Parketnummer: 13/670604-11 (Promis)
Datum uitspraak: 18 november 2011
Vonnis van de rechtbank Amsterdam, meervoudige strafkamer, in de strafzaak tegen
geboren te [geboorteplaats] op [1984],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd in het Huis van Bewaring “Haarlem” te Haarlem.
1. Het onderzoek ter terechtzitting
Dit vonnis is op tegenspraak gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 4 november 2011.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. N.M. Smits en van wat verdachte en zijn raadsvrouw, mr. M. Mulder, naar voren hebben gebracht.
Aan verdachte is - na wijzigingen van de tenlastelegging op de zitting - ten laste gelegd dat:
hij op of omstreeks 10 mei 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer horloge(s) (merk D&G) en/of één of meer (mobiele) telefoons (merk Blackberry en/of Nokia) en/of één of meer zonnebril(len) (merk Louis Vuitton) en/of één of meer autosleutel(s) en/of één of meer geldbedrag(en) (cira 80 a 90 euro), in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1] en/of [slachtoffer 2], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 1], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) aan die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Blijf rustig, Geld geld! Spullen! Geld! Zakken leeg!";
hij op of omstreeks 10 mei 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk om zich en/of (een) ander(en) wederrechtelijk te bevoordelen door geweld en/of bedreiging met geweld [slachtoffer 1] heeft gedwongen tot de afgifte van een geldbedrag (van ongeveer 80 a 90 euro) en/of een horloge, in elk geval van enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 1], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte en/of zijn mededader(s), welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) aan die [slachtoffer 1] een vuurwapen, althans een op een vuurwapen gelijkend voorwerp, heeft/hebben getoond en/of voorgehouden en/of (vervolgens) daarbij de woorden heeft/hebben toegevoegd: "Blijf rustig, Geld geld! Spullen! Geld! Zakken leeg!";
hij op of omstreeks 27 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, met het oogmerk van wederrechtelijke toeëigening heeft weggenomen één of meer (mobiele) telefoon(s) (merk Nokia en/of Blackberry Torch) en/of één of meer pasje(s) (GVB en/of OV chip en/of zonnebank pas en/of ABN-AMRO bankpasje(s)) en/of een ID kaart en/of een rijbewijs en/of een schoudertas (merk Hugo Boss) en/of sleutel(s) en/of een horloge (Frank Muller) en/of één of meer
betalingsbewij(s)(zen) en/of één of meer geldbedrag(en) (circa 50 euro) en/of een hoeveelheid hasj, in elk geval enig goed, geheel of ten dele toebehorende aan [slachtoffer 3], in elk geval aan een ander of anderen dan aan verdachte, en/of zijn mededader(s), welke diefstal werd voorafgegaan, vergezeld en/of gevolgd van geweld en/of bedreiging met geweld tegen voornoemde [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal voor te bereiden en/of gemakkelijk te maken en/of om bij betrapping op heterdaad aan zichzelf en/of aan (een) andere deelnemer(s) aan voormeld misdrijf de vlucht mogelijk te maken en/of het bezit van het gestolene te verzekeren, welk geweld en/of welke bedreiging met geweld hierin bestond(en), dat hij, verdachte, en/of één of meer van zijn mededader(s) die [slachtoffer 3] een stroomstootwapen heeft/hebben voorgehouden en/of getoond en/of (vervolgens) met voornoemd stroomstootwapen één of meer stroomsto(o)t(en) heeft/hebben gegeven en/of (vervolgens) één of meermalen voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben geschopt en/of getrapt tegen zijn hoofd, in elk geval tegen zijn lichaam (terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag) en/of (vervolgens) één of meer hand(en) van voornoemde [slachtoffer 3] heeft/hebben vastgebonden met één of meer tie-warps;
hij op of omstreeks 27 juni 2011 te Amsterdam, in elk geval in Nederland, tezamen en in vereniging met een ander of anderen, althans alleen, opzettelijk aanwezig heeft gehad (ongeveer) 4,26 kilogram hasj en/of 9,13 kilogram hasj, in elk geval een hoeveelheid van meer dan 30 gram, van een materiaal bevattende een gebruikelijk vast mengsel van hennephars en plantaardige elementen van hennep waaraan geen andere substanties zijn toegevoegd (hasj), in elk geval een middel vermeld op de bij de Opiumwet behorende lijst II.
