ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8486

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
12 juli 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 220.2011
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Wraking
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Wraking van de wrakingskamer in civiele procedure

In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 12 juli 2011 uitspraak gedaan over een verzoek tot wraking van de wrakingskamer. Het verzoek tot wraking is niet-ontvankelijk verklaard. De verzoeker, die gedaagde is in een aanhangige civiele procedure, heeft op 4 april 2011 een wrakingsverzoek ingediend tegen de rechter in die procedure. Dit verzoek werd op 1 juni 2011 afgewezen door de wrakingskamer. Vervolgens heeft de verzoeker op 5 juli 2011 een nieuw verzoek tot wraking ingediend, gericht tegen de leden van de wrakingskamer die zijn eerdere verzoek hadden behandeld. De verzoeker stelde dat de aanwezigheid van de gemachtigde van de wederpartij tijdens de behandeling van zijn wrakingsverzoek de leden van de wrakingskamer partijdig maakte. De wrakingskamer oordeelde echter dat het verzoek niet voldeed aan de eisen, omdat het niet gemotiveerd was ten aanzien van de rechters op wie het betrekking had. De wrakingskamer concludeerde dat het verzoek daarom buiten behandeling moest worden gelaten. Bovendien werd opgemerkt dat het verzoeker leek te zijn om de rechtsgang te vertragen, wat als misbruik van recht werd aangemerkt. De rechtbank besloot dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker, gericht tegen de leden van de wrakingskamer, niet in behandeling zouden worden genomen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
Beschikking op het op 5 juli 2011 ingekomen en onder rekestnummer
HA RK 220.2011 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
verzoeker.
Het verzoek strekt tot wraking van mrs. [rechter 1], [rechter 2] en [rechter 3], leden van de wrakingskamer, belast met de behandeling van een tweede door verzoeker ingediend verzoek tot wraking in dezelfde zaak gericht tegen [rechter 4], kantonrechter te Amsterdam (hierna: de rechter).
1. De procedure
Verzoeker is gedaagde partij in een bij de rechter aanhangige zaak onder nummer 1232991 CV EXPL 11-8520 (Stichting woningstichting Eigen Haard tegen verzoeker). Op 4 april 2011 heeft verzoeker een tot de rechter gericht verzoek tot wraking gedaan. Bij beslissing van 1 juni 2011 is dit verzoek door een wrakingskamer afgewezen.
Bij brief van 18 juni 2011 heeft verzoeker opnieuw wraking van de rechter verzocht.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting van 30 juni 2011 in aanwezigheid van verzoeker en de gemachtigde van de eisende partij in de hoofdzaak.
Bij brief van 5 juli 2011 heeft verzoeker een verzoek tot wraking van de leden van de wrakingskamer gedaan.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
Het verzoek tot wraking berust op de grond dat tijdens de behandeling van het verzoek tot wraking de gemachtigde van de wederpartij aanwezig was. Verzoeker is van mening dat de gemachtigde niet aanwezig mocht zijn, hij is immers geen rechter. Bovendien bleek de gemachtigde van de wederpartij in het bezit van het verzoek tot wraking. Door het toelaten van de gemachtigde is het duidelijk dat de leden van de wrakingskamer vooringenomen en partijdig zijn, aldus verzoeker
3. De gronden van de beslissing
3.1 Op grond van artikel 10.3 van het wrakingsprotocol van de rechtbank Amsterdam worden wrakingsverzoeken die zijn gericht tegen (leden van) de wrakingskamer niet in behandeling genomen, indien zij kennelijk niet voldoen aan de in paragraaf 4 vermelde eisen. Artikel 4.1 stelt aan een wrakingsverzoek onder meer als eis dat het gemotiveerd dient te zijn ten aanzien van iedere rechter op wie het betrekking heeft.
3.2 Het verzoek van 5 juli 2011 is niet gemotiveerd ten aanzien van iedere rechter op wie het betrekking heeft. Wat door verzoeker is aangevoerd ter onderbouwing van zijn verzoek heeft betrekking op de aanwezigheid van de wederpartij van verzoeker tijdens de behandeling van zijn wrakingsverzoek. Het verzoek voldoet daarom niet aan de daaraan te stellen eisen. De wrakingskamer is van oordeel dat het verzoek daarom buiten behandeling dient te worden gelaten.
3.3 Verzoeker kan daarom in het door hem ingediende verzoek niet worden ontvangen. Het bepaalde in artikel 39, tweede lid, van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) wordt buiten toepassing gelaten. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor een debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek aanstonds niet-ontvankelijk wordt verklaard.
3.4 Het heeft er alle schijn van, dat verzoeker met zijn wrakingsverzoek slechts heeft beoogd de rechtsgang te vertragen of te hinderen. Het met dat doel aanwenden van een rechtsmiddel is misbruik in de zin van artikel 39, vierde lid, Rv. De wrakingskamer ziet daarom aanleiding te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker, voor zover die verzoeken zich richten tot de leden van de wrakingskamer belast met de behandeling van het tweede door verzoeker ingediende verzoek tot wraking, niet in behandeling zullen worden genomen.
4. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
BESLISSING:
De rechtbank:
- verklaart verzoeker niet-ontvankelijk in zijn verzoek;
- bepaalt dat een volgend verzoek tot wraking van de wrakingskamer niet in behandeling zal worden genomen.
Aldus gegeven door mrs. J.A.J. Peeters, N.C.H. Blankevoort en M.M. van der Nat, leden en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 12 juli 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 39, vijfde lid, Rv, geen voorziening open.