vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
zaaknummer / rolnummer: 445293 / HA ZA 09-3911
Vonnis van 28 december 2011
[A],
erfopvolgster van wijlen
[B],
wonende te --,
eiseres,
advocaat mr. S.W. van Dijk te Apeldoorn,
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
JACHTMAKELAARDIJ DE VALK B.V.,
gevestigd te Nieuw-Loosdrecht,
2. de stichting
STICHTING ESCROW ACCOUNT DE VALK YACHTBROKERS,
gevestigd te Loosdrecht,
gedaagden,
advocaat mr. R.V. de Lauwere te Hilversum.
Partijen zullen hierna [B], De Valk en Stichting Escrow worden genoemd. Gedaagden zullen gezamenlijk ook De Valk c.s. worden genoemd.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 13 november 2009 met producties,
- de akte tot schorsing en hervatting van het geding van [B] van 14 juli 2010 met productie,
- de conclusie van antwoord van 4 augustus 2010 met producties,
- de conclusie van repliek van 22 december 2010 met producties,
- de conclusie van dupliek van 8 juni 2011.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [B] was eigenaar van een motorjacht van het type Neptunus 141 AK Fly (hierna: het jacht). [B] heeft aan De Valk opdracht gegeven om te bemiddelen bij de verkoop van het jacht. De daartoe in het Duits opgestelde overeenkomst vermeldt onder meer:
“Art. 5.
Das Geld, das der Yacht Makler im Rahmen dieses Vermittlungsvertrages vom Käufer erhält, muss er auf ein anderes Konto bei der Rabobank, Breukelen, (…) auf den Namen von Stichting Escrow, Account De Valk B.V., Yachtbrokers, einzahlen. Der Auftraggeber verplichtet sich, diesen Vorgang nicht entgegenzewirken. Die Überweisung von Geld auf ein anderes als das obengenannte andere Konto gilt nicht als rechtsgültige Zahlung des Käufers.”
2.2. De Valk heeft een koper gevonden voor het jacht: [C]. Van de koopovereenkomst is zowel een Duits- als een Nederlandstalige versie opgemaakt. De Duitstalige versie is op 28 juni 2007 ondertekend door [B]. De Nederlandstalige versie is in opdracht van [B] op 3 juli 2007 ondertekend door De Valk. [C] heeft alleen de Nederlandstalige versie ondertekend.
2.3. De Nederlandstalige versie van de koopovereenkomst tussen [B] en [C] bevat, voor zover van belang, de volgende bepalingen:
“Prijs en betalingscondities
Artikel 2.1
De verkoopprijs bedraagt EUR 340.000 (…), in mindering waarop koper, mede tot zekerheid voor de nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van deze overeenkomst, binnen 5 dagen na contractdatum van deze overeenkomst een bedrag van EUR 35.000 zal stellen onder berusting van Stichting Escrow Account De Valk Yachtbrokers (…) door overmaking op rekeningnummer (…).
Artikel 2.2
Het restantbedrag van EUR 305.000 (…) dient op de in artikel 2.1 aangegeven wijze voor afvaart doch uiterlijk op 20 juli 2007 te zijn voldaan. Elke andere wijze van betaling wordt uitdrukkelijk als niet rechtsgeldig beschouwd en leidt derhalve met betrekking tot het vaartuig niet tot een leveringsplicht aan de zijde van verkoper dan wel van zijn gemachtigde.
(…)
Levering
(…)
Artikel 3.2
Verkoper levert het vaartuig in onvoorwaardelijke eigendom, vrij van hypotheken en beslagen en van inschrijvingen daarvan, vrij van invoerrechten en/of omzetbelasting en vrij van schulden en/of verplichtingen van welke aard dan ook. Ter zake vrijwaart verkoper koper tegen alle aanspraken.
