RECHTBANK AMSTERDAM
Sector bestuursrecht
zaaknummers: AWB 11/323 AW, 11/325 AW, 11/326 AW, 11/327 AW, 11/328 AW
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaken tussen
1. [eiser sub 1], wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2], wonende te [woonplaats],
3. [eiser sub 3], wonende te [woonplaats],
4. [eiser sub 4], wonende te [woonplaats],
5. [eiser sub 5], wonende te [woonplaats],
eisers,
gemachtigde mr. G.M. Terlingen,
De Korpschef van de Politieregio Amsterdam-Amstelland,
verweerder,
gemachtigde mr. Y. Kuijt.
Bij besluit van 8 maart 2010 (het primaire besluit) heeft verweerder het verzoek om functieonderzoek van eisers van 11 juli 2009 afgewezen.
Bij besluit van 7 december 2010 heeft verweerder het bezwaar van eisers tegen het primaire besluit ongegrond verklaard (het bestreden besluit).
Eisers hebben tegen dit besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft de zaak ter zitting behandeld op 7 november 2011.
Eisers sub 1, 2 en 4 zijn in persoon verschenen, bijgestaan door mr. Terlingen. Eisers sub 3 en 5 zijn vertegenwoordigd door mr. Terlingen als hun gemachtigde. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde.
1. feiten en omstandigheden
1.1. Eisers zijn werkzaam bij de politieregio Amsterdam-Amstelland als Werkplekbegeleider-Coördinator in schaal 6.
1.2. In 2008 en 2009 heeft een reorganisatie plaatsgevonden binnen het politiekorps waarbij de Dienst Materiële Ondersteuning is veranderd in de Dienst Facilitaire Services (DFS). In het kader van deze reorganisatie zijn nieuwe organieke functietyperingen gehanteerd.
1.3. Eisers zijn geplaatst in de ongewijzigd gebleven functie van Technisch medewerker C/BOA. Hun bezoldiging in schaal 6 is daarbij gehandhaafd. In juli 2008 heeft de Chef DFS geadviseerd om de functies van eisers na een jaar opnieuw tegen het licht te houden teneinde de juistheid en volledigheid in relatie tot de geldende waardering nader kritisch te beschouwen.
1.4. Op 11 juli 2009 heeft de Chef DFS namens eisers verzocht om functieonderhoud. Ten tijde van de reorganisatie is afgesproken dat hun functie na de reorganisatie opnieuw bekeken zou worden. Eisers hebben vervolgens, samen met hun leidinggevende [leidinggevende], een formulier (de zogenoemde kapstok) ingevuld waarin zij de door hen uitgeoefende taken hebben beschreven. Vervolgens heeft de Dienst Personeel en Arbeidsvoorwaarden (DPA) op basis van deze opgave een taakomschrijving gemaakt, waarin de taken en verantwoordelijkheden die bij de functie horen zijn uitgewerkt. Op basis daarvan is een waarderingsadvies gemaakt en daaruit is de conclusie getrokken dat de functietypering van Technisch medewerker C/BOA het beste bij de functie van eisers past.
1.5. In het bestreden besluit stelt verweerder zich op het standpunt dat niet is gebleken van opgedragen werkzaamheden die wezenlijk afwijken van de functie. Er is daarom niet voldaan aan de voorwaarden genoemd in de Regeling functieonderhoud politie om voor functieonderhoud in aanmerking te komen. Verweerder heeft het volgende overwogen. De functie chef van dienst bestaat alleen op de werkvloer; hij komt niet voor in functietyperingen of taakomschrijvingen. Daarom heeft verweerder gekeken naar de feitelijke invulling van de functie, zoals beschreven in de taakomschrijving. Uit de taakomschrijving blijkt afdoende dat de taak van eisers mede inhoudt dat zij optreden als chef/beslisser van dienst. Naar aanleiding van het beroep van eisers op Korpsbesluit 3030 van 14 november 2002 overweegt verweerder, dat de chef van dienst van het wijkteam de verantwoordelijkheid heeft over het geheel en eindverantwoordelijke is, waar dit van de functie van eisers niet gezegd kan worden.
