ECLI:NL:RBAMS:2011:BU8374

Rechtbank Amsterdam

Datum uitspraak
9 november 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
498660 - HA ZA 11-2433
Instantie
Rechtbank Amsterdam
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Incident met provisionele vordering in vastgoedfraudezaak tegen meerdere gedaagden

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Amsterdam, hebben de eiseressen, MAB Development Nederland B.V. en Rabo Vastgoedgroep Holding N.V., een provisionele vordering ingesteld tegen meerdere gedaagden in het kader van een vastgoedfraudezaak. De eiseressen stellen dat aan gedaagde sub 5, Rohide B.V., ten onrechte is betaald met gelden die zijn onttrokken aan het vermogen van het Bouwfonds. De rechtbank oordeelt dat er nader onderzoek nodig is naar de stellingen van de eiseressen, waardoor de gevorderde voorlopige voorziening niet kan worden toegewezen. De eiseressen vorderen in de hoofdzaak een hoofdelijke veroordeling van de gedaagden tot betaling van een aanzienlijk bedrag, dat voortvloeit uit de vastgoedfraude. De rechtbank heeft de zaak op de rol gezet voor een conclusie van antwoord op 21 december 2011. De beslissing in het incident is dat de vordering tot voorlopige voorziening wordt afgewezen, omdat de vordering niet voldoende vaststaat. De rechtbank houdt de beslissing over de kosten van het incident aan tot de hoofdzaak is beslist. Dit vonnis is uitgesproken door mr. N.A.J. Purcell op 9 november 2011.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK AMSTERDAM
Sector civiel recht
zaaknummer / rolnummer: 498660 / HA ZA 11-2433
Vonnis van 9 november 2011
in de zaak van
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
MAB DEVELOPMENT NEDERLAND B.V.,
gevestigd te 's-Gravenhage,
2. de naamloze vennootschap
RABO VASTGOEDGROEP HOLDING N.V.,
gevestigd te Hoevelaken,
eiseressen in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
advocaat mr. S.J.H.M. Berendsen te Amsterdam,
tegen
1. [GEDAAGDE SUB 1],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verweerder in het incident,
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
PROPERTY EXCELLENCE B.V.,
gevestigd te Amsterdam,
gedaagde,
verweerster in het incident,
3. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
DINO VICTOR B.V.,
gevestigd te Buitenkaag,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. C.B. de Jong te Amsterdam,
4. [GEDAAGDE SUB 4],
wonende te [woonplaats],
gedaagde,
verweerster in het incident,
5. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ROHIDE B.V.,
gevestigd te Haarlemmermeer,
gedaagde,
verweerster in het incident,
advocaat mr. A. Das Gupta te Amsterdam.
Eiseressen zullen hierna (in enkelvoud) Rabo Vastgoed worden genoemd. Gedaagden zullen respectievelijk [gedaagde sub 1], Property Excellence, Dino Victor, [gedaagde sub 4] en Rohide worden genoemd. Gedaagden 1 tot en met 3 gezamenlijk zullen worden aangeduid met [gedaagde 1 c.s.], gedaagden 4 en 5 gezamenlijk met [gedaagde 4 c.s.].
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding van 27 juli 2011 tevens houdende de incidentele vordering tot het treffen van een voorlopige voorziening, met producties,
- de incidentele conclusie van antwoord met producties aan de zijde van [gedaagde 1 c.s.],
- de incidentele conclusie van antwoord met productie aan de zijde van [gedaagde 4 c.s.].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. Het geschil in de hoofdzaak en in het incident
2.1. Rabo Vastgoed vordert in de hoofdzaak - samengevat - primair hoofdelijke veroordeling van gedaagden tot betaling van € 62.465.029,00, en subsidiair:
(i) veroordeling van [gedaagde sub 1] tot betaling van dat bedrag;
(ii) Property Excellence en [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 1.600.000,00
(iii) Dino Victor en [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 668.557,00
(iv) [gedaagde 4 c.s.] en [gedaagde sub 1] hoofdelijk te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 848.836,00,
al deze bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente, alsmede enkele verklaringen voor recht en veroordeling van gedaagden in de kosten.
2.2. In het incident vordert Rabo Vastgoed dat de rechter een voorlopige voorziening zal treffen voor de duur van het geding, namelijk gedaagden hoofdelijk dan wel ieder voor zich te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 800.000,00 als voorschot op de in de hoofdzaak toe te wijzen schadevergoeding.
