ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8479

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
30 september 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
HA RK 312.2011
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht
Procedures
  • Wraking
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing van een wrakingsverzoek in bestuursrechtelijke procedure

Op 30 september 2011 heeft de Rechtbank Amsterdam een mondeling verzoek tot wraking behandeld, ingediend door de Stichting voor openbaar primair onderwijs, Amsterdam West Binnen de Ring, vertegenwoordigd door mr. W. Lindeboom. Het verzoek was gericht tegen de voorzieningenrechter in een bestuursrechtelijke procedure, waarin een voorlopige voorziening was aangevraagd. De verzoekster stelde dat zij niet de gelegenheid had gekregen om haar standpunt nader toe te lichten en dat de rechter had geweigerd getuigen te horen, wat volgens haar in strijd was met artikel 8:83 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De wrakingskamer oordeelde dat het wrakingsinstrument niet bedoeld is als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen. De gronden die verzoekster aanvoerde waren onvoldoende om te concluderen dat er sprake was van partijdigheid van de rechter. De wrakingskamer concludeerde dat de rechter niet partijdig was en dat de vrees van verzoekster voor partijdigheid niet objectief gerechtvaardigd was. Het verzoek tot wraking werd dan ook afgewezen. De beslissing werd ter openbare zitting uitgesproken, waarbij de rechter niet in de wraking berustte.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
Beschikking op het op 30 september 2011 mondeling ter zitting gedane en onder re-kestnummer HA RK 312.2011 ingeschreven ver¬zoek van:
het bestuur van de Stichting voor openbaar primair onderwijs, Amsterdam West Binnen de Ring,
verzoekster,
gemachtigde mr. W. Lindeboom.
welk verzoek strekt tot wraking van mr. [rechter], in haar hoedanigheid van voorzieningenrechter bij de sector bestuursrecht van de rechtbank Amsterdam, hierna: de rechter.
Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de navolgende processtukken:
? het proces verbaal van de zitting van heden.
De rechter heeft meegedeeld niet in de wraking te berusten.
Het verzoek is behandeld ter openbare terechtzitting op 30 september 2011, waar de de rechtbank een bestuurder van verzoekster, de raadsman van verzoekster, de rechter, en de wederpartij van verzoekster in de procedure heeft gehoord.
Na de behandeling ter zitting is na schorsing en hervatting van de behandeling op het verzoek tot wraking beslist. De beslissing is op de openbare zitting uitgesproken.
Deze beschikking vormt de schriftelijke uitwerking van die beslissing.
1. De feiten
Van de volgende feiten wordt uitgegaan.
a) Verzoekster is verweerder in een procedure bij de rechtbank, sector bestuurs-recht aanhangig onder nummer AWB 11/4479 BESLU. In de procedure is een voorlopige voorziening aangevraagd welk verzoek ter zitting is behan-deld.
b) Op verzoek van verweerder is een nieuwe behandeling bepaald op heden. Ter zitting van heden heeft de gemachtigde van verzoekster de rechter verzocht een aantal meegebrachte getuigen te horen. De rechter heeft dat verzoek af-gewezen, waarna het verzoek tot wraking is gedaan.
2. Het verzoek en de gronden daarvan
2.1 Aan haar verzoek heeft verzoekster samengevat het volgende ten grondslag ge-legd. In deze zaak heeft een eerdere behandeling plaatsgevonden. Vervolgens is ge-motiveerd verzocht de behandeling voort te zetten. In de uitnodiging voor de behan-deling stond vermeld dat getuigen meegenomen konden worden naar de zitting. Voordat de rechter ter zitting een beslissing gaf, heeft zij gezegd dat in een voorlopi-ge voorziening geen getuigen kunnen worden gehoord. Dat is gelet op het bepaalde in 8:83 AWB onjuist.
