroordelingen, en
4. [A] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [B] c.s. te voldoen de wettelijke rente over de verbeurde boetes, althans het depotbedrag, ad € 19.500,00 vanaf 11 februari 2011, althans vanaf 17 februari 2011, althans vanaf 25 februari 2011, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening;
- primair en subsidiair
1. [A] te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [B] c.s. te voldoen de buitengerechtelijke incassokosten ad € 904,00, althans een in goede justitie te bepalen bedrag;
2. [A] te veroordelen in de kosten van dit geding, een en ander te voldoen binnen 8 dagen na dagtekening van het in dezen te wijzen vonnis, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening;
3. [A] te veroordelen in de nakosten, voor het geval de vorderingen van [A] in conventie worden afgewezen, zowel in conventie als reconventie in totaal ad € 205,00 danwel indien betekening van dit vonnis plaatsvindt ad € 273,00, en voor het geval de vorderingen van [A] in conventie worden toegewezen, in reconventie ad € 131,00, danwel indien betekening van dit vonnis plaatsvindt ad € 199,00.
3.5. [A] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie en reconventie
standpunt [A]
4.1. [A] stelt zich op het standpunt dat het deurwaardersexploit te vroeg is verzonden, omdat [A] op 18 november 2010 niet in verzuim was. [A] voert aan dat hij wel had aangegeven bereid te zijn mee te werken aan eerdere levering dan op 1 december 2010, maar dat was onder de voorwaarde dat hij zijn financiering rond moest krijgen. De afspraak voor eerdere levering moet volgens [A] slechts als een inspanningsverbintenis worden beschouwd. Volgens de Koopovereenkomst was [A] verplicht tot meewerken aan levering op 1 december 2010 en hij heeft aan zijn verplichting voldaan door op 10 december 2010 af te nemen. Hij is na 1 december 2010 niet in gebreke gesteld, zodat hij geen boete verschuldigd is. [A] heeft wel aangeboden schadevergoeding te betalen voor de schade die door de latere levering door [B] c.s. is geleden, maar hij heeft nooit opgave gekregen van de geleden schade.
Standpunt [B] c.s.
4.2. [B] c.s. stelt zich op het standpunt dat partijen 18 november 2010 als nieuwe leveringsdatum in plaats van 1 december 2010 zijn overeengekomen. Behalve uit de hierboven aangehaalde e-mail en sms uitwisseling blijkt dat uit het feit dat [A] de door hem aangewezen notaris heeft gevraagd de levering op die datum te laten plaatsvinden. Op grond van het op 18 november 2010 betekende deurwaardersexploit was [A] vanaf 27 november 2010 in verzuim, aangezien hij niet vóór die datum alsnog heeft afgenomen. Derhalve is [A] vanaf die datum een dagboete van drie pro mille van de koopsom verschuldigd tot 10 december 2010, de datum waarop levering uiteindelijk plaatsvond, hetgeen uitkomt op een bedrag van € 19.500,00.
