ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8461
Rechtbank Amsterdam
- Wraking
- J.A.J. Peeters
- M.V. Ulrici
- C.W.M. Giesen
- Rechtspraak.nl
Wraking van een kantonrechter in een civiele procedure
In deze zaak heeft de Rechtbank Amsterdam op 6 januari 2011 uitspraak gedaan over een mondeling verzoek tot wraking van een kantonrechter, ingediend door verzoekster op 10 november 2010. Het wrakingsverzoek was gebaseerd op de stelling dat de rechter zich tijdens de comparitie vooringenomen had getoond door steeds de redenering van de tegenpartij te volgen en niet serieus naar de feiten van de vordering te kijken. Verzoekster vreesde dat dit zou leiden tot een nadelige beslissing, omdat essentieel bewijsmateriaal buiten beschouwing werd gelaten.
De rechtbank heeft in haar beoordeling vastgesteld dat een rechter tijdens een mondelinge behandeling zijn voorlopige inzichten kan delen om partijen de gelegenheid te geven hun standpunt nader uiteen te zetten. Het enkele feit dat een partij zich niet gelukkig voelt bij de vragen of opmerkingen van de rechter, is onvoldoende om aan te nemen dat er sprake is van vooringenomenheid. De rechtbank oordeelde dat de vrees van verzoekster niet objectief gerechtvaardigd was, ook niet omdat de rechter zich mogelijk in enkele feiten had vergist.
De rechtbank heeft het verzoek tot wraking ongegrond verklaard en benadrukt dat een rechter uit hoofde van zijn aanstelling moet worden vermoed onpartijdig te zijn, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit tegenspreken. De beslissing van de rechtbank houdt in dat de procedure onder rolnummer [rolnummer] voortgezet zal worden in de stand waarin deze zich bevond ten tijde van de indiening van het wrakingsverzoek. De uitspraak is gedaan in aanwezigheid van de griffier.