3.1. De ontvankelijkheid van de officier van justitie.
3.1.1. Het standpunt van de verdediging.
Ter terechtzitting heeft de raadsvrouw van verdachte zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk dient te worden verklaard in de vervolging van verdachte terzake van feit 1. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] reeds op 12 mei 2011 vanuit fotomappen twee personen, de heren [persoon 1] en [persoon 2], hebben aangewezen als personen die redelijk voldoen aan het signalement van de daders. Hierover is pas tweeënhalve maand later een proces-verbaal opgemaakt en verder onderzoek naar deze personen heeft niet plaatsgevonden. Bij de vervolging is sprake van willekeur. Het belang van verdachte op een eerlijk proces op basis van een afgerond onderzoek is dusdanig veronachtzaamd dat niet-ontvankelijkheid van de officier van justitie dient te volgen, aldus de raadsvrouw die wel erkent dat het Openbaar Ministerie het vervolgingsmonopolie toekomt.
3.1.2. Het standpunt van het Openbaar Ministerie (OM).
De officier van justitie heeft in de eerste plaats bedenkingen geplaatst bij de wijze waarop [persoon 1] en [persoon 2] door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] zouden zijn herkend. Van een herkenning door middel van een zogenoemde foslo-confrontatie was geen sprake; de personen zijn door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] aangewezen in een bestand met leden van de sportschool. Een en ander levert geen redelijk vermoeden van schuld op. Niet uitgesloten is dat [persoon 1] – die bovendien ter terechtzitting in deze zaak is gehoord – en [persoon 2] alsnog vervolgd zullen worden. Zo al sprake zou zijn van een verzuim, dan is dit niet onherstelbaar. Niet-ontvankelijkheid is volgens de officier van justitie niet aan de orde.
3.1.3. Het oordeel van de rechtbank.
Voorop staat dat het OM het vervolgingsmonopolie toekomt, wat onder meer betekent dat het OM beslist wie wel en wie niet worden vervolgd. In deze zaak is de keuze gemaakt geen verder onderzoek in te stellen naar de heren [persoon 1] en [persoon 2], omdat daartoe volgens het OM onvoldoende aanleiding bestond. Dat is een beslissing die het OM in deze zaak in redelijkheid heeft kunnen nemen. Zij leidt niet tot willekeur en vormt daarom geen grond voor de verzochte niet-ontvankelijkverklaring. Evenmin valt – ook bij gebreke van een duidelijke toelichting van de zijde van de verdediging op dit vlak – in te zien dat het OM hiermee doelbewust of met grove veronachtzaming van de belangen van verdachte, tekort heeft gedaan aan diens recht op een eerlijke behandeling van zijn zaak. Het verweer wordt verworpen.
3.2. De dagvaarding is geldig, deze rechtbank is bevoegd tot kennisneming van de ten laste gelegde feiten en de officier van justitie is ook overigens ontvankelijk. Er zijn geen redenen voor schorsing van de vervolging.
4. Waardering van het bewijs
4.1 Overwegingen betreffende het onder 1 ten laste gelegde
4.1.1 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht het onder 1 ten laste gelegde bewezen. Zij grondt dit op de aangiften van zowel [slachtoffer 2] als [slachtoffer 1], en op de waarnemingen van een getuige, die ter plaatse een man heeft horen schreeuwen dat hij was overvallen en op camerabeelden heeft gezien dat een auto was weggereden welke voldeed aan de door [slachtoffer 2] en [slachtoffer 1] opgegeven beschrijving. Ten slotte vindt de officier van justitie ook steun in de verklaring van verdachte dat hij bij het Sloterparkbad contact heeft gehad met een Marokkaanse jongen, alsmede in de inhoud van een op 11 mei 2011 afgetapt telefoongesprek van verdachte.