(…)
Artikel 7
Partijen kiezen voor de uitvoering van deze overeenkomst en haar gevolgen uitdrukkelijk woonplaats ten kantore van Jachtmakelaardij De Valk B.V. te Loosdrecht aan het adres ’t Breukeleveense Meentje 6.
2.4. [C] heeft, conform het in de koopovereenkomst bepaalde, de koopprijs van
€ 340.000,= overgemaakt naar de bankrekening van Stichting Escrow. Het jacht is vervolgens in juli 2007 aan [C] ter beschikking gesteld. [B] heeft bij de terbeschikkingstelling van het jacht geen bewijs overgelegd dat binnen de EU btw voor het jacht is voldaan. De door [B] aan De Valk verschuldigde provisie bedroeg € 35.000,=.
2.5. De Valk heeft bij brief van 18 juli 2007 het volgende aan [B] bericht:
hinsichtlich der finanziellen Abwickelung vom Verkauf der Neptunus 141 teilen wir Ihnen folgendes mit:
Wie vereinbart beträgt der Erlösch € 305.000,00
Depôt wegend fehlenden MwSt. Bescheinigung € 64.600,00
=========
Ihnen zukommend € 240.400,00
Diesen Betrag haben wir bereits auf Ihr Konto (…) bei der Rabobank Maas en Leudal in Heythuysen überwiesen.
Sobald wir die MwSt. Bescheinigung erhalten haben werden wir das Depôt überweisen.”
2.6. In zijn reactie daarop van 14 september 2007 heeft P. Küpper-Fahrenberg, de Duitse advocaat van [B], aan De Valk bericht dat het overleggen van een betalingsbewijs van btw zijns inziens niet kon worden verlangd omdat het een transactie tussen particulieren betrof. Hij heeft De Valk c.s. verzocht het resterende deel van de koopsom aan [B] uit te betalen dan wel nader toe te lichten waarom inhouding van dit bedrag door De Valk gerechtvaardigd is.
2.7. In haar antwoordbrief aan Küpper-Fahrenberg van 18 september 2007 heeft De Valk gewezen op de in artikel 3.2 van de koopovereenkomst neergelegde verplichting van [B] het jacht vrij van omzetbelasting te leveren. De Valk heeft verder aangegeven hoe kan worden aangetoond dat de omzetbelasting ter zake van het jacht is voldaan.
2.8. Bij brief van 28 februari 2008 heeft [C] het volgende bericht aan De Valk:
“(…) Tijdens de afwikkeling met de verkoper, bleek dat door de heer [B] geen bewijs van destijds betaalde BTW kon worden overgelegd, doch bij nieuw aanschaf door de heer [B] een z.g. lease constructie is aangegaan. Ook uit deze lease constructie komt nergens naar voren dat op het schip BTW is voldaan. (…)
In overleg met en op mijn verzoek is door Jachtmakelaardij De Valk B.V. een bedrag van Euro 64.600,--, zijnde 19% over de aanschafprijs van Euro 340.000,--, ingehouden tijdens de financiële afwikkeling.
Ik stel de heer [B] hierbij in verzuim en verwacht dat hij instemt met het aan mij vijrgeven van het ingehouden BTW bedrag, zodat ik zelf of via De Valk alsnog de BTW kan afdragen. De termijn die ik hiervoor stel is uiterlijk 15 april 2008. Mocht de heer [B] geen schriftelijke toestemming afgeven, dan zal ik genoodzaakt zijn het ingehouden BTW bedrag via een procedure op te eisen. (…)”
2.9. In zijn brief van 31 mei 2008 heeft [B] onder meer het volgende aan De Valk meegedeeld:
“(…) Das Boot (…) wurde durch Kaufvertrag von der Firma Drettmann, Weyhe – Dreyhe, vom 29.10.1997 geliefert und vor Drettmann, gemäss bezahlter Quittungen, ausgeliefert.
