ECLI:NL:RBAMS:2011:BU9771

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
28 oktober 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 11-311
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek tot wraking van een bestuursrechter in Amsterdam

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 28 oktober 2011 uitspraak gedaan over een schriftelijk verzoek tot wraking van een bestuursrechter. Het verzoek tot wraking was ingediend door een verzoeker die meende dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koesterde. De verzoeker stelde dat hij herhaaldelijk werd verzocht om machtigingen en statuten in te zenden, terwijl hij deze al had ingediend. Daarnaast vond hij de termijnen die hem werden gegeven om aan de verzoeken van de rechter te voldoen, te kort. Hij uitte ook zijn onvrede over het feit dat hij op oudejaarsavond nog oproepen in zijn brievenbus ontving, wat hij als onbehoorlijk beschouwde. De verzoeker was van mening dat de communicatie met de rechter niet adequaat was en dat hij anders werd behandeld dan andere eisers. Hij betwistte ook de openbaarheid van de zittingen van de rechter en de wrakingskamer.

De rechtbank heeft het verzoek tot wraking afgewezen. De wrakingskamer oordeelde dat er geen bewijs was dat de verzoeker de gevraagde stukken al had ingezonden, en dat er geen aanwijzingen waren voor partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter. De rechtbank benadrukte dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De rechtbank concludeerde dat de verzoeker niet anders werd behandeld dan andere eisers en dat de zittingen op de gebruikelijke wijze waren verlopen. De rechtbank wees het verzoek tot wraking af, en tegen deze beslissing stond geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Beschikking op het op 29 september 2011 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 11-311 ingeschreven verzoek van :
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker,
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [rechter], bestuursrechter te Amsterdam, hierna: de rechter.
1. Verloop van de procedure
De rechter was belast met de behandeling ter zitting van de enkelvoudige kamer van de Sector Bestuursrecht op 29 september 2011, van de zaken met nummers
AWB 11/1363 WRO en AWB 10/2365 WRO.
Op die zitting heeft verzoeker een verzoek tot wraking overgelegd. Bij brief van 2 oktober 2011, welke is ontvangen op 7 oktober 2011 heeft verzoeker informatie omtrent de behandeling van het wrakingsverzoek verzocht en het verzoek nader toelicht.
De rechter heeft op 6 oktober 2011 een schriftelijke reactie ingezonden. Zij heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten en niet te zullen verschijnen tijdens de behandeling van het verzoek.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 14 oktober 2011. Hiervan is het aangehechte proces-verbaal opgemaakt. Verzoeker is in persoon verschenen.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
- De processen-verbaal van de openbare terechtzittingen van 29 september 2011;
- het verzoek tot wraking;
- de brief van verzoeker van 2 oktober 2011;
- de schriftelijke reactie van de rechter van 6 oktober 2011, met bijlagen.
Deze stukken zijn vóór de zitting van 14 oktober 2011 aan verzoeker ter hand gesteld. Verzoeker heeft ter zitting verklaard hiervan kennis te hebben genomen.
2. Gronden van de beslissing
2.1 In artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2 Uit het verzoekschrift blijkt dat het verzoek tot wraking – verkort weergegeven en samengevat - is gebaseerd op de mening van verzoeker dat de rechter jegens hem een vooringenomenheid koestert. Hij baseert dit op het gegeven dat aan hem steeds opnieuw wordt verzocht machtigingen en statuten in te zenden, terwijl hij die al heeft ingezonden. Daarnaast stelt hij dat aan hem telkens een (te) korte termijn wordt verleend om aan verzoeken van de rechter te kunnen voldoen en dat het onbehoorlijk is dat op oudejaarsavond om 20.00 uur nog oproepen in zijn brievenbus werden gedeponeerd. Mede gelet daarop meent hij dat de rechter op een niet passende wijze communiceert en dat met haar in feite geen communicatie mogelijk is. Voorts is hij het niet eens met de inhoud van de processen-verbaal die zijn opgemaakt van de zittingen van 29 september 2011. Hij meent dat uit die processen-verbaal ook de partijdigheid van de rechter blijkt. Tenslotte stelt verzoeker dat hij anders wordt behandeld dan andere eisers en dat de zittingen van de rechter en ook de zitting van de wrakingskamer niet openbaar en voor iedereen toegankelijk is.