4.1.2 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft zich op het standpunt gesteld dat verdachte ter zake van het onder 1 ten laste gelegde moet worden vrijgesproken bij gebrek aan bewijs. Verdachte had weliswaar op de bewuste avond bij het Sloterparkbad met [slachtoffer 2] afgesproken, bij een daar gepleegde roofoverval was hij niet betrokken. De raadsvrouw acht de door [slachtoffer 2] onderscheidenlijk [slachtoffer 1] afgelegde verklaringen onbetrouwbaar en aantoonbaar onjuist. Daarom moeten deze worden uitgesloten van het bewijs. Ten slotte wijst zij erop dat op basis van het dossier niet kan worden vastgesteld dat sprake is van een nauwe en bewuste samenwerking tussen verdachte en de twee betrokken mannen in de auto.
4.1.3 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank is van oordeel dat de verschillende verklaringen die [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in verband met de ten laste gelegde feiten hebben afgelegd dusdanig veel tegenstrijdigheden bevatten dat deze als onbetrouwbaar ter zijde geschoven moeten worden. Zo hebben [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] – ten opzichte van elkaar, maar ook ieder voor zich – bij verschillende gelegenheden verschillend verklaard over, bij voorbeeld, de wijze waarop het contact met verdachte zou zijn gelegd, over de aanleiding voor de ontmoeting met verdachte bij het Sloterparkbad, over de vraag of [slachtoffer 2] kort voor de gestelde beroving al dan niet een telefoongesprek met [slachtoffer 1] zou hebben gevoerd om hem te waarschuwen, over de vraag of [slachtoffer 1] al dan niet [slachtoffer 2] zou hebben gemaand om bij de auto uit de buurt te blijven, en over de vraag welke goederen zijn weggenomen. Daarnaast vinden bedoelde verklaringen onvoldoende steun in objectief bewijsmateriaal. Een en ander leidt ertoe dat de verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] niet, ook niet gedeeltelijk, voor het bewijs zullen worden gebezigd. Daardoor is onvoldoende bewijs voor het onder 1 ten laste gelegde voorhanden.
De rechtbank acht dat wat onder 1 is ten laste gelegd, niet bewezen. Verdachte zal daarvan worden vrijgesproken.
4.2. Overwegingen met betrekking tot het onder 2 en 3 ten laste gelegde
4.2.1 Redengevende feiten en omstandigheden
De rechtbank gaat, in verband met het onder 2 en onder 3 ten laste gelegde, op grond van de wettige bewijsmiddelen van de volgende feiten en omstandigheden uit.i
Op 27 juni 2011 vinden verschillende telefoongesprekken plaats tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte].ii In een van die gesprekken zegt verdachte tegen [medeverdachte] “die jongen zei 5 uur is ie hier beneden (..) met die dinges” en “als je komt dan heb je 10 kop in je zak en als je niet komt dan heb je niks in je zak”.iii In een telefoongesprek van 16:45 uur vraagt [medeverdachte] aan verdachte hoe laat ze gaan stelen.iv Verdachte is op dat moment op het adres [A-straat nr] te Amsterdam.v Verdachte heeft medeverdachte [medeverdachte] en een andere persoon gezegd dat zij de hasj gaan afpakken.vi
Tussen 18:00 uur en 18:30 uur is [slachtoffer 3] samen met “[bijnaam verdachte]” in een lift van een flat in de [A-straat] te Amsterdam gestapt.vii Verdachte is “[bijnaam verdachte]”.viii In de lift zijn op enig moment ook andere personen aanwezig, onder wie medeverdachte [medeverdachte].ix [slachtoffer 3] hoort een knetterend geluid van elektriciteit en ziet een blauwachtige schittering. Hij voelt een klap en een stroomstoot aan de rechterzijde van zijn nek. Als gevolg van de stroomstoot valt hij op de grond. Op de grond gelegen, worden hem meerdere stroomstoten in zijn nek toegediend. Hij wordt meermalen tegen zijn hoofd geschopt. Hij voelt dat goederen die hij bij zich draagt hem worden afgenomen. Een man beveelt hem de handen op zijn rug te doen, waarna deze met behulp van tie-wraps aan elkaar gebonden worden.x Bij [slachtoffer 3] wordt letsel geconstateerd, bestaande onder meer uit een bloeduitstorting en roodheid op het voorhoofd en schaafwonden aan de onderzijde van beide polsen. Een van de klachten van [slachtoffer 3] betreft nekpijn. Het letsel past volgens de geneeskundige goed bij de toedracht.xi Voor het plegen van het feit heeft hij geen toestemming gegeven.xii