Nach Entgegennahme des Geldes, hat Drettmann mein Boot in gleichem Zuge, an die Firma Navilease, auf eigene Rechnung gegen Kasse veräussert und durch den eingesetzten Makler der Firma Drettmann, Hernn [D], [postcode plaats], [straatnaam, nummer], ausser Landes – von Belgien an Navilease – ausgeliefert.
(…)
Ich war somit davon ausgegangen, dass Neptunus ohne steuerliche Relevance arbeitet.
(…)
Infolge der Gesamt-Abwickelung bleibt festzustellen, dass ich vg. Boot als Privatmann nach Deutschem Recht und Gesetz bei der Firma Drettmann, gegen Bezahlung gekauft habe end 10 Jahre später haben Sie selbiges für den Privatman veräussert. (…)”
2.10. De Valk heeft [C] bij brief van 17 juli 2008 als volgt bericht:
“[B] heeft tot nu toe niet schriftelijk kunnen aantonen dat de BTW op de Neptunus 141 is betaald. Het is niet gelukt [B] vervolgens akkoord te laten gaan met de uitbetaling van het BTW depot van Euro 64.400,--, dan wel terugname door [B] van de Neptunus 141. Op beide verzoeker reageert hij niet. (…)
Van u hebben wij het verzoek gehad om een bedrag van € 64.400,-- voor het ontbrekende BTW bewijs te blokkeren op de Stichting Escrow De Valk Yachtbrokers tot levering van de Neptunus 141geheel voltooid is, m.a.w. tot verkoper het bewijs van betaalde BTW aan u geleverd heeft. Verkoper [B] stelt echter dat De Valk onrechtmatig de BTW heeft ingehouden en vordert het ingehouden depot van De Valk.
Het thans in depot gehouden BTW bedrag aan u overmaken betekent dat [B] De Valk op onzorgvuldig houderschap gaat aanspreken. Op grond van onzorgvuldig houderschap is het aannemelijk dat De Valk door de rechtbank gesommeerd wordt om het bedrag alsnog aan [B] uit te betalen.
De enige oplossing om uit de impasse te raken is de volgende. Er moet nu in rechte vast komen te staan dat [B] geen recht op het depot heeft. U dient als koper derdenbeslag te laten leggen bij de Stichting Escrow Account De Valk Yachtbrokers voor het bedrag van Euro 64.400,-- en uw vordering plus bijkomende kosten bij verkoper [B] aanhangig te maken. Na toewijzing van uw vordering kunt u rechtmatig afgifte van het depot vorderen. Verkoper [B] zal het BTW bewijs niet kunnen overleggen, zodat ervan uit gegaan mag worden dat uw vordering door de Nederlandse rechtbank redelijk snel aan u wordt toegewezen.”
2.11. Krachtens verlof van de voorzieningenrechter van de rechtbank Amsterdam van
22 juli 2008, waarbij de vordering is begroot op € 83.200,=, heeft [C] op 23 juli 2008 ten laste van [B] derdenbeslag gelegd onder Stichting Escrow.
2.12. Op 21 augustus 2008 heeft [C] [B] gedagvaard. De dagvaarding is betekend op het adres van De Valk. Bij verstekvonnis van 8 oktober 2008 heeft de rechtbank Amsterdam [B] veroordeeld tot betaling van het door [C] gevorderde bedrag van € 54.285,71 (19/119 maal € 340.000,=), vermeerderd met wettelijke rente vanaf 20 juli 2007 tot en met de dag van volledige betaling, en tot betaling van de beslagkosten van € 1.217,76 en de proceskosten van € 2.174,44, een en ander te vermeerderen met wettelijk rente vanaf de veertiende dag na die van de betekening van het vonnis.
2.13. Op 21 november 2008 is in opdracht van [C] de grosse van het verstekvonnis aan [B] betekend op het adres van De Valk. Daarbij is [B] bevolen de hiervoor in 2.9 genoemde bedragen binnen twee dagen aan [C] te voldoen, met dien verstande dat de wettelijke rente over de hoofdsom is berekend op € 4.409,91 en dat de betekeningskosten van het exploot € 82,24 bedragen, zodat [B] in totaal € 62.087,82 diende te betalen, bij gebreke waarvan het eerder gelegde conservatoir beslag onder Stichting Escrow zou worden uitgewonnen.