2.1. Op grond van artikel 6, achtste lid, van het Besluit bezoldiging politie (Bbp) kan de ambtenaar bij het bevoegd gezag een aanvraag indienen om, indien de feitelijk opgedragen werkzaamheden ten minste een jaar wezenlijk afwijken van zijn functie, de werkzaamheden en de functie met elkaar in overeenstemming te brengen.
3. inhoudelijke beoordeling
3.1.1. Eisers hebben allereerst tegen het bestreden besluit aangevoerd dat verweerder bij de beoordeling van het verzoek om functieonderhoud is uitgegaan van een andere taakomschrijving dan eisers in de door hen opgestelde kapstok hebben omschreven.
3.1.2. De rechtbank overweegt dat eisers deze stelling pas ter zitting hebben aangevoerd. Aangezien de gemachtigde van verweerder geen bezwaar hiertegen heeft gemaakt, ziet de rechtbank geen aanleiding om deze grond niet te bespreken.
3.1.3. In het verweerschrift staat (halverwege de eerste bladzijde) dat eisers de taakomschrijving hebben goedgekeurd. Ter zitting heeft de gemachtigde van verweerder meegedeeld dat eisers tijdens de hoorzitting een nader stuk hebben ingediend met commentaar op de taakomschrijving. Dit stuk is volgens de gemachtigde van verweerder meegenomen in de beoordeling van de zaak en mede ten grondslag gelegd aan het bestreden besluit. In zoverre kan dan ook aan eisers worden toegegeven dat er tijdens het nemen van het primaire besluit geen consensus bestond over de inhoud van de taakomschrijving. De rechtbank dient echter het besluit op bezwaar te beoordelen. Daarin heeft verweerder de nagekomen opmerkingen van eisers wel meegenomen. De rechtbank is dan ook van oordeel dat verweerder dit gebrek bij het bestreden besluit heeft hersteld. Bij de beoordeling van de inhoudelijke kant van deze zaak zal de rechtbank tevens ingaan op de vraag of de door verweerder gehanteerde taakomschrijving volledig is in het licht van hetgeen eisers hebben aangevoerd.
3.2.1 Eisers’ voornaamste beroepsgrond ziet erop dat verweerder naar hun mening ten onrechte hun taken als chef/beslisser van dienst niet in de taakomschrijving heeft opgenomen. Deze taken mogen volgens eisers niet worden opgedragen aan medewerkers die niet minstens in schaal 8 zitten, zoals ook in het Korpsbesluit 3030 is bepaald.
3.2.2. De hoorcommissie die het bezwaar van eisers heeft behandeld heeft in haar advies van 8 maart 2010 overwogen dat in de taakomschrijving afdoende is beschreven dat eisers optreden als chef/beslisser van dienst. Ook de rechtbank komt na afweging van alle beschikbare informatie tot dit oordeel. In de taakomschrijving van eisers is onder het kopje “Coördinatie” opgenomen dat de Technisch medewerker C/BOA de voortgang van de werkzaamheden op het terrein van transport en voor materiële dienstverlening bij calamiteiten verdeelt, plant, coördineert en bewaakt. Eisers hadden hier, gelet op hun nader op de hoorzitting overgelegde stuk, de zinsnede “als chef van dienst” aan toegevoegd willen zien. De rechtbank is met verweerder eens dat het gebruik van deze term geen toegevoegde waarde heeft, nu uit de beschrijving in voldoende mate blijkt dat eisers de werkzaamheden van chef/beslisser van dienst uitvoeren. Voor het overige ziet de rechtbank in het licht van de door eisers aangevoerde beroepsgronden geen aanleiding de taakomschrijving als onjuist aan te merken.
