RECHTBANK AMSTERDAM
Wrakingskamer
Beschikking op het onder rekestnummer HA RK 2011.307 ingeschreven verzoek van:
[verzoeker],
verzoeker,
wonende te [woonplaats],
welk verzoek strekt tot wraking van de rechters belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker.
Bij brief met bijlagen van 19 september 2011 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan.
De rechters hebben meegedeeld niet in de wraking te berusten.
a) Verzoeker is als verdachte gedagvaard om op 27 april 2011 te verschijnen voor een strafkamer van de rechtbank Amsterdam.
b) Bij brief met bijlagen van 19 april 2011 heeft verzoeker een verzoek tot wraking gedaan gericht tegen de leden van de strafkamer belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker.
c) De officier van justitie heeft de tegen verzoeker uitgebrachte dagvaarding op 22 april 2011 ingetrokken en een nieuwe dagvaarding uitgebracht tegen de zitting van 24 november 2011.
d) De zaak wordt op die datum behandeld door een combinatie bestaande uit rechters van de rechtbank Alkmaar, van rechtswege tevens rechter-plaatsvervanger in de rechtbank Amsterdam.
e) Bij brief van 19 september 2011 heeft verzoek een verzoek tot wraking gedaan gericht tegen de hiervoor onder 1.d genoemde rechters.
2. De gronden van het verzoek
Aan zijn verzoek legt verzoeker samengevat het volgende ten grondslag.
2.1 Naar aanleiding van het eerder door verzoeker ingediende verzoek gericht tegen de Amsterdamse rechters die zijn zaak op 27 april 2011 zouden behandelen, zijn in de pers berichten verschenen dat de zaak, om elke schijn van vooringenomenheid te voorkomen uit handen is gegeven aan rechters van de rechtbank Alkmaar.
2.2 Verzoeker kan zich niet aan de indruk ontrekken dat de heer [politicus] zijn vrijspraak te danken heeft aan politieke druk, zijn agressieve manier van verhoren en zijn anderszins de rechtspraak ondermijnde gedrag. Dat wreekt zich omdat verzoeker, die zich als beledigde partij in de zaak tegen [politicus] had gevoegd, als politiek concurrent en als aangever over [politicus] klaagt, zich moet verdedigen door zich over [politicus] te beklagen. Vanwege de door [politicus] ondermijnde rechtspraak vreest verzoeker dat de rechtspraak in zijn strafzaak in haar geheel haar onafhankelijkheid verloren heeft. De door [politicus] beschadigde rechterlijke onafhankelijkheid en de kennelijke vrees bij rechters voor de toekomstige lange arm van [politicus] kan er toe bijdragen dat de rechters verzoeker in zijn strafzaak negatiever beoordelen dan gerechtvaardigd.
2. 3 Verzoeker werkt aan strafvervolging van (oud) bewindslieden in verband met deelname aan terrorisme, genocide en oorlogsmisdaden. Verzoeker verwijst naar een evident in strijd met de wet zijnde beschikking van de Hoge Raad (LJN: BO0198) waardoor deze deelneemt aan internationale misdrijven van bedoelde politieke delinquenten die verzoeker beoogt te bestrijden. Als burger met de politiek strafrechtelijke ambitie deze misdrijven te vervolgen en de Wet te handhaven loopt hij het niet ondenkbeeldige risico dat de rechtspraak de kans benut hem de mond te snoeren waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade lijdt.
2.4 Met verwijzing naar de aanslagen van 11 september 2011 en de oorzaak daarvan en het feit dat de Zionisten hebben aangezet tot haat door uitlokking, verkeert de democratische rechtsorde in staat van shock, die voorkomt dat de rechtspraak in de strafzaak tegen verzoeker als de boodschapper van het slechte nieuws onafhankelijk rechtspreken kan, aldus verzoeker.
2. De ontvankelijkheid van het verzoek
2.1 In artikel 512 van het Wetboek van strafvordering (Sv) is bepaald dat elk van de rechters die een zaak behandelen op verzoek van een partij kan worden gewraakt, op grond van feiten of omstandigheden waardoor de rechterlijke onpartijdigheid schade zou kunnen leiden.
2.2 Uit voornoemd artikel 512 blijkt dat een wrakingsverzoek slechts de rechters kan betreffen die de zaak van de betrokken partij behandelen. Het wrakingsverzoek van verzoeker richt zich echter niet alleen tegen de combinatie die belast is met de behandeling van de strafzaak van verzoeker, maar a priori tegen alle rechters die aangewezen zouden kunnen worden om de strafzaak van verzoeker te behandelen en zelfs tegen de rechters die betrokken (zouden kunnen) zijn bij de behandeling van zijn wrakingsverzoek(en). Feitelijk zou zijn verzoek er toe moeten leiden dat zijn strafzaak niet behandeld kan worden. Hetgeen door verzoeker wordt aangevoerd ter onderbouwing van zijn verzoek heeft –samengevat - immers betrekking op de stelling dat de rechtspraak deelnemer is aan internationale misdrijven en de rechters ongeacht van welke rechtbank zij komen in psychische nood verkeren, waardoor rechters jegens verzoeker niet anders dan vooringenomen kunnen zijn. Daarmee voldoet het verzoek niet aan de minimale vereisten voor een rechtsgeldig wrakingsverzoek, te weten dat het erop gericht moet zijn de behandeling van een zaak over te dragen van rechters ten aanzien van wie een objectief gerechtvaardigde vrees voor vooringenomenheid bestaat naar rechters ten aanzien van wie die vrees niet bestaat.
2.3 Verzoeker kan daarom in het door hem ingediende verzoek niet worden ontvangen. Voor een mondelinge behandeling als bedoeld in artikel 515 lid 2 Sv bestaat geen aanleiding. Het in deze bepaling als vanzelfsprekend opgenomen recht op hoor en wederhoor is door de wetgever bedoeld voor het debat over de gegrondheid van het verzoek. Aan dat onderzoek komt de rechtbank niet toe omdat het verzoek niet-ontvankelijk wordt verklaard.
2.4 Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen zijn er termen te bepalen dat verdere wrakingsverzoeken van verzoeker, voor zover die verzoeken zich richten tot leden van de rechtbank belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker, niet in behandeling zullen worden genomen. Het wraken van alle rechters dient te worden beschouwd als misbruik in de zin van art. 515 lid 4 Sv. Het verzoek belemmert immers de voortgang van de strafzaak.
3. Op grond van het voorgaande wordt beslist als volgt.
? verklaart verzoeker niet ontvankelijk in zijn verzoek tot wraking;
? bepaalt dat een volgend verzoek van verzoeker tot wraking tegen leden van de rechtbank belast met de behandeling van de strafzaak tegen verzoeker niet in behandeling wordt genomen
Aldus gegeven door mr. F.G. Bauduin, voorzitter, mrs. E.R.S.M. Marres en N.C.H. Blankevoort, leden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 9 november 2011 in tegenwoordigheid van de griffier.
Tegen deze beslissing staat op grond van het bepaalde in artikel 515 lid 5 van het Wetboek van Strafvordering geen voorziening open.