Op 27 juni 2011 te 18.36 uur wordt waargenomen dat verdachte samen met twee anderen aanwezig is in de woning [A-straat nr] te Amsterdam. In de woning bevinden zich een weekendtas en een geel/witte boodschappentas.xiii
Omstreeks 19:07 uur reizen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] met een taxi naar [B-straat nr]. Verdachte en medeverdachte [medeverdachte] stappen op voornoemd adres uit en gaan met een camelkleurige weekendtas en een geel/witte boodschappentas [B-straat nr] binnen.xiv
Bij de doorzoeking van het adres [B-straat nr] te Amsterdam waar verdachte en [medeverdachte] vervolgens worden aangehouden, zijn een gele boodschappentas inhoudende verschillende pakketten en een bruine tas inhoudende verschillende pakketten aangetroffen en in beslag genomen.xv Na onderzoek blijkt dat eerstbedoelde pakketten 4,26 kg hasjiesj bevatten en dat laatstbedoelde pakketten 9,13 kg hasjiesj bevatten. Hasj is een middel dat is vermeld op lijst II behorende bij de Opiumwet.xvi
Verdachte verklaart dat de bij de huiszoeking aangetroffen spullen ongeveer 13 kilo hasj betreffen.xvii
4.2.2 Het standpunt van het Openbaar Ministerie
De officier van justitie acht de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten bewezen. Zij wijst op verschillende getapte telefoongesprekken tussen verdachte en medeverdachte [medeverdachte] - tussen wie volgens de officier van justitie een nauwe samenwerking bestond - over een op stapel staande ripdeal en over het afpakken van een hoeveelheid hasj. Ook wijst zij op de omstandigheid dat bij de huiszoeking ook daadwerkelijk een hoeveelheid hasj is aangetroffen. Dat door verschillende personen geweld is toegepast en ook in zoverre sprake is van het medeplegen daarvan door verdachte, leidt zij af uit de aangifte van [slachtoffer 3] en de letselbeschrijving. De officier van justitie acht op grond van wat [slachtoffer 3] bij de aangifte heeft verklaard, bewezen dat - naast hasj - ook de verschillende door [slachtoffer 3] genoemde goederen zijn weggenomen.
4.2.3 Het standpunt van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft betoogd dat de door [slachtoffer 3] afgelegde verklaring onbetrouwbaar is. Dat de door [slachtoffer 3] bij de aangifte opgegeven voorwerpen zouden zijn weggenomen, wordt op geen enkele manier gesteund door de stukken die zich overigens in het dossier bevinden. Deze stukken sluiten juist wel aan bij de verklaring van verdachte dat de ontmoeting met [slachtoffer 3] zou hebben plaatsgevonden tegen de achtergrond van een openstaande schuld van [slachtoffer 3] en de afspraak tot levering van een partij hasj. De verklaring van [slachtoffer 3] moet volgens de verdediging volledig worden uitgesloten van het bewijs, dus ook voor zover deze betrekking heeft op het geweld dat zou zijn toegepast. Dit heeft tot gevolg dat het onder 2 ten laste gelegde feit niet bewezen kan worden. Verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
4.2.4 Het oordeel van de rechtbank
De rechtbank ontleent aan de onder 4.2.1. opgenomen wettige bewijsmiddelen de overtuiging dat verdachte de onder 2 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Het mag duidelijk zijn dat aangever [slachtoffer 3] niet de volledige waarheid heeft verteld waar het de weggenomen goederen betreft. Mogelijk zijn hem enkele van de in zijn aangifte genoemde goederen afgenomen; voldoende bewijs daarvoor bevat het dossier niet. Naar het zich laat aanzien heeft aangever [slachtoffer 3] niet willen vertellen dat van hem een hoeveelheid hasj is afgenomen, omdat hij in de niet geheel onjuiste veronderstelling verkeerde dat hij zich hierdoor in strafrechtelijke zin in de problemen zou brengen. Dat hij op dit onderdeel niet de