2.14. [B] heeft niet aan dit bevel voldaan, waarna [C] tot uitwinning van het conservatoir beslag is overgegaan. Stichting Escrow heeft vervolgens in januari 2009 het bedrag van € 62.087,82 overgemaakt naar de derdengeldenrekening van de raadsman van [C]. Het restant van € 2.175,40 heeft Stichting Escrow onder zich gehouden.
2.15. Op 9 februari 2009 heeft [B] verzet ingesteld tegen het verstekvonnis van
8 oktober 2008. Op 7 januari 2010 is [B] overleden. Het geding tegen [C] en het onderhavige geding tegen De Valk c.s. zijn door zijn echtgenote, tevens enig erfgename,
[A] voortgezet.
3. Het geschil
3.1. [B] vordert - samengevat - dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
a. De Valk en Stichting Escrow hoofdelijk veroordeelt tot betaling van € 64.600,=, vermeerderd met wettelijke rente vanaf 18 juli dan wel 18 september 2007 tot de dag van algehele voldoening,
b. De Valk veroordeelt tot betaling van € 35.000,=, vermeerderd met wettelijke rente vanaf de dag van de dagvaarding tot die van algehele voldoening,
beide met veroordeling in de proceskosten.
3.2. [B] legt aan zijn vorderingen onder a. ten grondslag dat De Valk c.s. de bemiddelingsovereenkomst niet zijn nagekomen en dat zij dit alsnog dienen te doen. De Valk had volgens [B] op grond van de bemiddelingsovereenkomst de gehele koopsom direct aan hem moeten (laten) doorbetalen. Ook Stichting Escrow was daartoe verplicht. De Valk heeft ten onrechte ook in opdracht van de koper [C] gehandeld, althans zijn belangen behartigd door, anders dan [B], zich op het standpunt te stellen dat [B] een bewijsstuk diende over te leggen waaruit bleek dat bij de aankoop van het schip door [B] btw was voldaan. De Valk heeft aldus twee heren gediend, in plaats van alleen in het belang van [B] te handelen. Het conservatoir derdenbeslag is niet rechtsgeldig aan [B] betekend op het adres van De Valk, zodat dit beslag aan nakoming niet in de weg staat. Ook de inleidende dagvaarding in de verstekprocedure en het verstekvonnis zijn niet rechtsgeldig aan [B] betekend, waardoor ook daaraan geen betekenis toekomt, aldus steeds [B], aldus steeds [B]. Subsidiair stelt [B] dat De Valk c.s. tekort zijn geschoten in de nakoming van de overeenkomst dan wel onrechtmatig hebben gehandeld ten opzichte van [B] en dat dit tot schade heeft geleid.
Aan de vorderingen onder b legt [B] ten grondslag dat De Valk, nu hij zowel de belangen van [B] als die van [C] heeft behartigd ingevolge (analoge toepassing van) art. 7:417 en 7:427 BW geen recht heeft op loon.
3.3. De Valk c.s. voeren verweer.
3.4. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Als eerste dient te worden beantwoord de vraag of De Valk c.s. op grond van de overeenkomst van opdracht verplicht waren de gehele koopprijs direct door te betalen aan [B].
4.2. Uit de overeenkomst van opdracht vloeien voor partijen verschillende rechten en verplichtingen ten opzichte van elkaar voort. Niet al deze rechten en verplichtingen zijn echter aan te merken als verbintenissen die voortvloeien uit de eigenlijke bemiddelingsopdracht. De eigenlijke bemiddelingsopdracht houdt in dat De Valk zich in opdracht van [B] verbindt om tegen loon als tussenpersoon werkzaam te zijn bij het tot stand brengen van een overeenkomst tussen [B] en een derde. Aan deze bemiddelingsopdracht komt een einde indien en zodra [B], na geslaagde bemiddeling door De Valk, het jacht verkoopt.
