ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8398
Rechtbank Amsterdam
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in strafzaak
Op 29 augustus 2011 vond er een openbare terechtzitting plaats bij de Rechtbank Amsterdam in de strafzaak met parketnummer 13/670502-11. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.J.S. Preenen, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. de Schutter. De verdachte was niet fysiek aanwezig, maar had een schriftelijke verklaring ingediend waarin hij afstand deed van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn. De oudste rechter leidde het onderzoek en maakte melding van de beslissing van de rechtbank om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit besluit was reeds telefonisch aan de partijen meegedeeld, en de rechtbank besloot het onderzoek ter terechtzitting niet te sluiten. De verdediging had eerder al een conceptvraagstelling ingediend, en de oudste rechter stelde voor dat het Openbaar Ministerie hierop binnen twee weken schriftelijk zou reageren.
De rechtbank schorste het onderzoek voor onbepaalde tijd om de prejudiciële vragen te formuleren en verzocht het Hof van Justitie om de spoedprocedure toe te passen. De oudste rechter gaf aan dat de verdachte opnieuw zou worden opgeroepen op een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving aan de raadsvrouw. De zitting werd geleid door voorzitter mr. J. Knol, bijgestaan door mrs. M.A.H. van Dalen-van Bekkum en M. Vaandrager als rechters, en mr. J.E. van Bruggen als griffier. De rechtbank hervatte het onderzoek in de stand waarin het zich bevond op het moment van schorsing op 28 juli 2011. De zaak werd gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met andere zaken die vergelijkbare juridische vraagstukken betroffen.