ECLI:NL:RBAMS:2011:BU9784

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
17 juni 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 11- 179
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer en niet-ontvankelijkheid van verzoekers

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 17 juni 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de rechter. Verzoekers hadden eerder, op 28 oktober 2010, een eerste wrakingsverzoek ingediend, dat op 11 maart 2011 was afgewezen. Het nieuwe verzoek werd ingediend op basis van feiten die volgens verzoekers niet waren besproken in de eerste procedure. De wrakingskamer oordeelde echter dat de gronden van het nieuwe verzoek niet konden worden aangemerkt als nieuwe feiten, omdat deze al eerder waren ingebracht. De rechtbank concludeerde dat het nieuwe verzoek een verkapt appel was tegen de eerdere beslissing van de wrakingskamer, waarvoor geen wettelijke grondslag bestond. Hierdoor werden verzoekers niet-ontvankelijk verklaard in hun verzoek. De rechtbank benadrukte dat het recht op hoor en wederhoor niet van toepassing was, omdat het verzoek niet in behandeling werd genomen. De rechtbank besloot dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekers niet in behandeling zouden worden genomen, aangezien dit als misbruik van recht werd beschouwd. De beslissing werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier, en er stond geen rechtsmiddel open tegen deze uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 18 maart 2011 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 11- 179 ingeschreven verzoek van :
[ ] en [ ],
wonende te [ ],
verzoekers,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [ ], rechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
1. Verloop van de procedure
Per fax van 28 oktober 2010, ontvangen voor de aanvang van de zitting op die dag, hebben verzoekers een verzoek tot wraking van de rechter ingediend ( hierna: “het eerste wrakingsverzoek”).
Van de zitting van 28 oktober 2010 is door de rechter een proces-verbaal opgemaakt. In het proces-verbaal staat onder meer het volgende vermeld:”Eisers zijn niet verschenen. Verweerder is vertegenwoordigd door zijn gemachtigde. De rechter deelt mede dat eisers voorafgaand aan de zitting een verzoek tot wraking hebben ingediend en dat de behandeling om die reden vandaag niet zal plaatsvinden. Een fotokopie van dit verzoek is aan het proces-verbaal gehecht.” Na mededeling van de gemachtigde van verweerder dat hij ernstige bezwaren had tegen het maken van film- en geluidsopnamen ter zitting als door eisers verzocht, is de behandeling geschorst.
Voormeld proces-verbaal en een ongedateerde schriftelijke reactie van de rechter op het eerste wrakingsverzoek zijn bij brief van 9 november 2010 door de secretaris van de wrakingskamer aan verzoekers toegezonden.
Het eerste wrakingsverzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 12 november 2010, waar verzoekers niet zijn verschenen. Tijdens die zitting is een fax overhandigd waaruit blijkt dat verzoekers een verzoek hebben ingediend tot wraking van de wrakingskamer ( hierna: “het tweede wrakingsverzoek”). De behandeling is daarop geschorst. Dit tweede wrakingsverzoek is door een andere wrakingskamer bij beslissing van 30 december 2010 afgewezen.
Het eerste wrakingsverzoek van 28 oktober 2010 is uiteindelijk op 4 maart 2011 behandeld in aanwezigheid van verzoekers. Verzoekers hebben een pleitnota overgelegd. Het eerste wrakingsverzoek is bij beschikking van 11 maart 2011 afgewezen.
Bij brief van 18 maart 2011 hebben verzoekers een nieuw verzoek tot wraking van de rechter ingediend (hierna: “het derde wrakingsverzoek”).
2. De gronden van het verzoek
2.1 Verzoekers stellen dat het nieuwe verzoek wordt ingediend vanwege feiten, die al in de eerste wrakingsprocedure onder nummer HA RK 10-1142 door hen zijn ingebracht, maar niet door de wrakingskamer zijn besproken en waarover dus geen beslissing is genomen. Uit het thans voorliggende verzoek blijkt het te gaan om de navolgende feiten:
a) Verzoekers hebben op 3 maart 2011 aangifte gedaan tegen de rechter vanwege discriminatie en smaad. Vanwege deze aangifte had de rechter zich van de behandeling van de zaak moeten verschonen. Het feit dat er aangifte is gedaan is een omstandigheid waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt. Ondanks de aangifte heeft de rechter zich niet verschoond. De wrakingskamer heeft dit feit hoewel dit ter zitting van 4 maart 2011 wel is voorgedragen in de beslissing niet besproken.
b) De rechter heeft volgens een aan de oproep voor de wrakingszitting gehecht proces-verbaal d.d. 28 oktober 2010, ondanks het aan die zitting voorafgaand ontvangen verzoek tot wraking, een zitting gehouden en ter zitting met de gemachtigde van de wederpartij gecommuniceerd. Verzoekers stellen dat de rechter na een wraking geen bemoeienis meer mag hebben met de zaak, hetgeen betekent dat de zitting niet gehouden had mogen worden. Ook dit feit is door de wrakingskamer genegeerd.
c) Als laatste nieuwe feit wijzen verzoekers op de inhoud van de ongedateerde schriftelijke reactie van de rechter op het door verzoekers ingediende eerste wrakingsverzoek. Uit die reactie blijkt dat de rechter jegens verzoekers vooringenomen is. Verzoekers bestrijden de inhoud daarvan en de reactie is de aanleiding geweest voor het doen van aangifte van smaad en laster.
3. De beoordeling van het verzoek
3.1 Uitgangspunt bij de beoordeling van het onderhavige derde wrakingsverzoek is het bepaalde in artikel 8:16 lid 4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb), inhoudende dat een volgend verzoek om wraking van dezelfde rechter niet in behandeling wordt genomen, tenzij feiten of omstandigheden worden voorgedragen die pas na het eerdere verzoek aan verzoeker bekend zijn geworden.
3.2 De door verzoekers aan hun wrakingsverzoek ten grondslag gelegde feiten zijn volgens hen alle in de eerste wrakingsprocedure ingebracht. De eerste wrakingskamer heeft volgens verzoekers echter verzuimd op die feiten een beslissing te nemen, om welke reden op grond van diezelfde feiten opnieuw de wraking van de rechter wordt verzocht. Dat de eerste wrakingskamer heeft verzuimd op de door verzoekers aangevoerde gronden te beslissen, kan naar het oordeel van de wrakingskamer niet worden aangemerkt als een "feit of omstandigheid die pas na het eerdere wrakingsverzoek aan verzoekers bekend is geworden" (art. 8:16 lid 4 Awb).
Aldus beschouwd is sprake van een verkapt appel tegen de beslissing van de wrakingskamer van 11 maart 2011, waarvoor de wettelijke grondslag ontbreekt.
3.3 Verzoekers kunnen daarom in het door hen ingediende verzoek niet worden ontvangen. Het bepaalde in artikel 8:18 lid 2 Awb wordt buiten toepassing gelaten. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever beschouwd als een debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
4. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er termen te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoekers, voor zover die verzoeken zich richten tot de rechter, niet in behandeling zullen worden genomen. Het wraken van de rechter dient te worden beschouwd als misbruik in de zin van art. 8:18 lid 4 Awb.
5. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- verklaart verzoekers in hun verzoek niet-ontvankelijk;
- bepaalt dat een volgend verzoek van verzoekers of één van hen tot wraking van de rechter niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, N.C.H.. Blankevoort en C.M. Berkhout, leden van de wrakingskamer en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 17 juni 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18, vijfde lid, Awb, geen rechtsmiddel open.