4.3. In dit geval is echter door partijen verder blijkens de overeenkomst beoogd dat De Valk ook betrokken zou blijven bij de afwikkeling van de overeenkomst. Naast de onderdelen van de overeenkomst van opdracht die zien op de eigenlijke bemiddelingsopdracht, is immers in artikel 5 opgenomen dat [B] zich verplicht om, na geslaagde bemiddeling door De Valk, eraan mee te werken dat de koper van het jacht de koopprijs alleen rechtsgeldig zal kunnen betalen op de bankrekening van Stichting Escrow. [B] heeft aan deze verplichting gevolg gegeven door in de artikelen 2.1 en 2.2 van de koopovereenkomst met [C] overeen te komen dat rechtsgeldige betaling van de koopprijs alleen kan plaatsvinden door betaling op de bankrekening van Stichting Escrow. Hieruit volgt dat zowel tussen De Valk en [B] als tussen [B] en [C] was afgesproken dat De Valk c.s. zorg zouden dragen voor de financiële afwikkeling van de koopovereenkomst.
4.4. Tussen de drie betrokken partijen zijn geen afspraken gemaakt over de omstandigheden waaronder Stichting Escrow tot doorbetaling van de koopprijs aan [B] diende over te gaan. Het ligt echter voor de hand dat zowel De Valk en [B] als [B] en [C] met de afspraak dat De Valk c.s. de financiële afwikkeling van de transactie zou begeleiden (onder meer) hebben beoogd dat De Valk, althans Stichting Escrow, als tussenstation van de betaling zou fungeren, juist voor het geval tussen [B] en [C] discussie zou ontstaan over de nakoming van de koopovereenkomst. Anders valt immers niet goed in te zien waarom [B] en [C] hebben gekozen voor betaling van de koopsom aan Stichting Escrow en niet voor directe betaling van de koopsom aan [B]. Tegen deze achtergrond waren De Valk c.s., anders dan [B] heeft betoogd, niet gehouden om onder alle omstandigheden gehoor te geven aan een eenzijdig verzoek van [B] tot doorbetaling van de (gehele) koopprijs. De Valk c.s. waren immers in het kader van de verplichting tot ordentelijke afwikkeling van de transactie, welke verplichting buiten het kader van de bemiddelingsopdracht ligt, ook gehouden acht te slaan op de belangen van [C].
4.5. De volgende vraag is of De Valk c.s. gelet op de omstandigheden van dit geval ten opzichte van [B] zijn tekortgeschoten door het deel van de koopsom dat ziet op btw (hierna: het btw-deel) niet aan [B] door te betalen maar onder zich te houden. De Valk heeft onweersproken gesteld dat [C] de koopsom van € 340.000,= naar de bankrekening van Stichting Escrow heeft overgemaakt onder de - aan De Valk kenbaar gemaakte - voorwaarde dat het btw-deel bij Stichting Escrow in depot zou blijven zolang door [B] niet was aangetoond dat de btw voor het jacht was voldaan. Uit de daarop volgende briefwisseling tussen (de Duitse advocaat van) [B], De Valk c.s. en [C] blijkt dat [B] en [C] lijnrecht tegenover elkaar zijn blijven staan in de discussie over de vraag of [B] op grond van de koopovereenkomst verplicht was een bewijs van betaling van btw over te leggen en zo ja, of aan deze verplichting door [B] was voldaan.
