ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8398

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
29 augustus 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
13/670502-11
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Prejudiciële vragen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie in strafzaak

Op 29 augustus 2011 vond er een openbare terechtzitting plaats bij de Rechtbank Amsterdam in de strafzaak met parketnummer 13/670502-11. Het Openbaar Ministerie werd vertegenwoordigd door mr. S.J.S. Preenen, terwijl de verdachte werd bijgestaan door zijn raadsvrouw, mr. S. de Schutter. De verdachte was niet fysiek aanwezig, maar had een schriftelijke verklaring ingediend waarin hij afstand deed van zijn recht om ter terechtzitting aanwezig te zijn. De oudste rechter leidde het onderzoek en maakte melding van de beslissing van de rechtbank om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. Dit besluit was reeds telefonisch aan de partijen meegedeeld, en de rechtbank besloot het onderzoek ter terechtzitting niet te sluiten. De verdediging had eerder al een conceptvraagstelling ingediend, en de oudste rechter stelde voor dat het Openbaar Ministerie hierop binnen twee weken schriftelijk zou reageren.

De rechtbank schorste het onderzoek voor onbepaalde tijd om de prejudiciële vragen te formuleren en verzocht het Hof van Justitie om de spoedprocedure toe te passen. De oudste rechter gaf aan dat de verdachte opnieuw zou worden opgeroepen op een nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving aan de raadsvrouw. De zitting werd geleid door voorzitter mr. J. Knol, bijgestaan door mrs. M.A.H. van Dalen-van Bekkum en M. Vaandrager als rechters, en mr. J.E. van Bruggen als griffier. De rechtbank hervatte het onderzoek in de stand waarin het zich bevond op het moment van schorsing op 28 juli 2011. De zaak werd gelijktijdig, maar niet gevoegd, behandeld met andere zaken die vergelijkbare juridische vraagstukken betroffen.

Uitspraak

RECHTBANK AMSTERDAM
Parketnummer: 13/670502-11
PROCES-VERBAAL
TERECHTZITTING
Proces-verbaal van de in het openbaar gehouden terechtzitting van bovengenoemde rechtbank, meervoudige strafkamer, op 29 augustus 2011.
Tegenwoordig:
mr. J. Knol, voorzitter,
mrs. M.A.H. van Dalen-van Bekkum en M. Vaandrager, rechters
en mr. J.E. van Bruggen, griffier.
Het Openbaar Ministerie wordt vertegenwoordigd door mr. S.J.S. Preenen, officier van justitie.
De voorzitter doet de zaak tegen na te noemen verdachte uitroepen.
De voorzitter belast de oudste rechter met de leiding van het onderzoek.
De verdachte, opgeroepen als:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Sierra Leone) op [1984],
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
gedetineerd uit anderen hoofde in het Huis van Bewaring “De Weg” te Amsterdam.
is niet verschenen.
Ter terechtzitting is aanwezig mr. S. de Schutter, advocaat te Amsterdam, die verklaart raadsvrouw van verdachte te zijn.
De oudste rechter maakt melding van een schriftelijke verklaring d.d. 29 augustus 2011 van verdachte, waarin verdachte afstand doet van het recht ter terechtzitting aanwezig te zijn. Deze verklaring is in het dossier gevoegd.
De raadsvrouw verklaart dat verdachte haar uitdrukkelijk heeft gemachtigd hem ter terechtzitting te verdedigen.
Nadat de rechtbank daarmee heeft ingestemd, deelt de oudste rechter mee dat de behandeling van de zaak als een procedure op tegenspraak zal gelden.
De rechtbank hervat het onderzoek in de stand waarin het zich bevond op het tijdstip van de schorsing ter terechtzitting van 28 juli 2011.
De zaak wordt, met instemming van de officier van justitie en de raadsvrouw gelijktijdig, doch niet gevoegd, behandeld met de zaken van [medeverdachte 1] (parketnummer: 13/650931-11) en [medeverdachte 2] (13/664146-11) wegens de gelijkluidende juridische vraagstukken ten aanzien van de ten laste gelegde overtreding van artikel 197 van het Wetboek van Strafrecht.
De oudste rechter deelt mee dat de rechtbank in raadkamer de beslissing heeft genomen om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie, zoals inmiddels telefonisch aan partijen is meegedeeld. Hierdoor zal het onderzoek ter terechtzitting vandaag niet gesloten worden. De verdediging heeft op de vorige terechtzitting al een conceptvraagstelling overgelegd. De oudste rechter stelt voor dat het Openbaar Ministerie hierop binnen een termijn van twee weken na heden schriftelijk reageert en daarbij ook eventuele eigen conceptvragen vermeldt.
De officier van justitie verklaart, zakelijk weergegeven:
Ik zou graag van deze gelegenheid gebruik maken.
De oudste rechter deelt mee dat de rechtbank na ontvangst van de schriftelijke reactie van de officier van justitie tot een conceptvraagstelling zal komen die vervolgens aan de verdediging en de officier van justitie verstuurd zal worden. Partijen hebben dan twee weken de tijd om hierop commentaar te leveren. Vervolgens zal een definitieve vraagstelling aan het Hof van Justitie van de Europese Unie verzonden worden. Er zal tussentijds geen zittingsmoment meer worden ingelast.
De oudste rechter deelt als beslissing van de rechtbank mee:
? dat het onderzoek wordt geschorst voor onbepaalde tijd, teneinde prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie. De rechtbank zal het Hof van Justitie van de Europese Unie verzoeken om de spoedprocedure toe te passen.
De oudste rechter beveelt de oproeping van verdachte tegen het nader te bepalen tijdstip, met tijdige kennisgeving daarvan aan de raadsvrouw van verdachte.
Waarvan is opgemaakt dit proces-verbaal, dat door de oudste rechter en de griffier is vastgesteld en ondertekend.