2.3. Rabo Vastgoed is de rechtsopvolgster van Bouwfonds Vastgoedontwikkeling B.V. (verder Bouwfonds)). Zij betoogt dat in het project Solaris veelvuldig en voor hoge bedragen fraude is gepleegd ten nadele van Bouwfonds (onderdeel van de Bouwfonds vastgoedfraude). Via een tussenpersoon is door Bouwfonds aan [X] Vastgoed B.V. (verder: [X]) en [Y] Vastgoed Ontwikkeling Nederland B.V. (verder: [Y]) te veel betaald voor de door hen uitgevoerde werkzaamheden in dit project. Een deel van dit te veel betaalde is doorbetaald aan onder anderen [gedaagde sub 1], die ten tijde van die betalingen (commercieel) directeur van Bouwfonds was. Om de geldstroom ‘Bouwfonds - tussenpersoon - [Y]/[X] - [gedaagde sub 1]’ te verhullen heeft Rohide, de vennootschap van [gedaagde sub 4], de echtgenote van [gedaagde sub 1], een aantal facturen aan [X] en [Y] opgestuurd, terwijl daarvoor geen werkzaamheden zijn verricht. Het gaat om facturen voor een bedrag van € 449.158,00 en facturen voor een bedrag van € 68.067,00. Voor de betaling van € 68.067,00 geldt dat de gedaagden hebben gesteld dat daarvoor een rapport is opgemaakt, maar uit onderzoek van de FIOD blijkt dat dit rapport pas vijf jaar na dato, naar aanleiding van haar onderzoek, is opgesteld en dat dit rapport een bewerking van de afstudeerscriptie van [gedaagde sub 1] is. [gedaagde sub 4] en [gedaagde sub 1], die Rohide controleerden, wisten, althans behoorden te weten, dat de aan Rohide uitgekeerde gelden uit die vastgoedfraude afkomstig waren, aldus steeds Rabo Vastgoed. De door Rabo Vastgoed geleden schade, te weten de som van beide bedragen, beloopt thans, met wettelijke rente, bijna € 1.000.000,00, terwijl een voorschot van € 800.000,00 wordt gevorderd.
2.4. [Gedaagde 4 c.s.] verweert zich tegen de vordering in het incident en betoogt dat aan de voorwarden voor toewijzing van een dergelijke vordering niet is voldaan. Inhoudelijk voert zij - kort gezegd - aan dat zij tot de strafzaak over de vastgoedfraude onbekend was met het project Solaris. Rohide is betaald door [X] en [Y], en niet door Bouwfonds. Het staat ook niet vast dat de aan Rohide betaalde bedragen afkomstig zijn van Bouwfonds. Rabo Vastgoed heeft gesteld dat [Y] in december 2000 zou zijn betaald in het project Solaris, en vervolgens dat Rohide al in juli 2000 is betaald door [Y]. Daarnaast heeft Rohide daadwerkelijk werkzaamheden verricht in opdracht van [X] en [Y], aldus steeds [gedaagde 4 c.s.].
2.5. [Gedaagde 1 c.s.] voert ook verweer.
3. De beoordeling in het incident
3.1. De vordering in het incident wordt aldus begrepen dat Rabo Vastgoed een voorschot wenst op de (in de hoofdzaak) subsidiair ingestelde vordering tot hoofdelijk veroordeling van [gedaagde sub 1] en [gedaagde 4 c.s.] om € 848.836,00, te vermeerderen met wettelijke rente, te betalen aan Rabo Vastgoed (zie subsidiair (iv) onder 2.1). Uit dit alles volgt dat de incidentele vordering tot hoofdelijke veroordeling van gedaagden in ieder geval niet kan worden toegewezen jegens Property Excellence en Dino Victor. Gesteld noch gebleken is wat de rechtsverhouding tussen deze twee rechtspersonen en Rohide is.
3.2. Rabo Vastgoed heeft voldoende processueel belang bij de incidentele vordering jegens [gedaagde sub 1] en [gedaagde 4 c.s.]. De gevraagde voorlopige voorziening hangt samen met de vordering jegens hen in de hoofdzaak en is gericht op een voorziening die voor de duur van de aanhangige bodemprocedure kan worden gegeven. Derhalve moet worden beoordeeld of een afweging van de materiële belangen van deze partijen de gevorderde ordemaatregel rechtvaardigt. Bij een voorziening in de vorm van betaling van een geldsom is dat in beginsel alleen het geval indien de vordering tot het beloop van het gevorderde voorschot reeds voldoende vaststaat dan wel op eenvoudige wijze kan worden vastgesteld.
3.3. Gelet op het verweer van [gedaagde 4 c.s.] is daarvan geen sprake voor wat betreft het in dit incident gevorderde voorschot. Weliswaar valt op dat [gedaagde 4 c.s.] haar verweer dat zij daadwerkelijk werkzaamheden heeft verricht voor de ontvangen bedragen niet onderbouwt, terwijl Rabo Vastgoed (in elk geval gedeeltelijk) gemotiveerd en onderbouwd heeft betoogd dat dit niet het geval is, maar daarmee kan nog niet zonder meer worden vastgesteld dat [X] en [Y] onverschuldigd hebben betaald aan Rohide met het oogmerk om - en kennelijk op verzoek van [gedaagde sub 1] - geldstromen uit de vastgoedfraude bij Bouwfonds te verhullen. Een nader onderzoek naar deze vraag kan niet in het kader van dit incident plaatsvinden. Daarom kan thans niet worden geoordeeld dat de vordering tot betaling van een geldbedrag waarop een voorschot wordt gevraagd nu al voldoende vaststaat, zodat de door Rabo Vastgoed gevorderde voorlopige voorziening niet toewijsbaar is.
3.4. De rechtbank zal de beslissing omtrent de kosten van het incident aanhouden, totdat in de hoofdzaak zal worden beslist.
4. De beslissing
De rechtbank
in het incident
4.1. wijst het gevorderde af,
4.2. houdt de beslissing omtrent de kosten van het incident aan,
in de hoofdzaak
4.3. bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 21 december 2011 voor conclusie van antwoord.
Dit vonnis is gewezen door mr. N.A.J. Purcell en in het openbaar uitgesproken op 9 november 2011.