4.6. Naar het oordeel van de rechtbank hebben De Valk c.s., nu evident was dat [B] en [C] een verschil van mening hadden over de afwikkeling van de koopovereenkomst en zij beiden claimden uit hoofde van de koopovereenkomst aanspraak te kunnen maken op uitbetaling van het btw-deel, met inachtneming van de gerechtvaardigde belangen van zowel [B] als [C] gehandeld door het btw-deel onder zich te houden in afwachting van de beslechting van het tussen [B] en [C] gerezen geschil. Het lag verder op de weg van De Valk om, in het kader van de op haar rustende verplichting om een ordentelijke afwikkeling van de overeenkomst te bewerkstelligen, het standpunt van [C] dat [B] een bewijs van betaling van btw diende over te leggen aan [B] door te geven met het verzoek dit bewijs alsnog over te leggen. Het betoog van [B] dat uit de overeenkomst van opdracht voorvloeit dat De Valk c.s. op het eenzijdige verzoek van [B] gehouden waren de gehele koopsom door te betalen en dat De Valk zich in de afwikkeling van de overeenkomst had moeten beperken tot het behartigen van de belangen van [B] en had moeten nalaten [B] tot overlegging van het betalingsbewijs aan te sporen, wordt dus verworpen. Dit betekent dat de in 3.1 onder a vermelde vorderingen dienen te worden afgewezen.
4.7. Uit het voorgaande volgt dat De Valk c.s. door het btw-deel onder zich te houden uitvoering hebben gegeven aan de hem verleende opdracht de afwikkeling van de koopovereenkomst te begeleiden. Voor zover de in 3.1 onder b vermelde vordering is gebaseerd op het uitgangspunt dat De Valk c.s. door het btw-deel onder zich te houden hebben gehandeld in het kader van de bemiddelingsopdracht, moet deze vordering worden afgewezen, nu uit het voorgaande volgt dat dit uitgangspunt onjuist is. Daarnaast is de in 3.1 onder b vermelde vordering gebaseerd op het betoog dat De Valk c.s. bij de afwikkeling van de overeenkomst alleen acht hadden mogen slaan op de belangen van [B] en niet op die van [C]. Ook de verwerping van dit betoog ligt in het voorgaande besloten, zodat die vordering ook voor het overige dient te worden afgewezen.
4.8. De Valk c.s. hebben gesteld dat het in 2.11 vermelde bedrag van € 2.175,40 - het restant van het depot na uitwinning van het derdenbeslag – “is verrekend met de kosten van De Valk op basis van de toepasselijke Hiswa voorwaarden”. De Valk c.s. bestrijden kennelijk niet dat zij dit bedrag in beginsel behoorden door te betalen aan [B]. De Valk c.s. hebben ten aanzien van het beroep op verrekening niet aan hun stelplicht voldaan, nu uit de enkele verwijzing naar de algemene voorwaarden niet kan worden afgeleid dat zij een vordering van € 2.175,40 op [B] hebben.
4.9. De slotsom is dat de vordering van de hoofdsom, vermeld in 3.1 onder a zal worden toegewezen tot een bedrag van € 2.175,40 en dat de overige vorderingen, behoudens die tot betaling van wettelijke rente over het toegewezen bedrag, worden afgewezen.
4.10. De vordering tot betaling van wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 18 juli 2007 is niet betwist, zodat deze zal worden toegewezen.
4.11. [B] zal als de meest in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van De Valk c.s. worden begroot op:
- griffierecht € 2.190,=
- salaris advocaat 1.788,= (2 punten × tarief € 894,=)
totaal € 3.978,=
5. De beslissing
De rechtbank
5.1. veroordeelt De Valk c.s. hoofdelijk, zodat indien en voor zover de één betaalt ook de ander zal zijn bevrijd, te betalen aan [B] een bedrag van € 2.175,40 (tweeduizend honderd vijfenzeventig euro en veertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6:119 BW over het toegewezen bedrag vanaf 18 juli 2007 tot de dag van betaling,
5.2. veroordeelt [B] in de proceskosten, aan de zijde van De Valk c.s. tot op heden begroot op € 3.978,=,
5.3. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.4. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.J. Fehmers en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2011.?