ECLI:NL:RBAMS:2011:BU9795

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
7 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 11-256
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de kantonrechter te Amsterdam op basis van vermeende partijdigheid

In deze zaak heeft verzoekster een schriftelijk verzoek tot wraking ingediend tegen de kantonrechter te Amsterdam, mr. [ ], op grond van vermeende partijdigheid. Het verzoek is ingediend op 14 juli 2011, voorafgaand aan de zitting waarin de zaak van verzoekster behandeld zou worden. De wrakingsgrond is dat verzoekster vóór de zitting van 14 juli 2011 niet op de hoogte was gesteld van de naam van de behandelend rechter. Daarnaast werd gesteld dat een leerplichtambtenaar na de schorsing van de zitting op 9 mei 2011 zonder verzoekster in de zittingszaal aanwezig bleef.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking beoordeeld en geconcludeerd dat verzoekster niet-ontvankelijk is in haar verzoek voor wat betreft de grond dat de naam van de rechter niet is genoemd, omdat zij na de zitting van 9 mei 2011 op de hoogte was van de aanwezigheid van de leerplichtambtenaar. De rechtbank oordeelde dat zelfs als de naam van de rechter niet was genoemd, dit op zichzelf niet voldoende is om een objectief gerechtvaardigde vrees voor partijdigheid aan te nemen. Verzoekster heeft ter zitting verklaard dat zij niet wist dat de rechter de zaak opnieuw zou behandelen en dat zij daar geen bezwaar tegen zou hebben gemaakt als zij dit wel had geweten.