3.2.3. De rechtbank dient te beoordelen of de in de taakomschrijving opgenomen coördinatietaken wezenlijk afwijken van de (in rechte vaststaande) functietypering van 2 oktober 2007.
De weergave van taken in een functietypering is per definitie abstracter dan die in een taakomschrijving die door de medewerker zelf is opgesteld. Dit heeft te maken met het feit dat in een organisatie de organieke functies worden beschreven en vervolgens in een systeem van beredeneerd vergelijken worden gewaardeerd. De stelling van eisers dat de functietypering te abstract is, kan om die reden geen doel treffen, aangezien dit inherent is aan het systeem.
De rechtbank is van oordeel dat de taakomschrijving en de functietypering niet wezenlijk van elkaar afwijken. Dat de omschrijving in de taakomschrijving uitgebreider is dan die in de functietypering leidt niet tot het oordeel dat er een verandering in de taken is opgetreden. Verweerder heeft in dit verband terecht gesteld dat de werkzaamheden van chef/beslisser van dienst deel uitmaken van de functie en terug te vinden zijn in zowel de functietypering als in de taakomschrijving. Bovendien zijn de feitelijke werkzaamheden voor en na de reorganisatie ongewijzigd gebleven.
Op grond van vaste jurisprudentie van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) is het aan eisers om aannemelijk te maken dat er een wezenlijke verandering in hun werkzaamheden is opgetreden. Eisers zijn hier naar het oordeel van de rechtbank niet in geslaagd. Zij hebben hun werkzaamheden als chef/beslisser van dienst vergeleken met de chef van dienst in de wijkteams. Verweerder heeft een duidelijke uitleg gegeven over het verschil tussen deze chef van dienst en de wijze waarop eisers die taak uitoefenen. De rechtbank ziet geen aanleiding om die stelling van verweerder niet te volgen, nu eisers hier geen concrete feiten tegenover hebben gesteld die tot een ander oordeel zouden moeten leiden. Het feit dat eisers geen eindverantwoordelijkheid dragen, zoals de chef van dienst in de wijkteams dat wel doet, speelt daarbij een belangrijke rol.
Verweerder heeft ten slotte in voldoende mate toegelicht dat Korpsbesluit 3030 op de functievervulling van eisers niet van toepassing is, omdat eisers niet in een met de chef van dienst in de wijkteams vergelijkbare positie verkeren.
3.2.4. Eisers hebben zich beklaagd over het feit dat de hele gang van zaken rondom functiewaardering en het vragen van functieonderhoud voor hen niet duidelijk en transparant is geweest. De rechtbank overweegt als volgt. Verweerder heeft voorafgaand aan het primaire besluit een functiewaarderingstraject gevolgd en pas later (in de beslissing op bezwaar) de toets die hoort bij functieonderhoud aangelegd, te weten de toets of er al dan niet wezenlijk verschil in de aan eisers opgedragen taken is ontstaan. De rechtbank is van oordeel dat verweerder hiermee niet transparant en duidelijk heeft gehandeld voor zijn werknemers. Eisers zijn door deze gang van zaken echter niet feitelijk benadeeld. De rechtbank verbindt hieraan dan ook geen consequenties voor wat betreft de vraag of het bestreden besluit in stand kan blijven.
3.3. Nu eisers geen overige gronden hebben aangevoerd en de rechtbank het geschil beoordeelt op onder meer de grondslag van het beroepschrift, zoals is bepaald in artikel 8:69, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), komt de rechtbank tot de conclusie dat het bestreden besluit in stand dient te blijven. Het beroep van eisers zal ongegrond worden verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding te bepalen dat verweerder het griffierecht aan eisers dient te vergoeden. Evenmin is er aanleiding om verweerder in de proceskosten te veroordelen.
De rechtbank verklaart de beroepen ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.J. Polak, rechter, in aanwezigheid van M. van Velzen, griffier. De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 6 december 2011.
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan binnen zes weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Centrale Raad van Beroep.
Afschrift verzonden op:
D: B
SB