Oordeel van de rechtbank over de verschuldigdheid van de boete
4.3. De rechtbank is van oordeel dat partijen overeenstemming bereikt hebben over een (onvoorwaardelijke) vervroeging van de leveringsdatum tot 18 november 2010. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. Partijen zijn het erover eens dat de in de Koopovereenkomst genoemde leveringsdatum van 1 december 2010 een fatale datum betrof. De onder 2.2 aangehaalde email van 8 oktober 2010 legde vast dat levering op 15 november 2010 in plaats van op 1 december 2010 plaats zou vinden, dit onder het voorbehoud dat de hypotheekverstrekker dit op tijd voor elkaar zou krijgen. Daarover zou [A] nog uitsluitsel geven. Vervolgens heeft [A] naar aanleiding van overleg met zijn bank 18 november 2010 voorgesteld. [B] c.s. hebben deze datum aanvaard, waarbij zij er uitdrukkelijk op wezen dat vertraging hen in problemen zou brengen. Bij deze bevestigingen is door [A] geen voorbehoud meer gemaakt. [A] heeft de notaris de instructie gegeven levering voor 18 november 2010 voor te bereiden en heeft niet gesteld dat hij bij die instructie enig voorbehoud heeft gemaakt. [A] heeft ter terechtzitting verklaard dat hij telkens heeft aangegeven dat er problemen waren met de financiering en dat hij geregeld met [F], de makelaar van verkopers, en [E] heeft gebeld over de problemen met zijn financiering. Maar [A] heeft niet aangegeven dat hij bij het vastleggen van de afspraak voor levering op 18 november 2010 een voorbehoud heeft gemaakt over die leveringsdatum, laat staan hoe hij dat zodanig heeft gemaakt dat [B] c.s. hebben moeten begrijpen dat zij niet op de afspraak van levering op die datum mochten vertrouwen. Uit de verklaring van [A] blijkt dat hij pas op de dag voor de afgesproken leveringsdatum heeft gebeld dat levering op die dag niet door kon gaan. Gegeven deze feiten en omstandigheden in onderling verband en samenhang beschouwd is de rechtbank van oordeel dat partijen zijn overeengekomen dat levering op 18 november 2010 plaats zou vinden.
4.4. Door niet mee te werken aan levering op die datum is [A] dan ook te kort geschoten in de nakoming van zijn verplichtingen onder de Koopovereenkomst en [B] c.s. hadden het recht om [A] middels het deurwaardersexploit te sommeren tot nakoming en de contractueel overeengekomen boete aan te zeggen. Nu vaststaat dat [A] pas op 10 december 2010 zijn verplichting tot medewerking aan de levering is nagekomen, is de contractuele boete tot die datum door [A] aan [B] c.s. verschuldigd. Weliswaar heeft [A] zich op het standpunt gesteld dat hij wel de door [B] c.s. geleden schade wil vergoeden, maar nu hij in de Koopovereenkomst is overeengekomen dat bij wanprestatie een boete verschuldigd is - onder de in artikel VI van de algemene bepalingen opgenomen voorwaarden - en [B] c.s. zich op die contractuele bepaling beroepen, dient [A] dan ook deze contractuele verplichting na te komen.
Beroep op matiging boete
4.5. Subsidiair heeft [A] zich erop beroepen dat de boete ex artikel 6:94 BW moet worden gematigd. [A] voert aan dat er grond is voor matiging omdat niet gesteld of gebleken is dat [B] c.s. concrete schade hebben geleden en het er dus in de ogen van [A] op neer komt dat [B] c.s. de boete als een soort extraatje zien.
4.6. [B] c.s. hebben aangevoerd dat zij weldegelijk schade hebben geleden. Deze bestaat uit de kosten van het overbruggingskrediet dat zij nodig hadden in verband met de levering aan hen van hun nieuwe huis op 22 november 2010, de rente daarover, het langer gebonden zijn aan de woonlasten van de woning naast de door [B] c.s. gehuurde tijdelijke woning en inmiddels de advocaat- en overige procedurekosten. Daarnaast beroepen [B] c.s. zich erop dat het boetebeding juist overeengekomen is om te vermijden dat schade als gevolg van verzuim diende te worden aangetoond en als drukmiddel diende om een partij die tekort schoot in de nakoming alsnog tot nakoming te bewegen. Bij het sluiten van de Koopovereenkomst waren partijen het erover eens dat deze sanctie redelijk was en dat het daarbij niet van belang was of de andere partij schade heeft geleden.
4.7. Op grond van artikel 6:94 BW kan de rechter op verlangen van de schuldenaar de bedongen boete matigen, indien de billijkheid dit klaarblijkelijk eist. Deze maatstaf brengt mee, dat de rechter pas als de toepassing van een boetebeding in de gegeven omstandigheden tot een buitensporig en daarom onaanvaardbaar resultaat leidt, van zijn bevoegdheid tot matiging gebruik mag maken. Daarbij moet de rechter niet alleen letten op de verhouding tussen de werkelijke schade en de hoogte van de boete, maar ook op de aard van de overeenkomst, de inhoud en de strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het is ingeroepen.