2.2 In het proces-verbaal van de zitting staat vermeld dat er werd gewraakt omdat de rechter de getuigen niet wilde horen. Dat is onjuist. Ik heb voortzetting van de behandeling verzocht om toe te lichten wat er na afloop van de vorige zitting nog is gebleken. De rechter begon de zitting met de mededeling dat alleen nog over kleine zaken kon worden gesproken. Ik heb niet de gelegenheid gekregen om toe te lichten op grond waarvan een nadere behandeling is verzocht. Dat is ook een grond waarop ik de wraking heb verzocht.
2.3 Deze gronden maken dat er bij verzoekster de vrees is ontstaan dat de rechter jegens haar een vooringenomenheid koestert.
3. De reactie van de rechter
De rechter heeft ter zitting aangevoerd dat het verzoek is gedaan nadat zij had beslist dat de meegebrachte getuigen niet zouden worden gehoord. De wrakingsprocedure is niet bedoeld om een processuele beslissing als deze ter discussie te stellen. Bij de beoordeling van het verzoek tot het horen van de getuigen heeft de rechter laten meewegen dat de wederpartij niet van de getuigen op de hoogte was. Het was de bedoeling om na die beslissing de behandeling voort te zetten. Aan een nadere toelichting op het verzoek door de gemachtigde van verzoekster is daarom niet toegekomen.
4. De beoordeling van het verzoek
4.1 Ingevolge artikel 8:15 van de Algemene wet bestuursrecht kan op verzoek van een partij elk van de rechters die een zaak behandelen, worden gewraakt op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen lijden.
4.2 Aan het verzoek om wraking van de voorzieningenrechter heeft verzoekster allereerst ten grondslag gelegd dat de rechter het verzoek tot het horen van getuigen niet heeft ingewilligd.
4.3. Volgens vaste jurisprudentie is het instrument van wraking niet bedoeld om als rechtsmiddel tegen processuele beslissingen te worden aangewend. Zodanige beslis-singen kunnen slechts leiden tot inwilliging van een wrakingsverzoek, indien deze op zich dan wel in onderlinge samenhang bezien zo onbegrijpelijk zijn dat daaruit een zwaarwegende aanwijzing moet worden afgeleid voor het oordeel dat sprake is van partijdigheid van de rechter die de betrokken beslissing(en) heeft genomen. Hetgeen verzoekster heeft aangevoerd over de weigering getuigen te horen is daartoe onvol-doende. Voor het oordeel dat de voorzieningenrechter bij de beoordeling van het ver-zoek om een voorlopige voorziening jegens verzoekster partijdig is, dan wel dat de vrees van de Stichting voor partijdigheid van die voorzieningenrechter objectief ge-rechtvaardigd is, bestaat geen grond.
4.4. Ter zitting van de wrakingskamer heeft verzoekster als tweede grondslag aange-voerd dat verzoekster niet de gelegenheid heeft gekregen om haar standpunt nader toe te lichten. Dit kan evenwel in het licht van de feiten niet worden vastgesteld. Dat blijkt niet uit het van de zitting opgemaakte proces-verbaal en volgt evenmin uit de weergave van de feiten door verzoekster. Ter zitting is gebleken dat het wrakingsver-zoek aan het begin van de zitting is ingediend en dat de rechter door indiening van het wrakingsverzoek nog niet was toegekomen aan de vraag wie waarover een nadere toelichting zou geven. Bovendien betrof het de voortzetting van een zitting, en had verzoekster haar standpunt op de eerste zitting al grotendeels, zo niet geheel, toege-licht.
4.5 Op grond van het voorgaande is de wrakingskamer van oordeel dat er geen gron-den zijn het verzoek toe te wijzen.
5. Beslist wordt daarom als volgt.
BESLISSING:
De wrakingskamer:
? wijst het verzoek tot wraking af;
Aldus gegeven door mr. N.C.H. Blankevoort, voorzitter, mr. J.A.A.G. de Vries en mr. W.M.C. van den Berg, leden van genoemde kamer, en uitgespro¬ken ter open¬bare terecht¬zitting van vrijdag 30 september 2011 in tegen¬woor¬dig¬heid van de grif¬fier.
de griffier de voorzitter
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 8:18, lid 5 Awb geen voorziening open.