waarheid heeft verteld, maakt evenwel niet dat aan de essentie van zijn verklaring – te weten dat hij van iets is beroofd – moet worden getwijfeld. De reden hiervoor is dat zijn verklaring steun vindt in andere bewijsmiddelen. Zo hebben verdachte en medeverdachte [medeverdachte] telefonisch gesproken over een moment waarop zou worden gestolen. Ook heeft verdachte toegegeven dat het zijn plan was om de hasj van aangever af te pakken. Als dan vervolgens aangever zegt dat hij bestolen is, hij letsel heeft dat past bij de toedracht zoals hij die heeft beschreven, verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en anderen op dat moment in de directe nabijheid zijn van aangever en de hasj waarvan verdachte zegt dat die van aangever afkomstig is niet veel later in het bezit is van verdachte en medeverdachte [medeverdachte], is de conclusie gerechtvaardigd, dat verdachte, medeverdachte [medeverdachte] en anderen die hasj zojuist van aangever hebben afgenomen en daarbij het door aangever beschreven geweld hebben toegepast.
De door verdachte gegeven alternatieve lezing, inhoudende dat hij even voor het geweld begon de hasj in handen kreeg van aangever, acht de rechtbank – mede in het licht van het bovenstaande – onvoldoende aannemelijk.
De rechtbank acht op grond van de onder 4. vervatte bewijsmiddelen bewezen dat verdachte:
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
op 27 juni 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met anderen met het oogmerk van wederrechtelijke toe-eigening heeft weggenomen een hoeveelheid hasj, toebehorende aan een ander of anderen dan aan verdachte en zijn mededaders, welke diefstal werd vergezeld van geweld tegen [slachtoffer 3], gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, welk geweld hierin bestond dat hij, verdachte, en één of meer van zijn mededaders, die [slachtoffer 3] met een stroomstootwapen stroomstoten hebben gegeven en voornoemde [slachtoffer 3] hebben geschopt tegen zijn hoofd, terwijl voornoemde [slachtoffer 3] op de grond lag, en de handen van voornoemde [slachtoffer 3] hebben vastgebonden met tie-wraps;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
op 27 juni 2011 te Amsterdam tezamen en in vereniging met een ander opzettelijk aanwezig heeft gehad 4,26 kilogram hasj en 9,13 kilogram hasj.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze verbeterd. Verdachte is hierdoor niet in de verdediging geschaad.
6. De strafbaarheid van de feiten
De bewezen geachte feiten zijn volgens de wet strafbaar. Het bestaan van een rechtvaardigingsgrond is niet aannemelijk geworden.
7. De strafbaarheid van verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van verdachte uitsluit. Verdachte is dan ook strafbaar.
8. Motivering van de straf
8.1. De eis van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat verdachte voor de door haar onder 1, 2 en 3 bewezen geachte feiten zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf van 30 maanden, met aftrek van voorarrest. Gezien die eis acht zij een voorwaardelijk strafdeel met als bijzondere voorwaarde reclasseringscontact, zoals geadviseerd, niet aan de orde.
8.2. Het strafmaatverweer van de verdediging
De raadsvrouw van verdachte heeft verzocht om, indien meer bewezen wordt verklaard dan alleen feit 3, aan verdachte een gevangenisstraf op te leggen waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest en het restant in voorwaardelijke vorm op te leggen. Verdachte heeft een baan en zijn vriendin heeft grote moeite het gezin draaiende te houden, aldus de raadsvrouw. Zij heeft er voorts op gewezen dat het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg & Reclassering, in een rapport van 26 augustus 2011 reclasseringstoezicht heeft geadviseerd.
8.3. Het oordeel van de rechtbank
De hierna te noemen strafoplegging is in overeenstemming met de ernst van het bewezen geachte, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van verdachte, zoals daarvan ter terechtzitting is gebleken.