4.8. De rechtbank is van oordeel dat er geen grond is voor matiging van de contractueel overeengekomen boete. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt. De opneming van dit soort boetebedingen in overeenkomsten als de Koopovereenkomst heeft tot doel een drukmiddel te vormen om een partij die tekort schiet tot nakoming te bewegen. Tevens heeft een dergelijk beding de strekking de partij die niet in gebreke is te ontlasten van het bewijs van zijn schade. Bij het sluiten van de overeenkomst waren dan ook beide partijen het erover eens dat deze sanctie redelijk was. Juist bij de verkoop van woningen, die in veel gevallen samengaat met de aankoop van een andere woning, hebben partijen er belang bij zekerheid te hebben over (het tijdstip van) nakoming. Dat geval deed zich ook hier voor en [B] c.s. hebben [A] uitdrukkelijk gewezen op hun belang bij tijdige nakoming. Door de niet nakoming van [A] verkeerden [B] c.s. in onzekerheid over de vraag of en zo ja wanneer hun oude woning aan [A] geleverd zou kunnen worden. [A] heeft niets gedaan om die onzekerheid bij [B] c.s. weg te nemen. Hij heeft immers pas de dag voor de levering op 10 december 2010 gebeld dat levering plotseling wel door moest gaan evenals hij de levering op 18 november 2010 de dag tevoren afzegde. In de tussentijd heeft hij [B] c.s. niet geïnformeerd over de redenen van het uitstel en de duur ervan. Gelet op de aard van de overeenkomst en de inhoud en strekking van het beding en de omstandigheden waaronder het beding wordt ingeroepen ziet de rechtbank geen aanleiding om de gevorderde boete in dit geval buitensporig te achten.
4.9. De rechtbank zal op de hiervoor genoemde gronden de vordering in conventie tot terugbetaling van de gevorderde boete afwijzen. De rechtbank zal in reconventie de primaire vordering tot uitbetaling aan [B] c.s. van de boete toewijzen. De subsidiaire vordering in reconventie behoeft gezien haar aard en de hierna opgenomen overweging geen behandeling meer.
Ten laste van depot notaris
4.10. Beide partijen hebben de rechtbank ter terechtzitting verzocht om bij een toewijzing van de vordering van één van partijen tot uitbetaling van de boete te bepalen dat deze vordering ten laste van het depot bij de notaris moet komen, voor zover dat depot daarvoor voldoende is. De rechtbank zal dan ook in haar uitspraak opnemen dat de betaling van de boete en rente door [A] aan [B] c.s. dient plaats te vinden door uitkering door de notaris aan [B] c.s. van het door hem in depot gehouden boetebedrag vermeerderd met de daarop vervallen rente overeenkomstig artikel 2 van de Depotakte.
Gevorderde vergoeding exploitkosten
4.11. Ter terechtzitting heeft [A] bevestigd dat hij afziet van zijn vordering tot vergoeding van de exploitkosten, omdat deze blijkens de notariële afrekening van 10 december 2010 voor rekening van [B] c.s. zijn gekomen. Per abuis is deze bevestiging niet in het proces verbaal opgenomen.
Buitengerechtelijke incassokosten
4.12. Nu de hoofdvordering in conventie van [A] wordt afgewezen zal ook zijn vordering van vermogensschade bestaande in de kosten van de door hem ingeschakelde deurwaarder afgewezen worden.