De rechtbank heeft verder vastgesteld dat verzoekster geen nieuwe feiten of omstandigheden heeft aangevoerd die een wrakingsverzoek rechtvaardigen. Het verzoek is afgewezen en de rechtbank heeft aangegeven dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekster op dezelfde of soortgelijke gronden niet meer in behandeling zullen worden genomen. De beslissing is genomen door de rechtbank op 7 september 2011, met de voorzitter en twee leden van de rechtbank aanwezig.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 14 juli 2011 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 11-256 ingeschreven verzoek van:
[ ],
wonende te [ ],
hierna verzoekster,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [ ], kantonrechter te Amsterdam, hierna de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- voormeld verzoekschrift van 14 juli 2011 (met bijlagen);
- de processen-verbaal van de terechtzittingen van 9 mei 2011 en
14 juli 2011;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 20 juli 2011;
Deze stukken zijn (voor zover niet in hun bezit), voor de zitting aan verzoekster en de rechter toegezonden. De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 5 september 2011 waar verzoekster en de rechter zijn verschenen. Hiervan is een proces-verbaal opgemaakt dat aan deze beschikking is gehecht.
1. Feiten
Verzoekster is gedagvaard wegens overtreding van de Leerplichtwet. Tijdens de behandeling van de zaak op 9 mei 2011 is de behandeling onder meer aangehouden om verzoekster in de gelegenheid te stellen na te gaan wat de nevenfuncties zijn van de rechter en de officier van justitie. Desgevraagd zijn tijdens die zitting aan haar de namen en initialen van de rechter en de officier van justitie, evenals die van de aanwezige leerplichtambtenaar genoemd. Voor aanvang van de behandeling ter zitting van 14 juli 2011 heeft verzoekster het onderhavige wrakingsverzoek ingediend.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Het verzoek tot wraking is gebaseerd op de navolgende, zakelijk weergegeven, gronden.
a) Vóór de zitting van 14 juli 2011 is geweigerd om aan verzoekster de naam van de behandelend rechter te noemen.
b) Na de schorsing van de behandeling ter zitting van 9 mei 2011 is de daar ook aanwezige leerplichtambtenaar buiten aanwezigheid van verzoekster in de zittingszaal gebleven.
3. De reactie van de rechter
De rechter heeft gemotiveerd bestreden dat er sprake is van partijdigheid dan wel de schijn van partijdigheid. Voor zover van belang wordt, wat zij heeft aangevoerd, hierna besproken.
4. De ontvankelijkheid van het verzoek/de gronden van de beslissing
De rechtbank dient allereerst de vraag te beantwoorden of het verzoek ontvankelijk is.
4.1 De aanwezigheid van de leerplichtambtenaar na de sluiting van de zitting op
9 mei 2011
4.1.1 Artikel 513 lid 1 van het Wetboek van Strafvordering (hierna: Sv) bepaalt dat een verzoek tot wraking moet worden gedaan zodra de feiten of omstandigheden aan verzoeker bekend zijn geworden. Het was verzoekster direct na de zitting van 9 mei 2011 bekend dat de leerplichtambtenaar daarna nog zonder haar in de zaal aanwezig was, zodat het verzoek voor zover hierop gegrond te laat is ingesteld. In het dossier van de zaak met parketnummer 13-743626-10 bevindt zich een e-mail van verzoekster van 9 juli 2011 t.a.v. de griffier mevrouw [ ]. Hierin maakt verzoekster onder meer bezwaar tegen de gang van zaken tijdens de zitting op 9 mei 2011. Dit bezwaar kan niet worden opgevat als een verzoek tot wraking. Als dit al wel het geval zou zijn, zou ook dit verzoek te laat zijn ingediend.
4.1.2 Verzoekster heeft overigens geen omstandigheden aangevoerd op grond waarvan aangenomen zou moeten worden dat er voor haar aanleiding bestond om niet op 9 mei 2011 tot indiening van een verzoek tot wraking over te gaan. Dit betekent dat verzoekster niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in haar verzoek voor zover dat ziet op het onder 2.b gestelde. Wat verzoekster daarover heeft aangevoerd komt dan ook niet voor bespreking in aanmerking.
4.2 De weigering om de naam van de rechter te noemen vóór de zitting van
14 juli 2011
4.2.1 Wraking is een middel ter verzekering van de onafhankelijkheid en onpartijdigheid van de rechter. Op grond van het bepaalde in artikel 512 Sv, dient in een wrakingsprocedure te worden onderzocht of er sprake is van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden. Hierbij stelt de rechtbank voorop dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter jegens een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is. Aan de hand van deze maatstaf zal het verzoek worden beoordeeld.
4.2.2 Ter zitting van 5 september 2011 heeft verzoekster meegedeeld dat zowel telefonisch door de griffie, als op 14 juli 2011 door de bode, geweigerd is om aan haar de naam van de behandelend rechter te noemen. Als van een dergelijke weigering sprake is geweest - wat nog niet zonder meer uit de door verzoekster gegeven toelichting blijkt - , zou de klacht van verzoekster op zichzelf gegrond zijn. Maar zelfs indien van een weigering de naam van de behandelend rechter te noemen sprake is geweest, kan dit enkele gegeven niet tot het oordeel leiden dat daardoor bij verzoekster een objectief gerechtvaardigde vrees kan ontstaan, dat de rechter bij de behandeling van de zaak niet onpartijdig zal zijn. Vorenstaande geldt temeer waar verzoekster ter zitting heeft verklaard dat zij tevoren niet wist dat de rechter inderdaad de zaak opnieuw zou behandelen en dat zij, als zij dit wel had geweten, daar geen bezwaar tegen zou hebben gemaakt.
4.2.3 Wat verzoekster overigens ter zitting van 5 september 2011 aan mogelijke gronden voor wraking van de rechter heeft aangevoerd, komt niet voor bespreking in aanmerking omdat artikel 513 lid 3 Sv bepaalt dat alle feiten of omstandigheden tegelijk moeten worden voorgedragen. Het wrakingsverzoek zal dan ook als ongegrond worden afgewezen.
4.2.4 In de omstandigheid dat verzoekster, nadat de behandeling van de zaak ter zitting van 9 mei 2011 is aangehouden om een onderzoek te kunnen doen naar de nevenfuncties van de behandelend rechter, en de omstandigheid dat zij thans een verzoek tot wraking van de rechter heeft ingediend zonder dat zij wist wie haar zaak zou behandelen, ziet de rechtbank aanleiding te wijzen op het bepaalde in artikel 513 lid 4 Sv, waardoor verdere wrakingsverzoeken van verzoekster die op dezelfde of soortgelijke gronden als in het onderhavige wrakingsincident zijn gesteld, niet meer in behandeling zouden kunnen worden genomen.
6. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart verzoekster niet-ontvankelijk voor wat betreft het onder 2.b gestelde;
- wijst het verzoek tot wraking voor het overige af.
Aldus gegeven door mr. C.M. Degenaar, voorzitter en mrs. C.L.J.M. de Waal en S.P. Pompe, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 7 september 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 Lid 5 Sv, geen voorziening open.