De rechtbank heeft bij de keuze tot het opleggen van een vrijheidsbenemende straf en bij de vaststelling van de duur daarvan in het bijzonder het volgende laten meewegen.
Verdachte heeft zich samen met een of meer anderen schuldig gemaakt aan diefstal van een partij hasj, waarbij bruut geweld is gebruikt. Uit de stukken blijkt dat verdachte bij het plegen van het delict een sturende rol heeft gespeeld. Door aldus te handelen draagt verdachte bij aan in de samenleving heersende gevoelens van angst en onveiligheid. Hasj kan gevaarlijk zijn voor de volksgezondheid. Gezien de aard van de aangetroffen partij was deze bestemd voor de handel. Deze handel gaat vaak gepaard met vormen van criminaliteit, hetgeen in deze zaak, ironisch genoeg, meteen is gebleken. Een en ander is te ernstig om af te doen met een straf waarvan het onvoorwaardelijke deel gelijk is aan het voorarrest, zoals door de raadsvrouw van verdachte voorgesteld.
Uit het Uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 30 juni 2011 betreffende verdachte, blijkt dat verdachte in de afgelopen vijf jaren eenmaal onherroepelijk is veroordeeld voor een in de Wet wapens en munitie opgenomen delict tot een onvoorwaardelijke vrijheidsstraf en eenmaal voor huiselijk geweld tot een deels voorwaardelijke werkstraf, waarbij als bijzondere voorwaarden reclasseringstoezicht en gedragsinterventie zijn opgelegd. In het rapport van 26 augustus 2011 van het Leger des Heils, afdeling Jeugdzorg & Reclassering, adviseert A. Kuzee, reclasseringswerker, een (deels) voorwaardelijke gevangenisstraf op te leggen met als bijzondere voorwaarden een meldingsgebod en een behandelverplichting. In datzelfde rapport constateert Kuzee echter ook dat een hoog risico op onttrekken aan voorwaarden bestaat. Een lopend toezicht komt onvoldoende van de grond, onder andere omdat verdachte verschillende afspraken heeft afgezegd. Bovendien is nog niet gestart met een eerder opgelegde Training Huiselijk Geweld, aldus deze reclasseringswerker.
Onder deze omstandigheden ziet de rechtbank geen aanleiding opnieuw een voorwaardelijk strafdeel op te leggen met de in het rapport genoemde voorwaarden.
De rechtbank ziet, gelet op de omstandigheid dat zij minder bewezen acht dan de officier van justitie, aanleiding bij de straftoemeting af te wijken van wat de officier van justitie heeft gevorderd.
9. Toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 47, 57 en 312 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 3 en 11 van de Opiumwet.
De rechtbank komt op grond van het voorgaande tot de volgende beslissing.
Verklaart het onder 1 ten laste gelegde niet bewezen en spreekt verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat verdachte het onder 2 en 3 ten laste gelegde heeft begaan zoals hiervoor in rubriek 5 is vermeld.
Verklaart niet bewezen wat aan verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hiervoor is bewezen verklaard en spreekt verdachte daarvan vrij.
Het bewezen verklaarde levert op:
ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
diefstal, vergezeld van geweld tegen personen, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen;
ten aanzien van het onder 3 ten laste gelegde:
medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 3 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Verklaart het bewezene strafbaar.
Verklaart verdachte, [verdachte], daarvoor strafbaar.
Veroordeelt verdachte tot een gevangenisstraf van 20 maanden.
Beveelt dat de tijd die door veroordeelde voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en in voorlopige hechtenis is doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van die straf in mindering gebracht zal worden.
Gelast de bewaring ten behoeve van de rechthebbende van: een horlogedoos/verpakking merk CVSTO.