4.13. De vordering van [B] c.s. tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-) kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. Uit de door [B] c.s. gegeven omschrijving van de verrichte werkzaamheden blijkt niet dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier. De kosten waarvan [B] c.s. vergoeding vorderen, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
Gevorderde rente
4.14. [B] c.s. vorderen de wettelijke rente over de verbeurde boete ad
€ 19.500,00 vanaf 11 februari 2011, althans vanaf 17 februari 2011, althans vanaf 25 februari 2011, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening op de grond dat deze rente verschuldigd is vanaf het moment dat hij met betaling van de boete in verzuim is. [B] c.s. voeren aan dat op grond van artikel 83 sub c BW het verzuim zonder ingebrekestelling intreedt wanneer de schuldeiser uit een mededeling van de schuldenaar moet afleiden dat deze in de nakoming van de verbintenis zal tekortschieten. Op 11 februari 2011 heeft een incassobureau namens [A] [B] c.s. gesommeerd het bedrag van de boete vermeerderd met bijkomende kosten aan [A] te betalen. Hieruit konden [B] c.s. opmaken dat [A] in de nakoming van zijn verplichting tot betaling van de boete zou tekortschieten, aldus [B] c.s. [A] gaat ervanuit dat de notaris het depotbedrag op een rentedragende rekening heeft gezet en voert aan dat het niet nodig is om daar afzonderlijk wettelijke rente door [A] over te laten betalen.
4.15. De rechtbank overweegt als volgt. De Depotakte bevat geen bepaling die het conflict tussen partijen beperkt tot het in depot geplaatste bedrag en de daarover vergoede rente en bevat slechts de overweging dat het depot bedrag wordt gestort tot meerdere zekerheid van hetgeen [B] c.s. van [A] te vorderen mocht hebben. De rechten van [B] c.s. tegenover [A] zijn derhalve niet beperkt tot het in depot geplaatste bedrag en de daarover vergoede rente. [B] c.s. voeren terecht aan dat zij uit de brief van 11 februari 2011 moesten opmaken dat [A] de boete niet zou betalen of akkoord zou gaan met het aan [B] c.s. uitbetalen van het depotbedrag. Dit is ook niet bestreden door [A]. [A] was derhalve vanaf die datum in verzuim ten aanzien van zijn verplichting tot betaling van de boete. De vordering tot betaling van wettelijke rente over het bedrag van de boete zal dan ook worden toegewezen vanaf 11 februari 2011 tot aan de dag van algehele voldoening.
Proceskosten
4.16. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in conventie worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [B] c.s. worden begroot op:
- vast recht € 588,00
- salaris advocaat € 1.194,00 (2,0 punten x tarief € 597,00)
Totaal: € 1.782,00
4.17. [A] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten in reconventie worden veroordeeld. De proceskosten aan de zijde van [B] c.s. worden begroot op
€ 597,00 (2,0 punten x factor 0,5 x tarief € 597,00).
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie:
5.1. wijst het gevorderde af,
5.2. veroordeelt [A] in de proceskosten aan de zijde van [B] c.s. tot op heden begroot op € 1.782,00 en
5.3. verklaart dit vonnis in conventie voor wat betreft de proceskosten uitvoerbaar bij voorraad;
in reconventie:
5.4. veroordeelt [A] om aan [B] c.s. te voldoen een bedrag van EUR 19.500,00 ter zake van verbeurde boetes, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 11 februari 2011 tot de dag der algehele voldoening, voor zover mogelijk te voldoen door uitbetaling door notaris [E] van het voor dit doel door hem in depot gehouden bedrag aan [B] c.s. overeenkomstig artikel 2 van de Depotakte,
5.5. veroordeelt [A] in de proceskosten aan de zijde van [B] c.s. tot op heden begroot op € 597,00, een en ander te voldoen binnen 8 dagen na dagtekening van dit vonnis, en – voor het geval voldoening binnen bedoelde termijn niet plaatsvindt – te vermeerderen met de wettelijke rente, te rekenen vanaf bedoelde termijn voor voldoening,
5.6. veroordeelt [A] in de nakosten, zowel in conventie als reconventie in totaal ad € 205,00 danwel indien betekening van dit vonnis plaatsvindt ad € 273,00
5.7. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad en
5.8. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. T.H. van Voorst Vader en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2011.?