2.3 Allereerst wordt opgemerkt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij zich uitzonderlijke omstandigheden voordoen die een zwaarwegende aanwijzing opleveren voor het oordeel dat een rechter tegenover een partij een vooringenomenheid koestert, althans dat de bij verzoeker bestaande vrees dat de rechter niet onpartijdig is dan wel een vooringenomenheid koestert, objectief gerechtvaardigd is.
2.4 In de zaak met nummer 11/1363 WRO is aan verzoeker op 16 maart 2010 een standaardbrief gestuurd waarin hem is gemeld dat geen recent (niet ouder dan één jaar) uittreksel uit het handelsregister/verenigingsregister/stichtingenregister is overgelegd en dat geen statuten zijn overgelegd. Reeds omdat niet is gebleken dat verzoeker de gevraagde stukken al had ingezonden kan geen partijdigheid of vooringenomenheid worden vastgesteld. Dat aan verzoeker eerst bij brief van 15 september 2011 is meegedeeld dat bij de voorbereiding van voormelde zaak is geconstateerd dat er in deze zaak ook een gebrek kleeft aan de schriftelijke machtiging die is verleend door Stichting Monumentenbehoud Noordholland, kan evenmin tot die conclusie leiden.
2.5 Ook bestaat er geen enkele aanwijzing om aan te nemen dat meermalen is verzocht om machtigingen, stukken of om uittreksels van de Kamer van Koophandel en Fabrieken in te zenden, met het oogmerk om verzoeker tegen te werken. In beide zaken zijn zowel de gedane oproepingen als het opvragen van de stukken op de gebruikelijke en bij wet voorgeschreven wijze, geschied. Hieruit kan dan ook geen partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid. Voorts is niet gebleken dat eiser anders behandeld zou worden dan andere eisers. Hierbij wordt nog opgemerkt dat bij de behandeling van bestuurszaken een valide machtiging vereist is omdat verzoeker zonder die machtiging niet mag optreden als gemachtigde voor (de andere) eisers.
2.6 Zo er al in eerdere zaken om machtigingen of stukken zou zijn verzocht kan dit gelet op vorenstaande evenmin tot de conclusie leiden dat er sprake is van partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter jegens verzoeker.
2.7 Verzoeker heeft zijn stelling dat de zittingen van de rechter of van deze wrakingskamer niet openbaar zouden zijn, niet nader onderbouwd en hiervan is ook op geen enkele wijze gebleken.
2.8 Het proces-verbaal van 29 september 2011 in de zaak met nummer AWB 11/1363 WRA bevat niet – zoals verzoeker meent – het standpunt van de rechter, doch slechts de weergave van de mening van respectievelijk de gemachtigde van verweerder en de gemachtigde van vergunninghoudster, ten aanzien van de vraag of verzoeker gemachtigd is.
2.9 Zo er bij verzoeker een oproep, welke is gedateerd op 20 december 2010, is bezorgd op oudejaarsavond, dan geldt dat niet aannemelijk is dat dit de rechter kan worden verweten. Ook hier geldt dat deze oproep op de gebruikelijke en bij wet voorgeschreven wijze is geschied. Hieruit kan dan ook geen partijdigheid of vooringenomenheid van de rechter worden afgeleid. Tenslotte wordt opgemerkt dat noch uit de stukken noch uit wat verzoeker heeft aangevoerd blijkt dat verzoeker anders wordt behandeld dan andere eisers in bestuurszaken. Evenmin blijkt dat verzoeker niet in de gelegenheid is geweest om tijdig op de brieven te reageren of (gemotiveerd) om uitstel van de beantwoording ervan of om uitstel van een zitting heeft kunnen vragen.
3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING
De rechtbank:
- wijst het verzoek tot wraking af.
Aldus gegeven door mr. C.M. Berkhout, voorzitter, mrs. K.A. Brunner en
C.W.M. Giesen, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 28 oktober 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18, vijfde lid Awb, geen rechtsmiddel open.