Dit vonnis is gewezen door
mr. M.M. van der Nat, voorzitter,
mrs. H.P. Kijlstra en K.M. van Hassel, rechters,
in tegenwoordigheid van R. Rog, griffier,
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 18 november 2011.
i Voor zover niet anders vermeld, wordt in de hierna volgende voetnoten telkens verwezen naar bewijsmiddelen die zich in het aan deze zaak ten grondslag liggende dossier bevinden, volgens de in dat dossier toegepaste nummering. Tenzij anders vermeld, gaat het daarbij om processen-verbaal, in de wettelijke vorm opgemaakt door daartoe bevoegde opsporingsambtenaren.
ii Een proces-verbaal met administratienummer 2011163737-28 van 27 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 1], bladzijde 195 e.v. en inhoudende de bevindingen van voormelde verbalisant.
iii Een geschrift zijnde de verslaglegging van een op 27 juni 2011 te 15:22 afgetapt telefoongesprek tussen de gebruiker met telefoonnummer 31-06-86438442 en de gebruiker met telefoonnummer 31-06-86478707, bladzijde 59 e.v.
iv Een proces-verbaal van bevindingen met nummer 20011163737-28 van 29 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 1], bladzijde 195 en 196, inhoudende de verklaring van voornoemde verbalisant.
v Een proces-verbaal met Administratienummer 162/11 in het onderzoek “Voeren” van 28 juni 2011, opgemaakt door de opsporingsambtenaren die bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland gekoppeld zijn aan de unieke nummers X-06, X-25, X-58, X-78, X-97, X-101, X-103 en X-108, bladzijde 71 e.v., inhoudende de waarnemingen van deze opsporingsambtenaren.
vi Een proces-verbaal met nummer 200111 van 29 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 2], bladzijde 188 e.v., inhoudende het verhoor van verdachte.
vii Een proces-verbaal met nummer PL 132E 2011163737-1 van 27 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 7], bladzijde 85 e.v., inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3].
viii Een proces-verbaal met nummer PL132J 2011163737-35 van 19 juli 2011, opgemaakt door [verbalisant 3] en [verbalisant 4], bladzijde 367 e.v., inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3], een proces-verbaal met nummer 2011173737 betreffende een fotobewijsconfrontatie van 19 juli 2011, opgemaakt door [verbalisant 5], bladzijde 370 e.v., en een proces-verbaal met nummer 20011163737 van 19 juli 2011, opgemaakt door [verbalisant 6], bladzijde 373 e.v., inhoudende de verklaring van laatstgenoemde verbalisant.
ix De verklaring van verdachte zoals opgenomen in het proces-verbaal van de terechtzitting van 4 november 2011, alsmede een proces-verbaal met nummer PL 132E 2011163737-1 van 27 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 7], bladzijde 85 e.v., inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3].
x Een proces-verbaal met nummer PL 132E 2011163737-1 van 27 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 7], bladzijde 85 e.v., inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3].
xi Een geschrift zijnde een fotokopie van een schriftuur met opschrift “geneeskundige verklaring – letselbeschrijving” betreffende [slachtoffer 3], gedateerd 29 juni 2011 en ondertekend door de geneeskundige U.L.J. Reijnders, bladzijde 364.
xii Een proces-verbaal met nummer PL 132E 2011163737-1 van 27 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 7], bladzijde 85 e.v., inhoudende de verklaring van [slachtoffer 3].
xiii Een proces-verbaal met Administratienummer 162/11 in het onderzoek “Voeren” van 28 juni 2011, opgemaakt door de opsporingsambtenaren die bij de regiopolitie Amsterdam-Amstelland gekoppeld zijn aan de unieke nummers X-06, X-25, X-58, X-78, X-97, X-101, X-103 en X-108, bladzijde 71 e.v., inhoudende de waarnemingen van deze opsporingsambtenaren.
xiv Idem.
xv Een proces-verbaal met nummer 2011163737-21 van 28 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 3], bladzijde 125 e.v., inhoudende de verklaring van voormelde verbalisant en met als bijlage de goederen die in het huis zijn aangetroffen.
xvi Rapport met laboratoriumnummer 879N11, welk rapport naar waarheid, volledig en beste inzicht als forensisch expert is opgesteld en getekend op 1 juli 2011 door dr. P. Hommerson, bladzijde 362.
xvii Een proces-verbaal met nummer 2011163737-25 van 28 juni 2011, opgemaakt door [verbalisant 8] en [verbalisant 9], bladzijde 183 e.v., inhoudende het verhoor van verdachte.